Rondom het meer van Bled, Slovenie, waar ik jaarlijks vakantiehoud, loopt een pad, zo’n 7 kilometer lang. Mijn dagelijkswandeling. Dit jaar viel me opeens op dat ik tijdens die wandelingvrijwel nooit meer door passanten wordt gevraagd om een fotovan hen te maken. Ik vond dat altijd wel leuk, alleen al vanwegehet verlegen gegiechel van de ‘slachtoffers’. Soms leidde het ooktot gesprekken. Ik heb er zelfs een tweetal langdurige contactenaan over gehouden. Maar ze hebben me niet meer nodig, de passanten. Ze doen het nu vrijwel altijd zelf met hun selfiesticks. De techniek heeft menselijk contact overbodig gemaakt. Op eenvan mijn nu ‘eenzamere’ wandelingen, bedacht ik dat de techniekdat op allerlei terreinen aan het doen is. Bankzaken doen we tegenwoordig voornamelijk nog via internet. Er komt geen mensmeer aan te pas. Hetzelfde geldt steeds vaker voor aankopen, varierend van reizen via kleding, apparaten en levensmiddelen tot het verzenden van wenskaarten. Maar de technische vooruitganggrijpt nog dieper in. Technieken die ooit gebruikt werden om gemeenschappelijkheid van beleving en gedrag te scheppen, zoals bijvoorbeeld wat tijd betreft het luiden van de kerk- of stadsklok, zijn vervangen door technieken die gemeenschappelijkheid overbodig maken. Tegenwoordig heeftiedereen minstens één horloge en smartphone en zijn we van kerk noch ander afhankelijk voor hoe laat het is. Of, andervoorbeeld, in mijn buurt staan er niet langer meerdere postbussenmaar slechts één, omdat iedereen wel een persoonlijke(e)mailbox heeft . Of, nog ander voorbeeld, in of vóór onze huizenstaat er niet één radio, televisie, telefoon, computer of auto, maar heeft vaak iedere bewoner nu ‘personal’ één of meer. De toenemende persoonlijke beschikbaarheid van technieken heefteen enorm effect op ons denken en wereldbeeld. Hoe meertechnieken voor ons persoonlijk beschikbaar zijn, hoe minder we met andere personen te maken hebben. Dus ook hoe minder we anderen nodig hebben of denken te hebben. En hoe vaker engemakkelijker we ons permitteren met hen te breken. Zowel in relaties, denk aan het hoge percentage (40-45%) scheidingen, alsin levensopvatting. Zoals een theoloog mij onlangs zei: “Lange tijdhadden grote groepen mensen een gemeenschappelijk geloof, of dat nu katholiek, protestant, boedhistisch of hindoeistisch was. Tegenwoordig hebben steeds meer mensen hun eigen geloof”. Deze relationele en ideologische ontbinding doet zich ook op politiek terrein voor. Tegenstellingen in en tussen groepen enlanden worden steeds scherper uitgespeeld en internationaleverbanden steeds instabieler. Getuige de America First politiek enhet opzeggen van handels- en politieke verdragen door president Trump. Getuige ook de Brexit. Niet alleen staat daarbij 52% van de Britse bevolking mordicus tegenover die andere 48%, maar door de Brexit zal de Europese Unie absoluut verder afbrokkelen.Overigens, het alsmaar uitdijende aantal fracties in ons parlementwijst ook op voorschrijdende fragmentatie hier. Kortom, voor wat ons bindt, voor gemeenschappelijkheid, moeten we het blijkbaarniet hebben van onze veelgeprezen technische ‘vooruitgang’. Van wat dan wel? Ik kom er nog op terug.