Macht over jezelf.

Naar aanleiding van mijn column vorige week over een van de aartsvaders van de hedendaagse psychologie, Alfred Adler, hebben enkele lezers mij gevraagd of Adler, die veel over macht heeft geschreven, zich ook bezig heeft gehouden met hoe je als mens  over jezelf, je denken en gevoelens, macht  verwerft.  Ik moet tot mijn schande bekennen dat Adler, ook al heb ik daar niets over gemeld, dat wel degelijk heeft gedaan en zeker ook op zeer aansprekende manieren. Zoals deze: “If you have the ability to love, love yourself first” (Als je het vermogen hebt om lief te hebben, heb dan als eerste jezelf lief) .  Oftewel, de eerste en  belangrijkste persoon om lief te hebben, dat ben jezelf. Dat klinkt op het eerste gezicht wel heel erg egocentrisch.  En toch, als je kijkt naar zijn adviezen voor mensen met teveel depressieve of agressieve gedachten, is het heel plausibel. Zoals dit advies:  ‘Denk nooit niet-helpende dingen over jezelf. In plaats daarvan ga op zoek naar de bronnen van je ongelukkig zijn of falen en haal daar die elementen uit waaraan je iets aan kunt doen. Geef jezelf en anderen dus alleen opbouwende kritiek – wat kun je een volgende keer anders doen om beter te bereiken wat je wilt?’ Ik sluit overigens niet uit dat je dit advies van Adler niet alleen onmogelijk uit te voeren vindt maar ook onzinnig. Want natuurlijk zijn er ‘dingen’ aan jezelf die je negatief vindt en dus lijkt het onzin, staat het gelijk aan je kop in het zand steken, om die niet bij hun naam te noemen. Ik denk niet dat Adler dat zal tegenspreken. Ik in ieder geval niet. Maar dat is het punt hier niet. Natuurlijk zijn er negatieve en positieve eigenschappen en gedragingen aan jou en mij op te merken. En natuurlijk kunnen we daarmee rekensommen gaan maken. Bijvoorbeeld door onze negatieve kanten en gedragingen van onze positieve af te trekken en te kijken wat het saldo is. Maar we kunnen op basis daarvan nooit een definitieve conclusie omtrent ons zelf trekken. Want behalve dat onze gehele persoonlijkheid altijd meer is dan de som van de delen, is het ook zo dat die delen, of in ieder geval delen van die delen, steeds weer veranderen. Bovendien is vaak niet definitief vast te stellen wat nu een positieve eigenschap of gedrag is en wat niet. Is verlegenheid bijvoorbeeld een negatieve eigenschap? Als ‘verlegene’ en vaker stil afwachtend denk je zelf mogelijk van wel. Maar je kunt even terecht oordelen dat het positieve van je verlegenheid juist is dat je aan anderen vaker de ruimte biedt om zich uit te spreken en daarmee  de gelegenheid om naar geluisterd te worden. Kortom, uit ons gedrag en eigenschappen valt nooit af te leiden wat het eindsaldo van onze waarde als mens is. Waar het wat betreft macht over jezelf daarom op aankomt, aldus Adler, is jezelf te oefenen in het zoveel mogelijk omdenken van niet-helpende in helpende gedachten. En inderdaad, dat komt weer neer op zo weinig mogelijk negatieve dingen over jezelf tegen jezelf zeggen.

 

 

Bron foto: https://commons.wikimedia.org/w/index.php?search=alfred+adler&title=Special:MediaSearch&go=Go&type=image

