De afgelopen dagen is door de media massaal bericht dat de Wereld Gezondheids Organisatie (WHO) burn-out officieel heeft erkend als ziekte, als medische aandoening kortom. Dat bericht is onjuist. Wat de WHO afgelopen woensdag heeft laten weten is dat ze in de 11de herziening van de Internationale Classificatie van Ziektes (ICD-11), die over enige tijd officieel wordt, burn-out op een wat andere manier heeft omschreven als in de huidige versie (ICD-10). En wel als een (uitsluitend) werkgerelateerd verschijnsel dat van invloed is of kan zijn op de gezondheidstoestand van mensen of hun contact met de gezondheidszorg. Het is het gevolg van chronische stress op de werkplek die niet goed gemanaged is/wordt en gekenmerkt wordt door a) langdurige vermoeidheid, verlies van energie en gevoelens van uitputting; b) toenemende gevoelens van vervreemding, negativisme of cynisme ten aanzien van het werk; en c) verminderde productiviteit en slagvaardigheid. Kortom, burn-out is geen ziekte maar een reactiepatroon. Wat niet uitsluit dat het een risico op ziekte(n) kan vormen. Na afloop van een college waarin ik dit uitlegde, kwam een student naar mij toe en vroeg “Hebt ú wel eens een burn-out gehad?” “Ik heb de indruk dat u heel veel werkt” vervolgde ze, “en dus best risico op burn-out loopt”. Ik heb haar naar waarheid geantwoord dat ik ooit een keer op de rand van een burn-out heb gezeten maar er net op tijd aan ontsnapt ben. Ik was toen zelf in dienst van de WHO en werkte me een slag in de rondte, met name in vluchtelingenkampen en oorlogsgebieden. Een oudere en wijzere collega die zag dat ik me langzamerhand aan het uitputten was en steeds cynischer werd over het nut van ons werk daar, ontfermde zich over mij en leerde me mijn aandacht en energie beter te verdelen over de vijf centrale levensgebieden: relaties, werk, gezondheid, vrijetijd en spiritualiteit. Weliswaar niet altijd in gelijke porties maar nooit een daarvan lange(re) tijd verwaarlozend. Het opmerkelijke effect daarvan was dat ik na enige tijd het gevoel had niet alleen de controle over inhoud en tempo van mijn werk terug te krijgen maar er ook weer van te gaan houden. Maar hij leerde me nog iets anders, cruciaal voor iemand met zo’n sterke neiging tot ‘het is nooit goed genoeg’ en ‘altijd van het ergste uit gaan’ als ik heb. En dat was om dagelijks ook mijn zegeningen te tellen. Dat doe ik nog altijd met enige regelmaat, onder andere door voordat ik ga slapen, te denken aan drie goede dingen die er die dag gebeurd zijn en of ik daar een rol in had of niet. Vaak schrijf ik ze ook op en lees ze om de zoveel tijd terug. Een methode die, zo blijkt inmiddels uit onderzoek, cynisme en depressiviteit vermindert of voorkomt. Anders gezegd, voorkómen van burn-out is vooral een kwestie van leefwijze. Of van wijzer leven zo je wilt. Feedback van anderen serieus nemen hoort daar zeker bij. Het is er zelfs voorwaarde voor.