Zinvolle eenzaamheid

René Diekstra
Rene Diekstra rotated

Vorige week gaf ik in Haarlem een lezing naar aanleiding van de voorpublicatie van het boek Leven is Loslaten. Tijdens de signeersessie na afloop wenste een deelneemster mij goede feestdagen en ik haar hetzelfde. Waarop ze even bleef staan en min of meer plompverloren terwijl er anderen om ons heen stonden, vroeg: ‘Kunt u goed tegen eenzaamheid?” Mijn onnadenkend onmiddellijke reactie was: “Ik denk het wel”. Toen ik na afloop mijn spullen bijeen aan het pakken was, was ze daar opeens weer.  Nog voor ik had kunnen zeggen dat er mensen op mij stonden te wachten, kwam ze met een tweede vraag. “Kunt u míj dat leren, goed tegen je eenzaamheid te kunnen?” Het verdriet dat ik daarachter vermoedde deed me stilstaan. Er volgde een gesprek dat zeker  een twintigtal minuten duurde. Een tamelijk confronterend gesprek, voor mij in ieder geval. Mijn aanvankelijke antwoord dat ik goed tegen eenzaamheid kan, moest ik al gauw nuanceren. Ik kan goed alleen zijn en ben geregeld, door de aard van mijn werk, alleen. Maar dat is mijn eigen keuze en altijd in de wetenschap dat ik binnen afzienbare tijd, meestal niet meer dan enkele uren, weer mensen om me heen zal hebben. Maar ik ben nooit dagen achtereen alleen, zelfs geen dag. Dus weet ik eigenlijk helemaal niet hoe het is om eenzaam te zijn in de zin van graag mensen met soortgelijke interesses en levensinstelling om je heen hebben maar ze niet hebben en maar moeten afwachten of dat een keer gebeurt. Of verlangen naar liefdevol-intiem contact met een ander, maar zo iemand niet meer, dat bleek het geval bij haar, en mogelijk nooit meer hebben. Ik heb, bij mijn weten, nog nooit in een situatie verkeerd waarin er niemand (meer) was die uitdrukkelijk van mij hield en omgekeerd. “Maar dat” zei ze, “kan ook u ooit overkomen. En bent u er dan op voorbereid?’ Ik heb eerlijkheidshalve moeten antwoorden dat ik dat niet weet. Maar inmiddels houden de vragen “ben ik op eenzaamheid voorbereid” en “hoe bereid je je daarop voor”, me wel bezig. Helemaal omdat ze iets zei dat ik me nooit zo gerealiseerd heb maar dat de kern van eenzaamheid raakt. Iets dat duizenden jaren geleden al zo heftig beschreven werd in het meest psychologische van alle bijbelboeken, het boek Job: “mijn broers houden zich verre van mij, mijn bekenden zijn vreemden voor mij, verdwenen zijn mijn verwanten, mijn gasten zijn mij vergeten…al mijn getrouwen verafschuwen mij…die ik liefhad keren zich van mij af”. In haar woorden tegen mij: “Als de mensen die belangrijk voor je zijn allemaal gestorven of onbereikbaar zijn, er niemand over is waardoor je echt bemind voelt, dan ben je altijd en te midden van alle mensen eenzaam”. Ik geloof dat dat klopt. Maar ik geloof ook dat je leven ook dan nog heel zinvol kan zijn, In mijn woorden tegen haar: “We moeten er hoe dan ook voor zorgen dat onze dóelen nooit opraken”.