Een tekort aan helden

Wat maakt iemand tot een held? Die vraag houdt me bezig sedert 16 februari, de dag waarop de Russische oppositieleider  Alexei Navalny de dood vond en sindsdien alom als een held wordt benoemd en geprezen. Wat wil dat precies zeggen, een held zijn, en hoe word je dat? Of anders gezegd, wat motiveert iemand tot heldhaftig gedrag. En wat is dat dan, helfhaftig gedrag? Het is de grondlegger van de psychologie in de Verenigde Staten, William James (1842-1910) geweest die daarop het volgende antwoord gaf in zijn belangrijkste werk Principles of Psychology: “Het normale menselijke realiteitsbesef ziet de wereld als een toneel voor heldhaftigheid, een podium om zich op te onderscheiden” aldus James “want wij worden allen geleid door het verlangen op de een of andere manier een wezen van bizondere waarde, een held of heldin, te zijn in de eigen groep of samenleving.” Iedere cultuur of beschaving is volgens James een gecodificeerd heldenstelsel, dat wil zeggen een menukaart van rollen waarmee verschillende graden en soorten van heroiek verbonden zijn. Varierend van de grote heroiek van mensen als Churchill of Mandela, tot de kleinere van de arts die een patient het leven redt, de verpleegkundige die een wanhopige patient in het holst van de nacht troost, of de buurman die met gevaar voor eigen leven jouw kind het leven redt. Maar heroisch wordt ook de prestatie van de (sport)man of -vrouw genoemd die eigen land of groep een nooit eerder bereikte, zeer begeerde overwinning bezorgt. En daarmee ‘’bewijst’’ iets te zijn of te bieden te hebben dat bewonderenswaardiger, bizonderer, beter, grootser of voorbeeldiger is dan ooit door iemand eerder gepresteerd. “Citius, altius, fortius“, hoger, sterker, sneller, aldus het  Olympische motto.  De held zijn of uithangen kan dus ook vooral gemotiveerd zijn vanuit een egoistische behoefte. Narcistische heldendom kortom. Tallozen in de wereld van sport, kunst, wetenschap en politiek zijn maar al te graag  bereid tot zulk heldendom, maar meestal slechts op  voorwaarde dat ze daarbij geen persoonlijk, fysiek of sociaal risico lopen . En precies daarin onderscheidt het ware of altruïstische heldendom zich.  Dat wordt juist gekenmerkt door de houding van altruïsme boven egoïsme, van risico nemen boven risico mijden, van eerst jij dan ik. Dat alles was Navalny ten voeten uit. De Navalny van moed boven angst. Of in zijn eigen woorden: “De wereld bestaat niet alleen maar uit goed en kwaad maar ook uit degenen die niets doen”. Maar hij was meer dan dat. Hij was ook bereid tot dat waartoe alle ware helden die op deze aarde hebben rondgelopen, of het nu Jezus Christus, Gandhi of Aleksej was, bereid zijn geweest: het eigen leven te geven als de oprechtheid daarom vroeg. Dat maakt hun leven en sterven zo voorbeeldig. Maar ook zo verdrietig. Om het in de woorden van een van de grootste Amerikaanse schrijver van de vorige eeuw, Scott Fitzerald, te zeggen: “wijs me een held en ik schrijf u een treurspel”. Het zal inmiddels duidelijk zijn, we komen ware helden tekort. En dat zal voorlopig wel zo blijven.

 

 

Foto van Mitya Aleshkovsky: https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Alexey_Navalny_2.jpg

Oorlogsmoeheid

Al ruim twee jaar lang verschijnen er vrijwel dagelijks op de openingspagina’s van kranten en van TV-actualiteitenprogramma’s beelden van Oekraïense beproevingen: verwoeste steden, verwoeste levens, verwoeste gezinnen, grotendeels verwoeste toekomstdromen. En ook al bijna twee  jaar lang vraag ik me dagelijks af waarvoor die beelden zo worden getoond? Als objectieve berichtgeving? Om ons te blijven herinneren aan de gruwelen daarginds? Om ons te ontroeren? Maar hoe lang duurt die ontroering? En zijn mensen nog wel te ontroeren als ze dag op dag met de ellende van verre anderen worden gekonfronteerd zonder dat ze daar iets aan doen of kunnen doen? Is het effekt op den duur dan toch voornamelijk afstomping, ongevoeligheid, zoals de bekende socioloog Herbert Marcuse in zijn boek  getiteld Eros en Beschaving, stelt: ,,Er is geen impuls tot  verbetering van het lot van anderen die niet vermoeid raakt en het redelijke verstand slaagt er vaak niet in blijvende weerstand tegen barbarij te bieden”. Eenvoudiger gezegd, als de media ons nou maar lang genoeg met allerlei beelden en verhalen van Oekrainse ellende bestoken dan raakt ons vermogen om ontroering te voelen vanzelf wel uitgeput en gaan we op den duur een barbaarse toestand als min of meer ‘ja, zo is het nou eenmaal, en ik kan er ook niet veel aan doen’, als normaal dus, zien.

De berichtgeving door de media en de wijze waarop wij als media- consumenten die berichtgeving tot ons nemen, leidt daarom volgens Marcuse tot morele erosie, morele afstomping. In die zin zijn zogenaamde objectieve berichtgeving en emotionele ongevoeligheid twee kanten van dezelfde medaille. Iedere dag dat de oorlog langer duurt omdat wij te laat en nog altijd te weinig tegen de barbarij in actie zijn gekomen en mannen, vrouwen en kinderen onnodig sterven, neemt onze morele schuld toe. Wijlen de amsterdamse psychiater Herman Musaph heeft in zijn boek Doden met Verlof het proces dat hieraan ten grondslag ligt, pijnlijk treffend beschreven: ,, Niet degenen die sterven, maar diegenen die sterven vóórdat ze moeten en willen sterven, zij die sterven in doodsstrijd en pijn, zijn de grootste aanklacht tegen de beschaving. Zij getuigen van een niet te vergeven schuld van de mensheid. Hun dood roept het pijnlijke bewustzijn op, dat dit niet nodig was, dat het anders had gekund”.

