Mei 1999 of daaromtrent. Meteen na het NOS-journaal gaat de telefoon. Ik neem op en hoor “Goeienavond, u spreekt met mevrouw de Haan. Hier hebt u mijn man”. Tot mijn verrassing, ik herken hem meteen aan de stem, krijg ik Foppe de Haan, trainer van SC Heerenveen, aan de telefoon. ‘Mijn vrouw”, zo begint hij, “luisterde vanmiddag naar het interview met jou op radio Friesland. En volgens jou, zo begrijp ik, heb ik een psychologisch probleem , omdat wij dit seizoen thuis meestal winnen en uit meestal verliezen. Dus ik zou zeggen, Diekstra, als jij het dan zo goed weet, kom dan eens langs en help ons dat probleem oplossen”. Ik heb de handschoen opgenomen en ben langs geweest. Ik ga niet beweren dat het daaraan ligt, maar als ik me niet vergis ging het met Heerenveen het volgende jaar beter dan ooit. Ik ga ook niet beweren dat ik van voetbal verstand heb, wel dat ik het, psychologisch gezien, om meerdere redenen een fascinerend verschijnsel vind. Fascinerend vind ik bijvoorbeeld dat een wereldkampioenschap voetbal in de deelnemende landen alle neuzen dezelfde kant op doet staan, waar die normaliter alle kanten opschieten en niet zelden tegen elkaar botsen. Deelname geeft daarom, althans zolang het eigen land in de race blijft, een illusie van sociale cohesie of verbondenheid, die in de dagelijkse omgang tussen mensen vaak ver te zoeken is. Maar het is een illusie van verbondenheid. Want niet of nauwelijks is het eigen land uitgeschakeld of het kampioenschap afgelopen of de oude onenigheden, wedijver, vijandigheden, zorgen en eigen belangen, nemen de macht over de omgang met elkaar weer over. Fascinerend vind ik ook de illusie van persoonlijk geluk, de illusie van supporters dat een enorme wolk van gelukszaligheid over hen en hun land voor lange tijd zal neerdalen als ‘ze’ wereldkampioen worden. Het is toch echt een misvatting dat ons geluksniveau simpelweg afhangt van de aard en het aantal plezierige of opwindende gebeurtenissen of meevallers in ons leven. Die kunnen ons geluk bevorderen rondom het tijdstip dat ze plaatsvinden, maar hun effekt op ons geluksgevoel blijkt meestal van korte duur. Onderzoek laat zien dat de volgende ‘dingen’ belangrijker zijn. Allereerst: maak geluk tot je allerhoogste prioriteit. Vraag je bij allerlei beslissingen en activiteiten af: maakt dit mij gelukkig? Dat lijkt een nogal egocentrische opstelling, maar dat is het niet als je bedenkt dat twee van de drie voornaamste geluksbronnen deze zijn: ‘intieme relaties met anderen’ en ‘tijd doorbrengen met sociale, vriendschappelijke omgang, in plaats van met beroepsmatige of funktionele of ‘nuttige’ omgang met anderen’. De derde is het hebben van wat wel genoemd wordt ‘een objectieve interesse’. Een activiteit, hobby of interesse waarin je je regelmatig helemaal kunt verliezen en die niet per se nuttig maar wel waardevol is. Kortom, voor duurzaam geluk moeten we het hebben van onze relaties en waardenvolle levensdoelen en hebben we geen bal aan het heen en weer rennen van 11 overbetaalde jongens.