Voor mensen die (waarschijnlijk) teveel willen

René Diekstra
Rene Psychologie voor thuis en op het werk

Vermoedelijk vergaat het mij zoals veel meer mensen. Steeds  als ik Pieter Omtzigt geinterviewd zie of hoor, komt vroeg of laat de term burnout in mij op. Ook als die niet ergens in de loop van het gesprek zelf al valt. Wat overigens meestal het geval is. Op de een of andere manier maakt de wetenschap dat hij met een ernstige burnout heeft geworsteld, hem toegankelijker, sympathieker ook. Maar die wetenschap suggereert ook een grotere kwetsbaarheid dan voor een politicus mogelijk goed is. Een indruk die wordt versterkt door zijn doorgaans minzame gezichtuitdrukking en zijn zachte, soms zelfs te zachte stem en manier van spreken. Ik verbeeld me overigens niet dat al deze kenmerken tesamen betekenen dat hij gemakkeljk in de omgang is, voor anderen, of voor hemzelf. Ik vermoed achter zijn ‘zachte’ uitstraling een aanzienlijke mate van koppigheid. Maar dat suggereert ook betrouwbaarheid. Die combinatie verleent hem als  leider in ethisch opzicht aantrekkelijkheid en bevordert in anderen de bereidheid hem te volgen. Deze kenmerken overziende meen ik beter te begrijpen wat hem nog niet zo lang geleden in een burnout heeft doen belanden.Maar ze roepen ook de vraag op of de uitlopers daarvan bij tijd en wijle nu nog effect hebben op zijn psychische gezondheid en zijn sociaal en politiek functioneren. Is, bijvoorbeeld, zijn bijna koppige weigerachtigheid om met duidelijk ja of nee  te antwoorden op de vraag of hij voor het premierschap zal gaan, een ‘laat symptoom’ daarvan? Immers, burnout is een syndroom dat het gevolg is van een ernstige en langdurige verstoring van het evenwicht tussen draaglast en draagkracht. Als er langere tijd meer op ons bord is terecht gekomen of door ons genomen dan we aan kunnen, speelt niet zelden een rol dat we te vaak niet ‘nee’ hebben gezegd. Ook waar dat het meest gezond en realistisch zou zijn geweest. Maar nu vaker besluiten ‘nee, dat nooit meer’ kan pijnlijk zijn omdat daardoor mogelijk bepaalde ambities  opgegeven moeten worden. Ik sluit niet uit dat Omtzigt graag premier wil worden, maar van zijn burnout heeft geleerd dat het niet verstandig is tegen dat verlangen ‘ja’ te zeggen, althans niet op dit moment. Ik vermoed wel dat hij de hoop heeft  dat dit na de verkiezingen anders kan liggen, bijvoorbeeld door een verpletterende verkiezingsoverwinning. Mocht na 22 november die functie zich inderdaad bij hem melden, dan raad ik hem dringend aan, alvorens ja te zeggen, de Taakanalyse Methode (TAM) te raadplegen. Dat is een methode, onder meer, om te inventariseren of de polstokken in ons leven, zoals onze  lichamelijke en psychische weerbaarheid en vaardigheid en de sociale en emotionele ondersteuning waarop we kunnen rekenen, lang en robust genoeg zijn om grote sprongen te kunnen wagen. Daarom, meneer Omtzigt, mijn advies: neem pas na de 22ste en na het gedetailleerd en precies  gestoeid hebben met de TAM en na de uitkomsten daarvan  te hebben doorgesproken met  belangeloze vertrouwensvolle anderen, uw besluit. Om met Goethe te spreken: “Twijfel groeit met kennis, maar neemt er ook door af”.