Als we het woord ‘sterven’ in dit citaat door het woord ‘lijden’ vervangen, dan wordt duidelijk dat de zogenaamde objectieve berichtgeving over de ellende in deze wereld in belangrijke mate, zowel bij journalisten als bij consumenten, de funktie vervult van het tot zwijgen brengen van een slecht geweten. Door het op het journaal erover te hebben of erop de voorpagina een beeld van af te drukken koesteren we ons in de illusie dat we niet zonder aandacht zijn voor het lijden van anderen. Het is een afkoopsom van ons collectief schuldgevoel, die voor het lijden in de wereld meestal weinig oplevert maar voor ons in ieder geval het voordeel heeft dat we wat gemakkelijker tot de orde van dag of avond kunnen overgaan. ,,Ja”, luidt het alledaagse verweer, ,,want je kan toch niet de ellende van de hele wereld op je schouders nemen”

 

 

Bron foto: https://commons.wikimedia.org/wiki/File:House_on_Bohatyrska_Street_after_shelling_of_14_March_2022_(01).jpg

Als je het niet zelf doet..?

Is er een verband tussen hoe voorbeeldig wij leven, bijvoorbeeld met betrekking tot het milieu of de verkeersveiligheid en de ongelukken of rampen die ons op die gebieden overkomen? Het antwoord is, hoewel belangrijk, bepaald niet verrassend. Ja, er is een verband maar dat verband is er niet altijd en soms moeilijk aantoonbaar of lastig te geloven. Het is daarom waarschijnlijk dat precies over dit punt Job in het gelijknamige prachtige en meest psychologische van alle bijbelboeken, met God aan het steggelen slaat. Als hem de ene ramp na de andere treft, roept Job tegen God: “Hoe kan dat nou? Ik leef altijd zo voorbeeldig mogelijk. Dan gaat het toch niet aan om mij met allerlei  ellende op te zadelen”.

Het kost Job grote moeite zich uiteindelijk bij het gegeven neer te leggen dat God of andere grote krachten in het universum zich niets aantrekken van mensenbegrippen als goed en kwaad of rechtvaardig en onrechtvaardig. Ze behouden zich het recht voor op ieder willekeurig moment zonder opgaaf van redenen toe te slaan. Als er al van enige rechtvaardigheid in dit heelal sprake is, dan zal dat van de mens zelf moeten komen. De meest fundamentele vraag voor de mens is daarom: ga ik het volstrekt onzekere avontuur aan om te leven in een universum dat me geen enkele garantie geeft dat het wat wordt, dat me geen enkele kompas aanreikt en dat zich ook nog eens het recht voorbehoudt me op de meest onverwachte en pijnlijke momenten onderuit te halen? Als Job die vraag uiteindelijk voor zichzelf bevestigend beantwoordt, is het alsof God maar op één manier kan reageren, namelijk met bewondering. En daar gaat de schrijver van het boek Job in de fout. Net zo min als het heelal goed of slecht kent, kent het afkeuring of bewondering. Er is geen hogere macht die de mens zal bewonderen voor zijn inspanningen. Zelfs daarvoor zijn we uitsluitend op andere mensen aangewezen. Alleen wie gelooft in zichzelf en in anderen, kan geloof hebben in de wereld, in de toekomst. Het is niet voor niks dat de depressieve, zich hopeloos voelende mens volgens de handboeken precies deze drie kenmerken heeft: geen geloof in zichzelf, geen geloof in anderen, geen geloof in de toekomst. Geloof in jezelf, in de mens dus, is voorwaarde voor geloof in God en niet omgekeerd, zoals blijkt uit dit eeuwenoude verhaal. Een rabbi, notoire vreemdganger, krijgt op een dag van een prostituée te horen dat hij verdoemd is. Angstig begint de man te bidden tot de hemel en de aarde om een goed woordje voor hem bij God te doen. Maar ze weigeren. Dan bidt hij tot de sterren en de planeten. Maar ook die weigeren Net zoals de bergen en de heuvels, en de bomen en bloemen. Wanhopig roept de rabbi dan tenslotte uit: “dan zal ik het zelf moeten doen”. Op het volgende ogenblik komt er een stem uit de hemel die zegt dat de rabbi is bestemd voor het leven in het hiernamaals. De moraal? Als jij het niet zelf doet, wordt het (meestal) niet gedaan.

