Vlak vóór de eeuwwisseling werd door de toenmalige Minister van Verkeer en Waterstaat, Netelenbos, een collega en mij gevraagdof wij als psychologen manieren konden verzinnen om Nederland uit de auto te krijgen. Ons antwoord aan de minister op basis van onze studie over de psychologie van de auto was kort: vergeethet maar. Je krijgt Nederland de auto niet uit. Autobezit enautogebruik zullen de komende decennia alleen maar toenemenen politiek en beleid zullen voortdurend achter de feitenaanhollen. Waarom wij dat zo stellig durfden te beweren? Omdatvan alle technische verschijnselen die de mensheid tot op hedenheeft geproduceerd, de auto psychologisch gezien veruit de slimste en aantrekkelijkste is. Geen andere technische vinding die daar ook maar in de buurt komt, met een lichte uitzondering, ooit,voor de mobiele telefoon. De auto is zo’n knappe enonverslaanbare techniek omdat het meerdere essentielepsychologische behoeften tegelijkertijd bevredigt. Zoalsmachtsbehoefte. Rijdend in een auto voelen we ons niet alleenmachtiger, maar zijn we ook daadwerkelijk machtiger. Of territorium-behoefte. Met de auto kunnen we, bijna naar willekeur,in de openbare ruimte voor kortere of langere tijd plaats innemenzoals we dat op geen enkel andere manier kunnen. Ofbeschermingsbehoefte. De auto beschermt ons tegen wind, regen, kou, pijn en ander ongemak. Of behoefte aan persoonlijkeintimiteit en contact. De auto is een intieme ruimte waar we vaakdichter op en met anderen zitten dan waar dan ook elders. Uitzondering is misschien onze huis- of slaapkamer. Maar het is niet overdreven te stellen dat de auto niet zelden fungeert als eenuitbreiding van onze huis- of slaapkamer. Of, voorts, onzebehoefte aan bewegingsvrijheid. Er is geen technische vinding endie is er ook nooit eerder geweest, waarmee we geheelzelfstandig onze bewegingsvrijheid naar willekeur en wens zo kunnen vergroten als met de auto. Het vliegtuig waarin we stappen is vrijwel altijd van een ander. Hetzelfde geldt voor treinof bus. Het is ook altijd een ander die daar aan de knoppen zit ende dienstregeling bepaalt. We zijn nergens zo zelfsturend, zo autonoom als in of met onze auto. Geen wonder dat we ons aaneen techniek die zoveel essentiele psychologische behoeftenweet te bevredigen ook emotioneel hechten. Veel mensenhouden van hun auto, koesteren ‘m, verzorgen ‘m, praten ertegen, verfraaien ‘m, voeren er make-up beurten op uit(glanspoetsen, chroomverzorging), strelen ‘m daarna en staan ervervolgens verliefd naar te kijken. Geen wonder ook, tenslotte, dat de auto een favoriet gespreksthema en sociaal bindmiddel isgeworden. Rondom auto’s van een bepaald type of leeftijd zijnhele gemeenschappen gevormd . Zoals de 2CV-club, de Keverclub, de Cabriofun club, de Corvette Fame club. Nederland kent op dit moment minstens 150 van zulke clubs, met in totaalvele duizenden leden. De conclusie? De auto, die blikkenbaarmoeder, is dé onverslaanbare afgod van deze tijd. Helemaalin combinatie met die andere onontkoombare mobiele eenheid, de smartphone.