Angst voor de klas

René Diekstra
shutterstock_149406659

Een student viel me tijdens een cursus psychologie vooral op door het feit dat ze veelal oogcontact vermeed, niet deelnam aan discussies in de groep, geen vragen stelde en ook weinig of geen uitwisseling met de andere studenten leek te hebben. Het leek er ook op dat ze weinig of geen betrokkenheid of interesse ervoer in de inhoud van de cursus. Dat riep een zekere ergernis bij mij op want het is een keuzevak. Niemand had haar tot deelname gedwongen. Omdat actieve betrokkenheid in de colleges voor mij één van de beoordelingscriteria is, vroeg ik haar na afloop van een college of ik haar even kon spreken. Ze schrok duidelijk van het verzoek, alsof het een aankondiging van onheil was. Ik legde haar uit dat ik graag van haar wilde weten hoe ze de cursus ervoer, of ze er voor haar gevoel op haar plaats was en dat ik graag ook haar stem wat vaker zou willen horen. Haar antwoord was dat ze de cursus interessant vond, wel degelijk betrokken was maar dat ze nu eenmaal liever luisterde dan sprak. Ik zei haar dat ik graag zou zien dat ze voortaan wat vaker aan de gesprekken in de groep zou deelnemen en haar mening of inzicht zou geven. Dat ik daar in ieder geval benieuwd naar was en waarschijnlijk de anderen ook. In het volgende college deed ze daartoe één keer een poging, maar klapte meteen weer dicht toen een medestudent haar interrupeerde. Onderdeel van datzelfde college was het door de studenten invullen van een angst-zelfdiagnosevragenlijst. Na afloop bleef ze even staan alsof ze me iets wilde zeggen. Maar liep vervolgens toch door. Die avond stuurde ik haar een email met daarin mijn vermoeden. Die werd onmiddellijk beantwoord. Ze wilde graag een gesprek naar aanleiding van de vragenlijst. Daaruit bleek dat ze aan een ernstige sociale angststoornis lijdt. Ze vermijdt allerlei sociale situaties en uitwisselingen zoveel mogelijk, uit angst iets doms of stoms te doen, in verlegenheid te raken of negatief door anderen te worden beoordeeld. Die angst heeft ze al jaren en hindert haar zeer. Ze schaamt zich ook heel erg voor die angst, praat er daarom niet met anderen over, zelfs niet met haar ‘beste’ vriendin en heeft er tot nu toe, begrijpelijkerwijze, ook geen hulp voor gezocht.  Stel ik had het bovenstaande niet geweten, dan zou ik mogelijk – mijn taak is ook studenten eindcijfers te geven voor de verschillende opdrachten en actieve deelname aan de cursus – haar minder gunstig of negatiever hebben beoordeeld dan fair of ‘terecht’ is. Hoe vaak zal dit ‘onrecht’ voorkomen? Ik vrees vaak. Sociale angststoornis komt bij circa 8-10% van de jeugdigen en jong-volwassenen voor, maar slechts een minderheid krijgt de wel beschikbare effectieve behandeling daarvoor. Terwijl aangetoond is dat de stoornis hun schoolprestaties en functioneren (zeer) nadelig kan beinvloeden, daarmee hun talenten en mogelijkheden onderontwikkeld laten en zo hun zelfbeeld (verder) ondermijnen.(Zij krijgt inmiddels behandeling en het ‘werkt’)