Opdat de dood ons voorgoed verenigt

Het bericht afgelopen week dat oud minister-president Dries van Agt en zijn echtgenote Eugenie Krekelberg hand in hand zijn overleden, was voor mij reden om in mijn archief op zoek te gaan. Op zoek naar informatie die ik ruim veertig jaar geleden verzameld had over een soortgelijk overlijden. Een overlijden dat mij indertijd emotioneel en professioneel diep had geraakt en van grote invloed is geweest op mijn werk in volgende jaren. Op 25 september 1981 om precies te zijn, viel bij mij een brief in de bus die ik sindsdien uitsluitend in tranen en met bibberende hand af en toe heb kunnen lezen. Of beter gezegd, herlezen. Uit de inhoud daarvan: ”Mijn Beste…”.Als je deze brief ontvangt behoor ik niet meer tot de levenden. Ik heb al geruime tijd een carcinoom met vele metastasen. Tot voor kort kon ik de pijn nog aardig beheersen, maar dat gaat niet meer en zo-zoals jij wel kunt begrijpen maak ik er een eind aan. Ik moest nog een hoofdstuk schrijven en dat heb ik nog afgemaakt. Mijn vrouw gaat tezelfdertijd met mij mee, na 40 jaar huwelijk wil ze niet alleen achterblijven. Hoewel ik het niet meer kan meemaken, ben ik blij dat jij er nu bent om mijn werk dat ik zovele jaren alleen (vrijwel alleen) heb moeten verrichten m.b.t.  het zelfdodingsprobleem kunt voortzetten. Ik wens je alle succes toe en hoop, dat jij nog zult meemaken, wat we in ons boekje naar voren hebben gebracht. Ook mijn groeten aan je vrouw..” Ondertekend “Nico Speijer”. Waar Speijer, psychiater, hoogleraar en tijdens zijn leven nationaal en internationaal Nederlands meest bekende en productieve zelfdodingsdeskundige met de verwijzing naar ‘’ons boekje’’ op doelt, is dat hij en ik nog geen 6 maanden  eerder (1980) een boekje publiceerden getiteld ‘’Hulp bij Zelfdoding. Een studie van de problemen rondom de hulpverlening bij de zelfgewilde dood’’. Nota bene, in dezelfde periode zo heb ik later kunnen vaststellen, waarin de dood zich in zijn lichaam steeds nadrukkelijker manifesteerde, werkte hij tegen alle pijn in en met grote moed en inzet aan een handleiding voor de toekomst van de hulpverlening bij zelfdoding. Die zou inderdaad in volgende jaren van grote invloed blijken. Zowel in de hulpverlening als in de rechtspraak. Maar meer nog dan daarvoor verdient hij tot op de dag van vandaag onze bewondering voor twee andere prestaties. Een is zijn pleidooi dat er geen lieflijker dood denkbaar zij het niet altijd mogelijk is, dan de gezamenlijke gewilde zelfdoding van langjarig geliefden. Als die, aangekomen bij  de grenzen van de kwaliteit van hun leven en samenleven, elkaar ook daar trouw willen blijven moeten ze waar nodig aanspraak kunnen maken op hulp bij het realiseren daarvan. De ander is dat hij nog op de valreep van zijn leven en daarmee voor het eerst en voor altijd afstand neemt van dat vreselijke woord: zelfmoord. Alsof er een misdrijf wordt begaan. In Nico’s afscheidsbrief wordt het voorgoed zelfdoding en zelfdodingsproblematiek in plaats van zelfmoord en zelfmoordproblematiek. Zou dat verschil maken? Vraag het aan nabestaanden. Ik ben, sinds Nico, daar een van.

 

 

 

Foto van Sander Bakkes: https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Dries_van_Agt,_September_2010,_Amsterdam.jpg

 

Opstaan ouderen, laat je niet uitdoven!

