Zijn pubers moeilijker dan ooit?

René Diekstra
heyday-413096_1920

Een greep uit krantenkoppen van de afgelopen weken:“Het gaat slecht met een steeds groter deel van onze jeugd.” “Steeds jongere tieners plegen ernstige misdrijven.” “”Er is een structureel geweldsprobleem onder kinderen”. Kloppen die koppen? Moeten we ons nu inderdaad meer dan ooit zorgen maken over de jeugd? Ik besluit op zoek te gaan naar de zorgen in voorafgaande eeuwen aangaande de jeugd en stoot op opmerkelijke uitspraken. Een aantal voorbeelden.(1) ”Ik schaam mij het te moeten zeggen, maar hoe onbeschaamd laten ouders tegenwoordig kinderen hun gang gaan’’. Aldus de pedagoog  Hegendorphinus in 1592. (2),,Een kleine jongen van dertien pleegt nu meer bedrog, meer kwalijke praktijken dan tien robuuste kerels in de tijd van onze ouders. Zo ook meisjes…wat is de oorzaak daarvan? De kinderen zijn nu vroegtijdig rijp”. Aldus collega-pedagoog Borbonius in 1536. (3),,Men kan tal van oorzaken van jeugdproblemen aanwijzen: de instabiliteit van sociale instituties, de meningsverschillen in gezinnen tussen ouders en kinderen, die tegen gezag rebelleren, de toename in levensstandaard en de daarmee gepaard gaande konsumptiebehoefte en, niet in de laatste plaats, de grotere seksuele vrijheid als gevolg daarvan” Aldus de psychiater Falret in 1822. Blijkbaar is er al zo’n vijfhonderd jaar weinig nieuws onder de jeugd. Maar doorzoekend stootte ik op een uitspraak die zelfs al zo’n twee-en-half- duizend jaar (!)  niets aan actualiteit heeft ingeboet. (4) “De jeugd van tegenwoordig houdt van luxe. Ze heeft slechte manieren, toont geen respect en praat wanneer ze zou moeten werken. De jongeren staan niet op wanneer ouderen binnenkomen, ze spreken hun ouders tegen, kletsen voortdurend in gezelschap, schrokken hun eten naar binnen en tiranniseren hun leraren”. De uitspraak is van de filosoof Socrates, die leefde van 469 tot ca 399 vóór Christus. Als de genoemde klachten en zorgen over de jeugd zo tijdloos zijn dan speelt  op de achtergrond daarvan iets universeels, dat naar mijn mening nooit beter verwoord is dan door de beroemde Franse pedagoog Jean Jacques Rousseau: “We worden tweemaal geboren, de eerste keer voor het bestaan, de tweede keer voor het leven”. Voor Rousseau was de lichamelijke geboorte de eerste en de puberteit de tweede geboorte. Beide geboorten gaan met de nodige lichamelijke veranderingen, spanningen, problemen, zorgen, onzekerheden en risico’s gepaard. Maar er is een groot verschil. En wel dat bij de eerste geboorte het kind doorgaans aan een langdurige periode van afhankelijkheid en hechting begint. Terwijl de puberteit juist het begin vormt van een doorgaans enkele jaren durende periode van losmaking, onthechting en daarmee veelal ook van wrijving, spanning, conflict en van vechten voor verzelfstandiging. Het is veelzeggend dat de twee oorspronkelijke betekenissen van het woord puber ‘knaap’ en ‘weerbaar manschap’ zijn. De puberteit is de periode waarin de overgang van kind/knaap naar weerbaar mensschap moet plaatsvinden. Gaat dat nu met meer gedoe gepaard dan vroeger? Afgaande op de aangehaalde auteurs blijkbaar niet. Maar het is, denk ik,voor een deel wel ander gedoe. Want de moderne puber staat aan andere invloeden bloot dan de vroegere en heeft dus ook andere weerbaarheden nodig. (Welke?, ik kom erop terug).

 

 

Image by Gerd Altmann from Pixabay