Het is zaterdagochtend, ik zit aan mijn ontbijt en kijk de tuin in. Het is zonnig, de lucht is strak blauw, hier en daar beginnen planten in bloei te komen, een ekster en een vlaamse gaai fladderen rond. Nog maar kort geleden zou ik dat alles hebben aangezien voor het begin van een prachtige dag en opgevat hebben als een uitnodiging om naar buiten te gaan, de wereld in, het leven te vieren. Maar niet langer. Buiten heeft voor mij, zelfs terwijl ik besef dat het mogelijk overdreven of overgeneraliserend is, meerdere nuances van bedreiging gekregen. Alsof er achter dat prachtige dagbegin onzichtbaar iets kwaadaardigs wacht op de gelegenheid om op mij over te springen. Natuurlijk weet ik dat ik in mijn eigen tuin veilig ben. Maar ik weet ook dat als ik straks in het park in de buurt wil gaan wandelen, zoals ik al jaren dag in dag uit doe, diezelfde veiligheid niet langer een vanzelfsprekendheid is. De enkele keren dat ik dat de afgelopen dagen toch heb gedaan, heb ik angstvallig (treffend woord nu) de voorgeschreven afstand van anderhalve meter van voorbijgangers proberen aan te houden. Zij meestal ook. Maar het geeft een vervreemdend gevoel van wantrouwen om als voorbijgangers in elkaar een potentiele levensbedreiging te moeten zien. Ik althans ervaar het als een ontmoedigende, zelfs deprimerende boodschap. Onlangs schreef ik op deze plaats dat het niet zozeer angst voor de dood als wel voor controleverlies is die mensen in deze coronatijd in zijn greep houdt. Ik denk nu dat dit een vergissing was. Enige zelfanalyse en literatuuronderzoek heeft mij duidelijk gemaakt dat achter gevoelens van onveiligheid, ontmoediging en controle-verlies bij rampen van de corona-omvang, wel degelijk de meest fundamentele van alle angsten loert: de angst voor de dood. De enorme investering van psychologische energie die wij nu, kabinet, overheidsdiensten, zorginstellingen, burgers en bedrijfsleven, massaal plegen ten behoeve van het behoud van het leven en van zelfbehoud, zou onmogelijk zijn als de angst voor de dood ons niet even massaal opjaagt. De term ‘zelfbehoud’ alleen al wijst op inspanningen om een levensvernietigende kracht te neutraliseren of te vertragen. In normale tijden bewegen we ons meestal alsof we niet geloven in onze eigen dood. Maar door corona kunnen we ons die psychologische luxe niet langer permitteren. Want het gaat nu niet om het omgaan met onzekerheid maar juist om het omgaan met een zekerheid. De zekerheid van doodsangst. Willen we psychologisch nu iets voor elkaar betekenen, dan is het door openhartig over en met die angst in gesprek te gaan. Angst heeft de eigenaardige eigenschap om ondermijnender te worden naarmate we datgene waarvoor we angst hebben, verdringen. Zo ook doodsangst. Maar doodsangst openlijk benoemen en bespreken vergt moed. Geen TV-presentator, koning of premier heeft daar tot op heden de moed toe gehad. Heeft durven uitspreken dat ook zij doodsangstig zijn en hoe ze daarmee omgaan. Dat betreur ik. Want zeker in tijden van corona is gedeelde angst halve angst.