Er gebeuren dingen waarvan het eigenlijk niet voorstelbaar laat staan aanvaardbaar is dat niet hele volksstammen er tegen in opstand komen en de aanstichters ervan de maatschappelijke deur wijzen. Een daarvan vond een week geleden plaats toen in de VS de Republikeinse presidentskandidaat Nikki Hayley (52) met een hele reeks politieke advertenties aan kwam zetten waarin ze haar concurrenten Donald Trump en Joe Biden wegzette als mentaal ernstig gehandicapte, voortdurend struikelende, chagrijnige oude mannen. Die niemand als president laat staan als wereldleider moet willen. Politici van 75 jaar en ouder, aldus Hayley, moeten getest worden op hun competenties, waarbij haar ondertoon is dat noch Donald noch Joe daarvoor zullen slagen. Behalve dat zulke afstandsdiagnoses sowieso verwerpelijk zijn, tonen ze ook aan dat Hayley het wat ouderdom betreft zelf ook niet helemaal op een rijtje heeft. Want ‘oudere’ zijn, zoals schrijfster en televisiemaakster Laure Adler in haar recente prachtige boek Van Oude Mensen uiteenzet, is een leeftijd opgelegd krijgen door ‘jongeren’ die zichzelf precies daardoor als ‘jong’ zien. Wat neerkomt op discriminatie, want je weigert gebruik te maken van de tientallen jaren lang verzamelde kennis, vaardigheden en wijsheden van ouderen en probeert hen zoveel mogelijk naar de randen van de samenleving te schuiven. Zo zijn er talloze mensen van 65 tot 75 en ouder die nog jaren heel goed zouden kunnen en willen werken in een scala van beroepen, maar geen schijn van kans krijgen. Ook niet in sectoren met een groot personeelstekort. Tekenend is ook dat, een enkele uitzondering daargelaten, niemand ouder dan 70 in de Tweede Kamer zit. Anders gezegd, ‘oudere’ is een sociale categorie, niet een biologische of medische. Het probleem is dus niet zozeer lichamelijke achteruitgang als wel de intolerantie in de samenleving jegens ouderen, de weigering gebruik te maken van hun verzamelde, geaccumuleerde wijsheid en haar pogingen hen te isoleren. Of zoals Haley het zo fijntjes tegen Biden gezegd zou hebben: “Man, gaat toch lekker met pensioen, dan geniet je veel meer van je leven en wij ook van het onze”. Wat ze daarmee in feite zegt, en vele ’jongeren’ helaas met haar, is dat ouderen niet het recht hebben verloren van het leven te genieten maar dat ze verder eigenlijk niets beters te doen hebben. Sterker nog, Hayley en talloze anderen, niet alleen in de VS dus maar ook hier, zien voor de samenleving niet veel nut meer van ouderen, dwingt ze tot terugtrekken, tot uitdoving, tot extinctie, nog voordat hun vermogen tot zinvol leven en werk is uitgeput. Daarom ouderen!, rebelleer tegen je uitdoving, je extinctie, en accepteer dat dit niet altijd hoffelijk kan en moet. Er is mijns inziens niemand geweest die het dilemma waar het hier om gaat zo treffend getypeerd heeft als de meest getalenteerde en invloedrijke schrijver en dichter in het Duitse taalgebied ooit, Johann Wolfgang von Goethe (1749-1832). Ik citeer (op rijm):”De ouderdom is een hoflijk man, een paar maal klopt hij netjes an, maar niemand laat hem binnen, en voor de deur wil hij niet staan, en als hij dan gaat naar binnen, kan men niets met hem beginnen.”

 

