Over psychische verdoving en grenzen aan empathie

door René Diekstra
Palestinian_refugees

Volgens het Hoge Commissariaat van de Verenigde Naties zijn er wereldwijd dit jaar circa 110 miljoen mensen op de vlucht. Meer dan ooit. Eerlijk gezegd weet ik niet wat ik me daarbij voor moet stellen. Zelfs als ik er oprecht moeite voor doet, lukt dat me niet goed. Eén vluchteling of enkele, zoals in mijn directe omgeving, dat gaat  nog voor wat betreft hun pijn, hun angst, hun hoop. Maar 110 miljoen? Dat is teveel, te abstract. Het lukt me niet om de compassie op te brengen waarvan ik meen dat ze daar allemaal recht op hebben. Het is soms net alsof bij het toenemen van het aantal slachtoffers bij een tragedie empathie en bereidheid om te helpen eerder af- dan toenemen. Of nog confronterender gezegd, hoe groter het aantal slachtoffers hoe meer de waarde van een individueel leven lijkt af te nemen. Blijkbaar is de waarde van een mensenleven niet een constante maar varieert met de grootte en duur van een tragedie. Hoe  vaker we gebombardeerd worden met beelden van een tragedie, hoe minder we er door geraakt lijken te worden. Volgens de psychiater Robert Lifton, die onderzoek deed naar de psychische gevolgen van de atoombom op Hiroshima spelen daarbij twee psychische processen een bepalende rol. Een is dat als wij langdurig met overweldigende en onverwerkbare gebeurtenissen worden geconfronteerd, onze psyche een afweermechanisme inschakelt dat wel wordt omschreven als ‘psychic numbing’, ‘psychische verdoving’. Lifton trof dat in extreme vorm aan onder de mensen die de verschrikkingen van Hiroshima hadden meegemaakt: ze ontwikkelden een reactie die hun gevoel deed ophouden, ze werden psychisch, innerlijk, koud. In de gesprekken die hij met hen had, vertelden ze vrijwel allemaal zich volledig bewust te zijn geweest van wat er om hen heen gebeurde toen de bom was gevallen. Ze wisten dat er mensen naast hen op een verschrikkelijke manier stierven maar ze verloren eenvoudig hun emotionele betrokkenheid bij dat alles. Ze zeiden dingen als: “Mijn geest was verlamd, verdoofd”, of “Ik werd eenvoudig ongevoelig voor de dood van anderen”. In een situatie als die van Hiroshima was psychische verdoving een noodzakelijke bescherming tegen prikkels die onverwerkbaar waren. Maar wat ook een belangrijke rol speelde  was ‘a sense of inefficacy’, een gevoel van volstrekte ontoereikendheid. ‘Wat je ook doet, het doet er niet of nauwelijks toe. Er zijn veel te veel mensen die je niet bereikt en dat geeft een uiterst pijnlijk gevoel van tekort schieten en nutteloosheid’. Dat brengt me op een zeer pijnlijke vraag: zou het kunnen zijn dat na decennia van diepe ellende, oorlog en voortdurend aanwezige doodsdreiging tal van Palestijnen psychisch verdoofd, innerlijk verkild zijn geraakt? En dat op die psychisch te koude ‘ondergrond niet gemakkelijk nog iets positiefs kan groeien, laat staan bloeien. Dat wat nog wel opkomt ‘onkruid’ is. Zoals het onkruid van het terrorisme. Begrijpelijk dat de meeste Gazanen nog maar één verlangen lijken te hebben. Dat dit, het doet er niet toe hoe, dat dit, dat deze tragedie nu eindelijk eens ophoudt. En ze uit de verdoving kunnen ontwaken.

 

 

https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Palestinian_refugees.jpg