Naarmate ik langer leef, vind ik het leven een steeds kostbaarder bezit en krijg ik steeds meer moeite met het gegeven dat het op een gegeven moment, of ik nu wil of niet, ophoudt. Als jongere speelde ik niet zelden met de gedachte aan de dood, verlangde er soms zelfs naar en deed af en toe dingen met ware doodsverachting die me best het leven hadden kunnen kosten. Dat verlangen en die neiging heb ik allang niet meer. Integendeel, mijn verlangen is zolang mogelijk te blijven leven en ik doe allerlei dingen om dat zo waarschijnlijk mogelijk te maken. Ik besef heel goed dat ik mijn levenslust in belangrijke mate dank aan het feit dat ik gezond ben (voor zover ik weet), relatief welvarend en omringd door mensen die van mij houden en ik van hen en dat ik bepaalde levensdoelen heb. Ik besef ook dat als ik op een of meer van die gebieden zware, onherroepelijke verliezen zou lijden, en dat is vroeger of later waarschijnlijk, mijn levenswil zou kunnen breken en plaatsmaken voor doodsverlangen. In een gesprek onlangs met een leeftijdsgenoot die zijn huidige levenssituatie op ongeveer dezelfde gelukkige manier ervaart als ik de mijne, leidde dat tot een confronterende vraag. Moeten we ons nu niet voorbereiden op een toekomst waarin onze levenskwaliteit onherstelbaar ingrijpend afbrokkelt zodat we daar tezijnertijd nog zo goed en waardig mogelijk mee om kunnen gaan? Of doen we er beter aan, zoals bij sport- of theatercarrieres vaak wordt geroepen, op het hoogtepunt te stoppen en de onvermijdelijke aftakeling vóór te zijn? En toen kwam het gesprek op Bohemian Rhapsody, de film over Freddy Mercury, de leadzanger van de band Queen (ik schreef daar vorige week al iets over). De film stopt op het muzikale hoogtepunt van Freddy’s carriere, het Live Aid concert, volgens velen het beste concert aller tijden. Maar Freddy heeft nog zes jaar doorgeleefd, zes jaar die vooral in het teken hebben gestaan van zijn ziekte Aids, aftakeling, sterven en dood. Blijkbaar wilden de filmmakers het slotakkoord van zijn leven niet het slotakkoord van de film laten zijn. Te realistisch, te deprimerend, niet goed voor de kaartjesverkoop? Aan de ene kant, zo concludeerden we beiden, betreurden we dat niet. Want door zijn filmleven op het Live Aid hoogtepunt te laten eindigen konden we met een duidelijk positief gevoel de bioscoop uitstappen. Maar nu, terugkijkend, voelen we ons ook bedrogen. We hadden ook willen zien hoe Freddy met zijn levensellende aan het eind is omgegaan. En wat wij daarvan kunnen leren als ons ooit…. . Mogelijk is Freddy nu ernstig tekort gedaan. Want weliswaar is het laatste lied dat hij in de film zingt ‘We are the champions, my friends’. Maar niet voor niets luidt de tweede regel daarvan ‘And we’ll keep on fighting ’til the end’, we vechten door tot aan het eind. Ik sluit niet uit dat juist zijn eindgevecht Freddy’s grootste prestatie is geweest.