Met Crito bepleit ik dat

In de geschriften van de beroemde Griekse wijsgeer Plato komt een dialoog voor tussen de nog beroemdere wijsgeer Socrates en een vriend, Crito genaamd. Socrates is door een Atheense rechtbank veroordeeld tot de dood door het drinken van een beker gif vanwege ondermijning van de moraal van de Atheense jeugd en afwijzing van de staatsgodsdienst. Zijn steenrijke vriend Crito heeft hem aangeboden hem vrij te kopen of te helpen ontsnappen. Socrates wijst dat af. Kort vóór zijn dood vindt in de gevangeniscel tussen beide mannen het volgende gesprek plaats. Crito: “ Ik geloof niet dat het te rechtvaardigen is, Socrates, wat je nu aan het doen bent, jezelf opgeven terwijl je leven gered had kunnen worden. Bovendien laat je naar mijn idee ook je eigen zoons in de steek. Terwijl je de kans hebt hen groot te brengen en op te voeden, vertrek je, en laat je hen achter en wat jou betreft moeten ze maar zien wat er verder met hen gebeurt. Nee, je moet ofwel geen kinderen maken of alle lasten om hen groot te brengen tot het einde toe helpen dragen”. Het is nogal wat om in het voorportaal van de dood zoiets van vriend tot vriend te zeggen. En toch, het zijn juist deze dingen die een ware vriend de moed zou moeten hebben je te zeggen, zelfs of juist omdat als je wanhopig bent. Toen in juli 2001 de kunstenaar Herman Brood (1946-2001) door een sprong van het Amsterdamse Hilton hotel een einde aan zijn leven maakte, liet hij vier kinderen achter, de jongste circa 7 jaar. Heeft hij een vriend als Crito gehad? Naar verluid heeft Brood met de gedachte gespeeld om van het Okura-hotel te springen. Een vriend zou hem daarop hebben voorgesteld het Hilton te nemen met als argument, begrijp ik, dat het dichter bij huis was en hij dat eventueel zelfs nog zou kunnen zien tijdens zijn sprong. Als het waar is, is het hemeltergend. Heeft de schrijver Joost Zwagerman (1963-2015) die ook zelf aan zijn leven een einde maakte en drie kinderen naliet, een vriend als Crito gehad? Volgens Plato heeft Socrates dankzij en in het bijzijn van Crito kort vóór zijn dood toch nog persoonlijk afscheid  genomen van zijn kinderen. Hebben Herman en Joost dat ook gedaan? Ik weet het niet. Ik hoop het. In een samenleving als de onze wordt ons zelden  voorgehouden, zoals Crito Socrates deed, dat als we voorgoed willen  ‘vertrekken’, van ons verwacht mag worden daarvoor begrip te vragen en uitleg en de mogelijkheid tot reageren te geven aan de mensen om ons heen.  Er zijn mensen die zeggen dat het onze eigen beslissing is en dat anderen die zonder meer te respecteren hebben. Maar bijvoorbaat respecteren? Van wie zijn we eigenlijk? Van niemand behalve ons zelf? En als we van niemand zijn behalve van ons zelf, mogen we dan met ons zelf doen wat, waar en wanneer we willen? Of hebben we een verantwoordelijkheid in deze jegens anderen, in het bizonder kinderen? Met Crito bepleit ik dat.

 

 

Foto: https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Artgate_Fondazione_Cariplo_-_Canova_Antonio,_Critone_chiude_gli_occhi_a_Socrate.jpg

 

 

Ga vaker het gevecht aan

De beroemde Oostenrijkse dierkundige en Nobelprijswinnaar Konrad Lorenz wijdde een groot deel van zijn leven aan onderzoek naar hechtingsgedrag bij dieren. Een van zijn conclusies was: ‘Bij vogels zijn de agressieve exemplaren van een bepaalde groep ook de trouwste vrienden en bij zoogdieren geldt hetzelfde. Voor zover we weten komt liefdevolle hechting alleen voor bij agressieve organismen”.

Vallen mensen daar ook onder? Absoluut aldus de twee meest eminente psychologen van de vorige eeuw, de Oostenrijker Sigmund Freud en de Amerikaan Erik Erikson. Volgens hen slagen veel mensen er niet in met een ander  een intieme relatie op te bouwen omdat ze niet in staat zijn het openlijk met elkaar oneens te zijn en hun onenigheid op een constructieve manier uit te vechten.

Betekent dit dat iemand die met poeslieve stem zegt: ‘Schat, ik hou te veel van je om ruzie met je te gaan maken, je bent mijn vijand niet’, of: ‘Als je zo tegen me tekeer gaat kan ik gewoon niet serieus nemen wat je zegt’ in feite de boel aan het vernachelen is? Niet wil weten wat jij werkelijk denkt of voelt en weigert je serieus te nemen? Het antwoord is ‘ja’ als betrokkene bang is voor iedere vorm van ruzie of emotionele openhartigheid en koste wat kost ‘lieve’ vrede wil bewaren.

Emotionele intimiteit, de hoofdingrediënt van een hechtingsrelatie en een belangrijke voorwaarde voor relationele duurzaamheid, veronderstelt het delen en meedelen van positieve én negatieve gevoelens en ervaringen. En daar hoort natuurlijk ook boosheid bij. Boosheid is de elementaire emotionele reactie dat iets wat belangrijk voor jou is, bedreigd wordt en daarmee een van de meest zekere signalen dat je (veel) om iets geeft.

