Wat heb jíj veel vrienden, Opa

door René Diekstra
giovanni-canaletto-84948_1280

Het is prachtig weer en ik ben met mijn kleindochter Nova, voor haar is het de eerste keer, in mijn sloep op weg van Leiden naar de Kaag. Onderweg komen ons tal van andere boten tegemoet of halen ons in. Halverwe roept Nova opeens: “Opa, wat heb jíj veel vrienden!” Ik moet even schakelen. En besef dan dat ze doelt op de mensen die vanuit de voorbijkomende boten naar ons zwaaien en ik, terwijl zij mij nadoet, op mijn beurt naar hen. Ik leg haar uit dat al die zwaaiende mensen niet per se mijn vrienden zijn. Meestal kennen of herkennen we elkaar zelfs niet eens. Wat bij haar leidt tot de onvermijdelijke vraag: ‘Maar waarom zwaaien jullie dan naar elkaar?’ Dat is niet alleen een goeie vraag bedenk ik, maar ook een waarop ik het antwoord eerlijk gezegd niet weet. Dat zeg ik ook. En voeg er zoiets aan toe als dat het een gewoonte op het water is elkaar te groeten en ook dat ik het meestal gewoon leuk vind om te doen. En het eigenlijk niet leuk vind als er niet (terug)gegroet wordt. S’avonds thuis heeft haar  vraag me nog altijd niet losgelaten. Een psychologen-tik zeg maar. Op zoek naar antwoorden stuit ik erop dat het zwaaien van schip naar schip een lange historie als verbindend element heeft. Ooit bleek het niet zozeer een groet- als vooral een alarmfunctie te hebben gehad  waarmee de ene schipper, mast-dwars, aan de ander kon signaleren dat hij in moelijkheden verkeerde en hulp nodig had. Die functie heeft het in de hedendagse pleziervaart niet of nauwelijks meer. Dat de groetfunctie toch de tand des tijds heeft doorstaan moet daarom waarschijnlijk vooral worden toegeschreven aan het psychologisch effect van groeten. Groeten verbindt, verkleint zowel sociaal als emotioneel afstand, en zendt de boodschap uit: ‘Ik heb je opgemerkt.  Dus houd ik rekening met je en ben ik beschikbaar, ook al kennen we elkaar niet, mocht je hulp nodig hebben’. Het doet er daarbij niet toe of die hulp ooit gegeven of ontvangen is. Het simpele feit dat die in beginsel beschikbaar lijkt, is al voldoende. Bovendien impliceert de groet ook de bereidheid om rekening te houden met wat jij mogelijk door je vaargedrag bij de ander teweegbrengt en hem of haar in deze niet op te jagen of te destabiliseren. Onder andere door regelmatig achterom te kijken naar de golfslag die je teweeg brengt en die eventueel aan te passen. Kortom, het lijkt me met de toenemende drukte op het water geen overdreven luxe om de genoemde vaaretiquette-regels meer dan ooit in ere te houden. Zodat we tenminste op het water  behouden wat we op de weg allang voorgoed zijn kwijtgeraakt. Dat is ons onopgejaagd, ontspannen en vriendelijk opgemerkt te kunnen voortbewegen. Of in de woorden van Charles Schulz, de cartoonist van Snoopy en Charlie Brown: “Mijn leven heeft geen doel, geen richting, geen betekenis en toch ben ik gelukkig. Ik begrijp het niet. Wat doe ik goed?” Zijn antwoord: “Vaak varen”.

 

 

Image by 12019 from Pixabay