Er zijn weinig dingen die zoveel indruk op mij maken als de bereidheid van mensen om vrijwel alles op te offeren voor een liefde. Ooit werd aan een van onze ‘grote’ schrijvers, Bernlef, 73-jaar oud, gevraagd, wat hij nog van het leven zou willen. Zijn antwoord was ontroerend eenvoudig: “Een grote liefde”. Gevraagd wat hij daarvoor over zou hebben was zijn antwoord gevaarlijk eenvoudig:”Alles”. Dat klinkt pathetisch of overdreven. En dat is het ook in de meest oorspronkelijke zin van het woord. De pathos, de hartstocht, heeft het hier voor het zeggen. Waar dat het geval is, ontstaat er bij veel mensen een gedrevenheid die sterker is dan enig andere. Ik heb een vriendin die ruim de tachtig is gepasseerd en al jaren weduwe. Zowel vóór, tijdens als na haar huwelijk heeft ze altijd gezocht naar die ene grote, alles verterende liefde. Die leek ze tenslotte gevonden te hebben in een relatie met de man van haar beste vriendin. Maar nauwelijks waren ze een relatie begonnen of hij overleed. Als ze nu over hem praat, dan vallen er uitdrukkingen als ‘me volkomen vrij bij hem voelen’, ‘hij hoefde mij maar aan te raken en ik was willoos verkocht’, ‘ik was in gedachten de hele godsganse dag met hem bezig’, ‘zijn stem alleen al riep rillingen in mij op’. Overdreven? Klef? Klinkt inderdaad zo. Toch was ze in haar werkzame leven een broodnuchtere, bijna boekhoudkundig denkende vrouw geweest. Niettemin zei ze altijd bereid te zijn geweest voor een grote liefde alles op te offeren. Ik geloof haar. Ze vertelde me onlangs nog altíjd bereid te zijn alles in haar leven op te offeren om nog eens zo’n liefde te beleven. Ik geloof haar. Maar ze vertelde ook dat ze zich schaamt zoiets uit te spreken. En dat geloof ik helemaal. Want eigenlijk past het niet langer om als je in een oud lichaam rondloopt nog zulke verlangens te hebben. Al helemaal niet, zegt zíj, als je vrouw bent. Ze zegt daarom een zekere boosheid op de natuur te voelen die je zulke streken levert: je lichaam laten aftakelen en onaantrekkelijk maken en tegelijkertijd je liefdesverlangen springlevend houden. Haar boosheid neemt soms de vorm aan van jaloezie op jongere mensen, de twintigers die met hun nog mooie rijpe lichamen voor liefdeservaringen verkiesbaar zijn waarvoor zij allang geen kandidate meer is. Een enkele keer, als ze op een (familie)feest is waar gedanst wordt, probeert ze even aan haar verlangen toe te geven door, als ze dat onopvallend kan regisseren, te dansen met een jongere aantrekkelijke man. Maar eenmaal op de dansvloer kijkt ze als een hoofdschuddende toeschouwer naar zichzelf. Ik vroeg haar laatst of ze denkt dat veel oudere mensen met hetzelfde innerlijke conflict worstelen. “Weet ik wel zeker”, was haar antwoord. “En ik weet ook wel zeker”, voegde ze er aan toe, “dat veel oudere mensen eerder aftakelen of doodgaan omdat er geen grote liefde meer voor ze in het verschiet ligt. Wat een rotstreek van de natuur eigenlijk!”