Hart voor Slovenië

René Diekstra
ljubljana-2149704_1920

Als het toestel de daling naar Ljubljana inzet, is dat in een hemeldichte,  heftige storm van regen. Wat we dan nog niet weten, is dat op allerlei plaatsen in Slovenië al bijna een dag een helse gierende wind massa’s water over wegen, in straten en huizen jaagt en van alles op zijn weg meesleurt. Uren te laat door vertraging op Schiphol, rijden we, het wordt al donker, in onze huurauto de luchthaven uit en de snelweg naar Bled op. En beginnen, eigenlijk tegen beter weten maar wat moeten we anders, aan een rit die aanvoelt als één grote gok. De ruitenwissers krijgen de massale regenstriemen steeds niet op tijd weg.  Waardoor we noodgedwongen ons voornamelijk moeten oriënteren op de achterlichten van auto’s vóór ons. Maar dat creëert vooral stress want ofwel ze verdwijnen uit het zicht of moeten remmen en wij dus ook. De combinatie van invallende duisternis en het beroerde zicht doen onze angst toenemen de afslag naar Bled te missen. Het brengt ons ertoe steeds langzamer te rijden en steeds vaker met grootlichten aan en uit te knipperen. Totdat opeens, Godlof, mijn vrouw die vanaf het puntje van haar stoel  heeft meegereden, roept “ik zag ‘Bled’ op dat bord staan, hier moeten we dadelijk af”. Het is even alsof er een paar strakstaande airbags in me ontspannen. Ik minder vaart, zet mijn richtingaanwijzer  uit en houd dat vol totdat ik inderdaad de afslag ‘Bled’ kan nemen. Waarmee overigens de stress nog echt niet is opgelost, want vanaf de snelweg is de provinciale weg naar Bled  zeker onder deze omstandigheden, niet zonder risico’s.  Tweebaans, beroerde markeringen en grotendeels zonder bermafzettingen. Zodat het risico een tegenligger te raken of van de eigen weghelft in de berm terecht te komen nog steeds levensgroot aanwezig is. Als we na nog eens een half uur van alles eisende oplettendheid de oprijlaan van ons hotel inslaan, voelt dat als bevrijding uit een soort van wereldondergangsgevoel. Wat niet eens zo’n irreele diagnose blijkt. Na een bepaald onrustige nacht zittend aan ons ontbijt schuift de manager van het hotel aan. We komen er al jaren en zijn zeer bevriend geraakt. Hij vertelt dat zich in de voorbije zesendertig uur een ware en ongekende ramp in zijn land heeft voltrokken. In nagenoeg de helft is er sprake van grote verwoestingen, overstromingen, wegblokkades, doden zelfs. Op nog geen anderhalve kilometer van het hotel is een groot stuk weg weggeslagen. ‘We hebben weer eens geluk gehad’ denk ik, maar spreek het niet uit. Zeker niet als hij droef vertelt over een bevriend stel dat in één dag hun huis en vrijwel alles wat er zich in bevond, zeg maar hun hele levenshistorie, hebben zien wegspoelen.  “Maar” zegt hij terwijl er een glimlach van hoopvolle betrokkenheid over zijn gezicht verschijnt, “er is inmiddels voor heel Slovenië besloten dat iedereen een dag mag vrij nemen om elkaar hoe dan ook te helpen. Helpen maakt iedereen gelukkiger. Ook de helper. Vandaar deze leuze voor die dag: Gooi je hart voor je uit en ren er achteraan om het te vangen”.

 

 

Image by Melvin from Pixabay