In een klassiek geworden experiment uitgevoerd door collega-psycholoog Michael Kahn werd op de vraag waarom het kwaad zichzelf zelden straft, een verbijsterend antwoord gevonden. Op Kahn’s (stiekeme)instructie maakte een medisch technicus, die bij studenten lichaamsmetingen moest verrichten (zoals hartslag en zweetreactie) tegen die studenten een aantal zwaar beledigende opmerkingen (‘met zo’n reet krijg je nooit verkering’, etc). De studenten werden vervolgens in twee groepen verdeeld. Eén groep kreeg de kans boosheid op de technicus te ventileren tegen diens chef – en wel op zo’n manier dat de technicus het risiko liep zijn baan te verliezen. De andere groep kreeg die gelegenheid tot boosheid ventileren niet. Kahn voorspelde dat die groep nog lang boos en vijandig jegens de technicus zou zijn, terwijl de studenten die zulke gevoelens hadden kunnen uiten, veel minder en veel minder lang zulke gevoelens zouden koesteren. Maar het tegenovergestelde bleek het geval. Degenen die hun kwaadheid hadden kunnen ventileren bleken aanzienlijk vijandiger en destructiever (‘ontsla ‘m!’) jegens de technicus en sterker geneigd diens persoonlijkheid volledig af te branden. Blijkbaar vermindert het uiten van agressie niet de neiging om ons agressief en vernederend te gedragen, maar verhoogt juist het risico daarop. Maar als dat zo is, wat moeten we dan aan met onze boze gevoelens? Voor alle duidelijkheid, er is een belangrijk verschil tussen je boos voelen en het uiten van boosheid in vijandig of destructief gedrag. Er is veel dat we kunnen doen om onze boze gevoelens op een niet-destructieve, niet-vijandige, gezonde manier te uiten. Gezond omgaan met boosheid betekent onder meer de ander aanspreken op zijn of haar gedrag en direct, dus niet via omwegen of derden, laten weten dat je boos bent om iets hij of zij gedaan heeft en dat je opheldering, uitleg of herstel wenst. Ongezond omgaan met je boze en vijandige gevoelens komt meestal neer op de ander ‘betaald’ willen zetten, willen vernederen, en als mens en persoonlijkheid blijvend willen degraderen of beschadigen. Gezond omgaan met boosheid daarentegen vermindert meestal niet alleen je eigen innerlijke spanning, maar omdat je de ander niet als persoon ‘afschrijft’ hoef je ook geen verhalen te verzinnen die moeten rechtvaardigen dat je inderdaad met een minderwaardig of belachelijk mens van doen hebt. In het algemeen slaagt de ene mens er alleen maar in om de ander als een minderwaardig wezen blijvend weg te zetten door direkt kontakt uit de weg te gaan en te schelden,= ‘degraderen op afstand’. Iets waar we tegenwoordig dankzij de sociale (hoe bedoel je?) media sneller naar grijpen dan ooit tevoren. Maar opgepast! Om een ander te haten moeten we zelf haatdragend worden. We moeten soms wel, vinden we, ‘want het kwaad straft zichzelf niet, het probeert altijd zichzelf te rechtvaardigen’. Voor Mahatma Gandhi reden in zijn dagelijkse gebed zichzelf aldus tegen kwaad door haat in te enten: ,,Ik wil bij de waarheid blijven, ik wil voor geen enkele onrechtvaardigheid buigen, ik wil geen geweld gebruiken, ik wil vrij zijn van vrees, ik wil tegenover iedereen tenminste van goede wil zijn.’