“Je moet iets doen!”

door René Diekstra
Rene Psychologie voor thuis en op het werk

Aan mensen uit mijn omgeving stel ik af en toe de vraag ‘waar zijn we nou eigenlijk bang voor wat dat Corona-virus betreft?’ Het eerste spontane antwoord is vrijwel altijd: voor de dood. Kortom, Corona-angst zou eerst en vooral doodsangst zijn. Ik betwijfel dat. Met het woord ‘doodsangst is iets  vreemds aan de hand. Voor alle angsten – of het nu gaat om fobiee¨n als die voor dieren, bloed, injectienaalden, onweer, vliegen en noem maar op – geldt dat ze betrekking hebben op ‘dingen’ die je kunt ervaren of zien. Behalve doodsangst. Je kunt de dood niet ervaren. Als je dat wel zou kunnen zou je immers niet dood zijn.  Je kunt dus ook niet bang zijn voor de dood. Je kunt alleen bang zijn vo´ o´ r de dood. Dat wil zeggen voor het proces van doodgaan of sterven. Of precieser, voor de gedachten en gevoelens die je verwacht nog bewust te zullen ervaren als het virus bezig is je leven uit te doven. Angst voor het virus is daarom in ieder geval anticipatie-angst. Een treffend woord: ‘anticipatie’. Het  komt van het Latijnse woord anticipare, dat zoiets betekent als ‘vooruitgrijpen’. Angst vo´ o´ r het virus is ‘vooruitgrijpende  angst’. Het is angst die voorbij het heden grijpt naar gevoelens die je denkt te zullen hebben en de risico’s die je denkt te zullen lopen als je de besmetting hebt opgelopen. Maar dat is psychologisch wat het virus betreft niet het hele angstverhaal. Een ander aspect van de virus-angst is angst voor controleverlies. Verlies van controle over de verspreiding van het virus in je directe omgeving. Die angst heerst momenteel wereldwijd. Dat is duidelijk te zien aan het gedrag van degenen die op dit punt beleid moeten maken en ons informeren en adviseren. Ze zullen het liever niet hardop zeggen maar ook zij verkeren voortdurend in de greep van de angst voor controleverlies over besmetting. Onzeker als ze zijn over de effectiviteit van bepaalde maatregelen, zullen ze die toch  voorstellen of opleggen,  enkel en alleen om de geruststellingssuggestie die van actie kan uitgaan. Zowel naar het publiek als naar hen zelf: ‘we doen tenminste iets’. Wat ieder van ons persoonlijk betreft brengt de angst voor controleverlies ons er toe ‘dingen’ te doen als mondkapjes te dragen, onze handen volgens voorschrift vaker te wassen, bepaalde bijeenkomsten te vermijden, ons in huis terug te trekken. Allemaal maatregelen waarvan het effect niet of maar beperkt bekend is. Maar het zijn wel maatregelen waardoor we onze angst voor verlies van controle verminderen, “we doen tenminste iets”, hoewel die daarmee niet verdwijnt.  Want het virus is onzichtbaar. En controle over een onzichtbare vijand is en blijft een ondoorzichtige onderneming en niet zelden vooral een schot in het duister. Sigmund Freud, de bekendste van alle psychologen ooit, zei dat hij voor niets zozeer angst had als voor verlies van controle. Om daar aan toe te voegen: “Enkel met denken wordt die angst niet minder. Je moet iets doen.”