Eerst breed dan diep

René Diekstra
shutterstock_149406659

Is het wijs jongeren al op 17-18 jarige leeftijd keuzes te laten maken, zoals voor een studie psychologie, geneeskunde of maatschappelijk werk? Wij hebben het hoger onderwijs, universiteit en hogeschool, veelal op deze manier ingericht. Zeer tegen de zin van mijn collega-psycholoog Albert Bandura die ik in de voorbereiding op een eredoctoraat dat ik hem mocht uitreiken, ooit bezocht in zijn werkkamer aan de universiteit van Stanford, Californie. Bandura is de grondlegger van de sociale leertheorie, de theorie van hoe en waarom wij leren van voorbeelden en modellen in ons omgeving. Hij heeft ook het begrip zelfredzaamheid (‘self-efficacy’) gelanceerd evenals het onderzoek naar wat bepaalt of individuen en groepen meer of minder zelfredzaam zijn. Hij is verder vermaard vanwege  zijn onderzoek naar de oorzaken en gevolgen van morele onverschilligheid. Zowel in zijn eigen vakgebied als in andere wetenschappen – sociologie, criminologie en pedagogiek – is hij de meest geciteerde psycholoog van deze tijd. Heel treffend hing aan de wand van zijn kamer toen ik daar was de volgende spreuk: “When God created man, he did not think in terms of academic disciplines” (Toen God de mens schiep, dacht hij niet in termen van de wetenschappen zoals aan universiteiten bedreven). Bandura: “die spreuk herinnert me er voortdurend aan dat aan elk verschijnsel altijd meerdere aspecten te onderscheiden zijn. Dat is ook wat het woord ‘aspect’ in oorsprong betekent. Gevormd uit twee latijnse woorden die samengevoegd zoiets betekenen als ‘een manier van kijken’. Eén, niet dé. In mijn werk heb ik altijd getracht eerst de verschillende aspecten of manieren van kijken naar een verschijnsel te inventariseren en pas daarna een bepaald aspect of combinatie van aspecten uit te kiezen voor diepgaander onderzoek. Eerst de breedte, dan pas de diepte, het specialisme, in. Neem scheiding. Psychologisch gezien vooral een kwestie van afnemende kwaliteit en exclusiviteit in de relatie tussen twee mensen. Maar economisch gezien mogelijk vooral een kwestie  van toegenomen financiele zelfredzaamheid van twee mensen: ‘ik heb je minder nodig, dus laat ik je eerder los’. Ook voor onderwijs zou moeten gelden: eerst breed en dan pas de mogelijkheid voor verdieping, specialisme, aanbieden. Want het blijkt vooral de breedte waar we het van moeten hebben om in de diepte, in specialismen, voor grote doorbraken, innovaties, te zorgen’. Daarop schoof Bandura me een onderzoekspublicatie toe waarin over de periode 1901-2005 absolute topwetenschappers die wel en niet een Nobelprijs hadden gekregen met elkaar zijn vergeleken wat betreft hun ‘breedte’. De Nobelisten blijken veel vaker intensief een artistieke hobby te beoefenen, zoals musiceren, tekenen, beeldhouwen, dichten, romans schrijven, dan de niet-Nobelisten. Blijkbaar helpt artisticiteit om op andere, bizondere manieren naar eenzelfde verschijnsel te kijken. Want een soortgelijk verschil is ook gevonden onder ‘gewone’ mensen. Beginnende ondernemers die een patent op hun naam weten te krijgen, hebben veel vaker artistieke hobbies dan degenen die dat niet lukt. De conclusie? Financieer alleen nog middelbare en hogere onderwijsopleidingen met een beduidend breed en artistiek programma