Slaap, gedachte, slaap

door René Diekstra
peter-oslanec-Mu6RjGUzrQA-unsplash

Het is een veel voorkomende klacht, vooral in spannende tijden, zoals deze covid-tijd. S’morgens veel te vroeg wakker worden en niet meteen weer in kunnen slapen maar bestormd worden door allerlei spontaan opvloepende negatieve gedachten, die niet zelden een gevoel van hulpeloosheid-hopeloosheid achterlaten. Eenmaal uit bed en afgeleid door je dagelijkse routines verdwijnen ze meestal wel naar de achtergrond. Maar die wetenschap voorkomt niet dat je de volgende ochtendvroeg opnieuw in zo’n negatieve denkbui terecht kunt komen. Als beginnend psychotherapeut en professor had ik daar veel last van en probeerde met verschilllende methoden ervan af te komen. Zonder veel succes. Ik vroeg collega’s ook niet om hulp, want schaamde me voor mijn klacht. Als psycholoog, vond ik, moet je toch zeker zelf voldoende controle over je denken en voelen hebben. Opmerkelijk genoeg is het ook niet een psycholoog geweest maar een filosoof, Blaise Pascal (1623-1662), die me de weg daaruit wees middels zijn boek Pensées (Gedachten) waarin de volgende uitspraak: ‘Ik heb ontdekt dat al het ongelukkig zijn van mensen voortkomt uit één enkel feit: dat zij niet stil en alleen  kunnen zitten in hun eigen kamer. Ze zoeken in of buitenshuis voortdurend naar afleiding want overgeleverd aan enkel hun gedachten, gaan ze zich na enige tijd ellendig voelen, want uiteindelijk zijn we nu eenmaal feilbare, fragiele, sterfelijke, wezens’. Anders gezegd, hebben we een tijdlang geen afleiding, zoals tijdens nachtelijke wakkerperiodes, dan grijpt ons denken zijn kans tot spontane ontlading en bestormt ons met vooral verontrustende gedachten’. Wetenschappelijk psychologisch onderzoek ondersteunt Pascal’s stelling. Aangetoond is dat de meeste van onze spontane gedachten negatief van inhoud zijn en zich centreren rond 3 thema’s.  (1) Gedachten waarin we ons zelf negatief vergelijken met anderen en waarvan de emotionele uitkomst een gevoel van minderwaardigheid, afgunst of jaloezie kan zijn. (2) Gedachten waarin gebrek aan contact of binding met en liefde van anderen het  thema is en waarvan de uitkomst een gevoel van te weinig waardering in ons leven en eenzaamheid kan zijn. En (3) gedachten waarin een gebrek aan controle over ons zelf, onze prestaties, relaties en situaties centraal staat. De uitkomst daarvan is een gevoel van machteloosheid. De conclusie hieruit is dat ons brein vooral een sociaal brein is. Wordt het niet afgeleid (door smartphone, televisie, sociale en andere media, dagelijkse beslommeringen), dan houdt het zich bijvoorkeur bezig met “making sense of others and ourselves” zoals Lieberman dat in zijn boek The Social Brain zo treffend omschrijft. Met proberen ons zelf en anderen te begrijpen en te voorspellen en sociale pijn, pijn die te maken heeft met relaties, te verwerken. Daarvoor heeft ons brein regelmatig perioden nodig waarin het zich zonder afleidingen daaraan kan wijden. En krijgt het die perioden overdag niet, dan dwingt het die s’nachts wel af. Dat inzicht is voor mij de reden  om mijn gedachten overdag twee meditatieve, stille periodes van circa  20 minuten onafgeleid de vrije hand te geven. En inderdaad, sindsdien laten ze me s’nachts veel vaker met rust.

 

 

Photo by Peter Oslanec on Unsplash