Werk als religie

Als je je leven opvat als het bewonen van een huis met 5 kamers – een werkkamer, relatiekamer, gezondheidskamer, vrije tijdskamer en spirituele of zingevingskamer – welke vind je dan de belangrijkste? Die vraag stelde ik onlangs tijdens een seminar aan een groep leidinggevenden.  De overgrote meerderheid koos, via stemkastjes, voor de relatiekamer. Mijn volgende vraag was: “In termen van tijd, aandacht en energie die je er in investeert (inclusief emailen, telefoneren..etc) welke kamer heeft in werkelijkheid de hoogste prioriteit?” Bij ruim 4 op de 5 deelnemers bleek dat de werkkamer te zijn! Oftewel, de ‘kamer’ waarvan de meesten zeggen dat die de belangrijkste  in hun leven is,  de relatiekamer, krijgt in het dagelijkse werkelijkheid toch niet de ‘prioritijd’. Die is absoluut weggelegd voor werk.  Aangenomen dat mijn seminargroep een representatieve steekproef is, is dat historisch gezien opmerkelijk. Amper twee eeuwen geleden was het feit dat je voor je levensonderhoud moest werken iets beklagenswaardigs of minderwaardigs, althans voor de bovenlagen van de samenleving. Werken was voor degenen aan de onderkant. Voor hen was werk overlevingsnoodzaak en plicht. Of zoals een gevleugelde uitdrukking luidde: arbeid adelt maar de adel arbeidt niet. Veelzeggend is dat het woord arbeid afgeleid is van woorden die slaaf of slavernij betekenen. Die situatie is inmiddels radicaal omgedraaid. De ‘hogere’ klassen hebben het nog nooit zo druk gehad – ‘het heel druk hebben’ is nagenoeg een compliment – terwijl aan de ‘onderkant’ van de samenleving steeds meer werk en werkenden dreigen te verdwijnen. Het lijkt erop dat werk de religie van de hogeropgeleiden en beter gesitueerden van onze tijd is geworden en dat de mantra van die religie luidt: ‘ik werk dus ik ben’. Vandaar dat voor steeds meer mensen hun passie of roeping in het leven nu eerst en vooral met werk te maken heeft. Dat roept een cruciale vraag op: wat is dat dan precies  wat we ‘werk’ noemen, hoe dat te definieren? Oftewel, waar liggen de grenzen van wat nog wel en wat niet meer werk is? En juist daarin zit ‘m de kneep. De grenzen van werk zijn zodanig aan het vervagen of opgerekt, dat het onderscheid met andere levensgebieden ofwel steeds moeilijker te maken is of, nog ingrijpender, dat werk daarvan steeds meer opslurpt, annexeert. Een voorbeeld. Werk is druk bezig de ontspannings- en meditatierituelen van de oude religies op te ruimen. Denk aan het verdwijnen van de zondagsrust of het Sabbath-ritueel. Volgens de werk-religie moeten we altijd en overal kunnen werken. Via laptop en mobiel slepen velen daarom hun werk ook overal mee naar toe. Maar door die toenemende grenzeloosheid van werk staan velen ook steeds vaker constant onder druk van hun werk. Onder werkstress dus. En onder de risico’s daarvan, zoals overspannen raken of opgebrand of burn-out. En dan te bedenken dat als mensen op hun sterfbed gevraagd wordt waar ze spijt van hebben, een vaak gegeven antwoord luidt: ‘Ik wilde dat ik niet zo hard had gewerkt’.

*** Professor René Diekstra geeft in 2018 diverse ‘Psychologie op het Werk’ trainingen. Stuur een mail naar info@diekstra.nl voor data en meer informatie. ***