Reanimatie burgerplicht?

René Diekstra
martin-splitt-8ByBvAXwFEc-unsplash

Afgelopen week heb ik een voornemen uitgevoerd waar ik al tijden, jaren zelfs, mee rond liep maar altijd wel weer een excuus voor vond om het uit te stellen. Dat zat me dikwijls weliswaar niet lekker, ik voelde me er zelfs meer of minder schuldig over, maar de belofte aan mezelf dat ik het ooit wel zou doen, was voldoende dat gevoel vooralsnog het zwijgen op te leggen. Totdat er onlangs iets gebeurde dat nog langer vooruitschuiven voor mijn gevoel onaanvaardbaar maakte. Dat iets vond plaats tijdens de EK-wedstrijd Denemarken-Finland op 12 juni. Christian Eriksen, de Deense sterspeler, kreeg kort vóór rust een hartstilstand en viel voor dood op het veld neer.  Het was dankzij snelle reanimatie, binnen een minuut of 6 – als dat minuten langer duurt dan is het doorgaans voorgoed te laat – dat hij werd gered en naar alle waarschijnlijkheid zijn gewone leven op den duur weer kan oppakken. Die nacht ben ik een paar keer wakker geworden. Alsof een stemmetje in mijn onderbewuste me aanspoorde om steeds te controleren of mijn vrouw nog wel ademde. Gelukkig lag  ze gewoon vredig te slapen. Maar wat als dat niet zo was geweest? Had ik dan geweten wat te doen?  Behalve 112 bellen maar met het levensgrote risico dat de ambulance te laat zou komen en reanimatie opstarten geen zin meer zou hebben? Het gevolg was dat ik na een lastige nacht vroeger dan gebruikelijk wakker werd en uit bed stapte met een ongemakkelijk gevoel van te kort schieten, of eigenlijk nog preciezer gezegd, van schaamte. De kennis van wat je moet doen bij een hartstilstand is er. De vaardigheden die je moet hebben voor reanimeren zijn eenvoudig te leren. Beseffen dat je met die kennis en vaardigheden het verschil kan maken tussen leven en dood van mensen uit je directe omgeving maar je die kennis en vaardigheden nog altijd niet eigen maken, terecht dan je dan, zo zei ik tegen mezelf, terwijl ik naar mijn nog slapende vrouw keek, een gevoel van schaamte ervaart. Nog diezelfde ochtend heb ik me aangemeld voor de basiscursus reanimatie bij de Hartstichting. De eerst beschikbare datum daarvoor was 20 juli. Mijn verjaardag. Ik heb dat maar opgevat als een aanwijzing, van wie of wat dan ook, dat ik niet aan een volgend levensjaar kon beginnen zonder dat ik geleerd had te reanimeren. Natuurlijk zijn er vragen uit mijn directe omgeving gekomen, in de trant van ‘waarom op je verjaardag?’ Mijn antwoord was steevast alleen maar ‘Nou, daarom’ in de zin van ‘dat moet ik niet eens uit hoeven leggen’. En ik heb suggesties om iets aan mijn verjaardag te doen naar een dag eerder of later verschoven. Voor de alle duidelijkheid, verjaardag of niet, wat ik gedaan is niet bizonders. Wel iets bizonder belangrijks. Een bizonder belangrijke burgerplicht. Van ieder van ons jegens elkaar. En ik geef toe dat ook ik dat zelf wel eens wat eerder had kunnen (of is het moeten?) bedenken.

(zie https://www.hartstichting.nl/reanimatie)

 

 

Photo by Martin Splitt on Unsplash