Afgelopen donderdag gaf ik in de Hogeschool Inholland in Haarlem een college over de Zin en Preventie van Zelfdoding. In de zaal een kwa leeftijd en sexe zeer gemengde groep van zo’n 120 deelnemers, overwegend werkzaam in de zorg. Op mijn vraag wie van hen ooit een zelfdoding in eigen kring – familie, vrienden, kennissen, collega’s, clienten/patienten – had meegemaakt, stak ruim tweederde een hand op. Toen ik na afloop met mijn vrouw terug naar huis reed, zei ze onder de indruk te zijn van het grote aantal aanwezigen dat op mijn vraag bevestigend geantwoord had. “Natuurlijk is deze groep niet representatief, maar het roept wel de vraag op hoeveel mensen uberhaupt nabestaande zijn van een zelfdoding in hun familie of omgeving”. Die vraag heeft me zeer aan het denken gezet. Want met uitzondering van een, overigens beperkte, studie die ik zelf ooit uitvoerde, is mij geen onderzoek daarnaar bekend. Ook niet in andere landen. Goed beschouwd is dat een ernstige, zo niet verwijtbare leemte in onze kennis. Want laten we eens aannemen, zoals een aantal auteurs op dit gebied doen, dat bij iedere zelfdoding er gemiddelde 5 nabestaanden zijn wier leven door de emotionele, sociale en praktische gevolgen daarvan ernstig en niet zelden voorgoed ontwricht raakt. Dat betekent, met circa 2000 zelfdodingen jaarlijk ons land, dat er ieder jaar opnieuw zo’n 10.000 mensen bijkomen die in de diepverdrietige en niet zelden gewoonweg niet te verwerken situatie van nabestaande belanden. Thuisgekomen ben ik meteen verder gaan rekenen. Ik kom uit op circa 1.000.000 Nederlanders die op dit moment op de een of andere manier worstelen met de gevolgen van zelfdoding, die ergens in de afgelopen halve eeuw in eigen kring plaatsvond. En, afgaande op de zelfdodingstatistieken die de Wereld Gezondheids Organisatie (WHO) bijhoudt, zijn dat er wereldwijd circa 300.000.000. Honderden miljoenen mensen waarvan een groot deel worstelt met die knellende zich alsmaar herhalende vragen als: Waarom? Waarom moest het zo aflopen? Waarom heb ik het niet tijdig zien aankomen? Waarom heb ik het niet kunnen voorkomen? Waarom heeft mijn kind/mijn partner ons niet kunnen/willen zeggen hoe erg zij/hij er aan toe was? Als een van je dierbaren, kind of volwassene, door een ander wordt gedood, dan heb je er recht op dat wordt uitgezocht hoe dat heeft kunnen gebeuren en of het te voorkomen was geweest. Daarvoor hebben we een overheid, politie en justitie. Maar als een dierbare zichzelf doodt, dan is er geen enkele instantie die tot taak heeft uit te zoeken hoe dat heeft kunnen gebeuren en of dat te voorkomen was geweest. Met als gevolg dat de Waarom vragen maar blijven komen en kwellen en dat we als samenleving er niets van leren. De conclusie? Er moet een wettelijk recht komen voor directe nabestaanden van zelfdoding op psychologische autopsie, op onderzoek naar de toedracht en op antwoorden op die knellende Waarom-vragen? Helemaal als we bedenken dat nabestaanden zelf een verhoogde kwetsbaarheid voor zelfdoding hebben. De pijn van teveel onbeantwoorde vragen.