Het blijkt vooral de golfslag van boosheid of verwijdering en van toenadering of ‘bijleggen’ te zijn waaruit ware intimiteit en vertrouwen in relaties geboren worden. Iedere spanning die binnen een relatie wordt opgelost of uitgevochten, versterkt die relatie. Maar zowel in partnerrelaties, ouder-kind relaties, op het werk alsook in de politiek en internationale overlegorganen heeft vechten een slechte reputatie. Psychologisch gezien volkomen onterecht. Vechten is hechten. Vaak. Ik heb het altijd intrigerend gevonden dat de oude Grieken een godin kenden met de naam Harmonia,  dochter van de god van oorlog, Ares, en de godin van de liefde Aphrodite. Er is weinig zo positief voor relaties en persoonlijk zo bevredigend als iets met een ander te hebben uitgevochten. Omgekeerd is er weinig zo negatief en zo onbevredigend als iets belangrijks nooit met anderen te hebben uitgepraat of uitgevochten. In het beroemde Indiase epos de Bhagavad Gita komt een passage voor waarin de hoofdpersoon, Arjuna, als hij kort voor een veldslag in het leger aan andere overkant kant familieleden, vrienden en vroegere leermeesters ontwaart, uitroept:  ‘ik zal niet vechten’. Het vooruitzicht van een gevecht met al die bekenden is hem te veel, en hij werpt zijn zwaard van zich. Dan roept Krishna, de stem van de hogere wijsheid, hem op om de wereld van conflict en confrontatie toch onder ogen te zien: ‘bereid je voor op vechten maar met vrede in je ziel’.

 

 

Image by Amy S from Pixabay 

De Big Five van Donald

Vraag van een lezer: “Ik heb nieuwsjaardag bij mijn vader doorgebracht. Dat was geen succes. Ik heb me tijdens en achteraf meerdere keren afgevraagd ‘wat moet ik van hem begrijpen om ‘m te begrijpen?” Mijn antwoord was kort: “Zijn persoonlijkheid!” Zijn reactie was één woord langer:”Leg uit svp’’. Bij deze dan. De evolutie streeft op allerlei gebieden naar diversiteit, ook op het gebied van persoonlijkheid. Daarom ‘landen’ wij mensen niet als blanco bladen op deze planeet maar met een aanzienlijke varieteit aan verschillen in persoonlijkheidstrekken. Afhankelijk van de aard en beinvloedbaarheid van onze persoonlijkheidstrekken ontwikkelen we meer of minder vaardigheid in het accuraat waarnemen van en effectief reageren op allerlei situaties. Talrijke psychologische onderzoeken hebben inmiddels uitgewezen welke de voornaamste persoonlijkheidstrekken zijn waarop wij van elkaar verschillen c.q. lijken . Dat is een vijftal, de Grote Vijf of  Big Five. Internationaal bestaat nog altijd geen volledige overeenstemming hoe die trekken te noemen, maar we kunnen ze algemeen als volgt omschrijven (zie Nettle, 2007): extraversie: de dimensie die loopt van sociaal/gezellig, actief, praatgraag, dwingend, spontaan, humoristisch en avontuurlijk aan de ene kant, naar introvert, teruggetrokken, gesloten, zwijgzaam, luisterend en voorzichtig aan de andere: goedmoedigheid: dimensie die loopt van vriendelijk, zachtaardig, coöperatief en behulpzaam aan de ene, naar lichtgeraakt, achterdochtig, bazig en koppig aan de andere kant; zorgvuldigheid: een dimensie die loopt van zorgvuldig, gedisciplineerd, verantwoordelijk en serieus aan de ene kant, naar onzorgvuldig, nonchalant, ongedisciplineerd en lichtzinnig aan de andere;  emotionele stabiliteit: dimensie die loopt van onverstoorbaar, kalm, beheerst en niet snel klagend aan de ene kant, naar nerveus, angstig, paniekerig, emotioneel labiel aan de andere; openheid: een dimensie die loopt van fantasierijk, creatief, nieuwsgierig  en intellectueel belangstellend aan de ene kant, naar conservatief, bekrompen, simplistisch en nuchter aan de andere. Door onze positie op de Big Five zijn we, bijvoorbeeld, meer gesloten of juist meer spontaan dan anderen, meer verlegen of juist meer sociaal actief, hebben we snel de neiging in paniek te raken of reageren juist kalm, zijn we nonchalanter of zorgvuldiger, goediger of juist venijniger en sneller aggressief dan vreedzaam.  Stel dat ik, onder groot voorbehoud natuurlijk, aan de hand van de samen met een collega door mij ontwikkelde Big Five vragenlijst, de 23BB5 questionnaire, Donald Trump eens de Big Five maat mocht nemen, hoe zou ik ‘m dan waarschijnlijk beoordelen?  Ik denk als extreem extravert, extreem koppig, meer dan gemiddeld onzorgvuldig, onbetrouwbaar, conservatief en emotioneel onvoorspelbaar. Het zijn vooral de twee extreme posities, extreem extravert en extreem koppig, die zijn omgang met anderen en de wereld domineren. Extreem extravert betekent dat hij sociaal hyperactief, opschepperig en dwingend is, met als massaal publiek gevolg een mengsel  van verontrusting, angst, kritiek en bewondering. Dat in combinatie met zijn extreme koppigheid, zijn onbeheersbare neiging tegen anderen vaak zeer onbeschoft en boos te keer te gaan en zijn levensmotto  ‘the only sin is not to win’  roept de vraag op: kan iemand met zo’n persoonlijkheid wel president worden? Trump:’’Let op Dumbo! ‘Ik kon het één keer. Ik kan het absoluut ook een tweede keer. Wen er maar vast aan… .”

 

Image by 422737 from Pixabay

Kleinkinderloos

Ons wetboek is niet zelden een bron van verdriet doordat het aan wat eigenlijk een heel gewoon recht zou moeten zijn, voorwaarden stelt die het moeilijk of zelfs niet uit te oefenen maken. Zo staat in het Burgerlijk Wetboek (BW) dat kinderen  recht hebben op omgang met hun ouders en met degenen die in nauwe persoonlijke betrekking met hen staan, denk met name aan grootouders. Alleen werkt het voor grootouders niet zo. Want het uitgangspunt in de rechtspraak, willen grootouders aanspraak maken op een omgangsregeling met een kleinkind, is dat ze eerst moeten bewijzen dat ze in het verleden meer dan het gebruikelijke contact met dat kleinkind hebben gehad. Pas als dat  bewezen is kunnen ze bij de rechter aankloppen voor een omgangsregeling indien gewenst. Er moet dus daarvóór al sprake zijn geweest van een nauwe persoonlijke betrekking tussen grootouder en kleinkind. Af en toe een bezoek, een oppasdag of een incidentele oppasperiode (zoals tijdens afwezigheid van ouders vanwege reis of vakantie) is daarvoor niet voldoende  bewijs. Anders gezegd, de wetgever gaat er vanuit dat er tussen grootouders en kleinkinderen in beginsel geen nauwe persoonlijke betrekking bestaat, dat deze eerst bewezen moet worden en dat pas daarna eventueel over een omgangsregeling gesproken kan worden. Een volstrekt absurde situatie! Want hoe bewijs je als grootouder dat er een persoonlijke betrekking tussen jou en je kleinkind-baby of -kleuter bestaat? Of wat als de ouders niet aan nauwer contact tussen jou en je kleinkind wensen mee te werken of dit zelfs zoveel mogelijk actief verhinderen? De gevolgen laten zich raden. Nogal wat grootouders hebben om uiteenlopende redenen zoals scheiding tussen de ouders of verstoorde relaties met een of beide ouders, niet of nauwelijks contact met hun kleinkind(eren). Niet zelden jarenlang, zoals ik in mijn werk bij herhaling heb kunnen constateren. Soms tot aan de dood van de grootouder(s) toe. Daarbij komt het zelfs voor  dat grootouders een kleinkind jaren na diens geboorte nog nooit in persoon gezien hebben of op handen hebben mogen dragen. Schattingen, die mede-onderzoekers en ik meermaals gemaakt hebben in de afgelopen jaren, wijzen erop dat zo’n 16 tot 20 duizend grootouders als gevolg van het feit dat hun omgang met kleinkinderen zoveel mogelijk wordt ge- of verhinderd, ook door de wetgever dus, in feite kleinkinderloos gemaakt zijn. Daaraan moet, ik zeg het zo onverbiddelijk mogelijk, nog in dit grotendeels vrij in te vullen jaar, absoluut een einde komen. En dat kan ook. Want er ligt een wetsvoorstel  “Drempelverlaging omgang grootouders” waarin uitgangspunt is dat grootouders geacht worden een nauwe persoonlijke band met hun kleinkind te hebben en te onderhouden. Overigens is de aanduiding ‘Drempelverlaging’ een gotspe. Er horen eenvoudigweg geen drempels opgeworpen te zijn voor de omgang tussen kleinkinderen en grootouders. Daarvoor is, zo toont onderzoek aan, ongehinderd contact tussen kleinkinderen en grootouders te belangrijk. Te belangrijk voor ontwikkeling, gezondheid en levensplezier van kleinkinderen. Maar ook te belangrijk voor grootouders en, ook al beseffen die dat vaak te weinig, voor de ouders van wie de kleinkinderen de kinderen zijn. Bedenk dat geen samenleving zich het verwijt kan permitteren kleinkinderloosheid te bevorderen.

 

 

Image by Pexels from Pixabay