Is geluk een keuze?

Wat maakt ons in het leven het meest gelukkig? En wat het meest ongelukkig? Gek misschien, maar het antwoord op beide vragen is identiek. Het zijn niet zozeer onze gevoelens die ons gelukkig of ongelukkig maken als wel onze houding jegens of gedachten over onze gevoelens en de keuzes die we daarin maken. Ik word regelmatig geconsulteerd door mensen met depressieve en/of suicidale gevoelens die twee wensen hebben. Een is dat ze willen begrijpen waar die gevoelens vandaan komen. De ander is dat ze geholpen willen worden er vanaf te komen. Het eerste dat ik doorgaans doe is ze uitnodigen met mij te verkennen om wat voor gevoelens het precies gaat. Zijn het inderdaad voornamelijk depressief-suicidale gevoelens of is dat eigenlijk eerder een verzamelnaam voor een aantal verschillende gevoelens? Wetenschappelijk onderzoek en therapeutische ervaringen wijzen uit dat achter de term depressief inderdaad vaak een hele portfolio aan andere gevoelens schuilgaat. Behalve neerslachtigheid ook verdriet, bijvoorbeeld over een verlies. Of angst, bijvoorbeeld voor hoe op een fout of nalatigheid in de werksituatie gereageerd zal worden. Of boosheid, op bepaalde anderen die jou naar jouw mening slecht behandeld hebben. Kortom, veel zogenoemde depressieve gevoelens zijn in feite gemengde gevoelens. Een cocktail van én depressie én angst én agressie, énzovoorts. Dat wijst erop dat de behandeling van depressie bijvoorkeur begint bij of aangrijpt op die ‘deel’gevoelens die het gemakkelijkst bereikbaar of beinvloedbaar zijn. Bij agressie is dat bijvoorbeeld vaak gemakkelijker dan bij suicidaliteit. Maar de toename van welbevinden en daarmee van hoop en motivatie die de ‘lichtere’ agressiebehandeling oplevert, maakt het vervolgens wel gemakkelijker andere zwaardere aspecten of ‘deel’gevoelens te behandelen, zoals angst of inderdaad suicidaliteit. Bij de gevoelsverkenning doet zich overigens niet zelden het probleem voor van zelfveroordeling of zelfverwijt voor het hebben van depressieve, suicidale, angstige, of boos-agressieve reacties. Dat is een probleem dat behandeld móet worden. Want je depressief maken over je depressie, suicidaal over je suicidegedachten, angstig over je angsten en agressief over je agressieve neigingen maakt ze dikwijls niet alleen erger. Het weerhoudt je er vaak ook van openlijk te werken aan effectieve manieren om die reacties te verminderen of op te lossen. Terwijl we weten, bijvoorbeeld, dat  depressieve mensen ertoe brengen hun boosheid of boosheden te uiten – sprekend, schrijvend, bewegend – niet alleen hun boosheid maar ook hun depressie vermindert of zelfs duurzaam opheft. Concluderend daarom twee adviezen. (1) Maak er een gewoonte van regelmatig aan het eind van de dag aan zelfobservatie van je gevoelens te doen, bijvoorkeur met behulp van een eenvoudige gevoelens-lijst, waarop een tiental gevoelstermen staan (angst, boosheid, schuld/schaamte, verdriet, afgunst/jaloezie, afkeer/walging, geluk/blijdschap/vreugde, trots, liefde/genegenheid, opluchting),en kruis die gevoelens aan die zich de aflopen dag merkbaar ‘gemeld’ hebben. Aansluitend (2), schrijf en beantwoord in onderstaande volgorde deze twee vragen: a) wat maakte mij vandaag het meest ongelukkig (één ding is voldoende)? (b) welke drie dingen maakten mij vandaag het meest gelukkig? Slotadvies: volg de adviezen (1 en 2) en ervaar al spoedig wat het correcte antwoord op de titelvraag is. En waarom.

Over maffe humor en liefde

Het is een vraag die ik me al vaak gesteld heb, te weten: is humor een kwestie van intelligentie? Het is wel duidelijk dat het begrijpen van moppen niet zelden een bepaald soort intelligentie vereist, die niet iedereen gegeven is. Als je die hebt dan kan een mop grappig zijn. maar heb je die niet dan gaat de grap niet alleen aan je voorbij maar kan ook gewoon stom overkomen. Twee voorbeelden. Er lopen twee leeuwen door de Kalverstaat. Zegt de een tegen de ander: “Raar joh, ze zeggen dat het hier altijd zo druk is”. Even verderop, in de rosse buurt, komen twee prostitués elkaar tegen. Vraagt de een de ander: “Wat vraag jij aan Sinterklaas?” Antwoord: “Zelfde prijs”. Beide moppen kun je nou niet direct als bewijs van hoogbegaafdheid kwalificeren, maar om ze te begrijpen vereisen ze wel een zekere flexibiliteit in het omgaan met de betekenis van woorden. Doel ervan is een  verrassende associatie of betekenis te hechten aan iets, iemand of een bepaalde groep. Dat kan heel lief bedoeld zijn, maar ook juist discriminerend, beledigend of zelfs agressief. Een ‘lief’ voorbeeld is dat van de blinde man die na een verhuizing zijn ochtendbroodjes bij een bakker met een ander assortiment moet halen. Al na een paar dagen kiest hij niets anders dan maanzaadbroodjes. “Vindt u ze zo lekker?” vraagt de bakker. Waarop de man antwoordt: “nou eerlijk gezegd, ik vind vooral de verhaaltjes erop zo leuk”.  Maar zo lief zijn veel moppen niet. In Freud’s woorden in zijn boek De mop en het onbewust (Der Witz und das Unbewuste) zijn ze niet zelden veroordelend of vijandig om stoom af te blazen want dat zou helpen agressief of relatie-ontwrichtend gedrag tussen mensen te voorkomen. Denk aan Joden- Belgen-, en  Russenmoppen (“Ik vroeg mijn Russische kennis: hoe gaat het? Zijn antwoord: “ik mag niet klagen”).  Maar ook achter onschuldiger lijkende moppen blijkt ‘ondergronds’ vaak een kritische of afwijzende houding ten opzichte van belangrijke anderen of toestanden schuil te gaan. Voorbeeld man tegen collega:  “ik heb werkelijk een sprookjeshuwelijk. Als ik s’avonds thuiskom zit er altijd een heks op de bank.” Of, dichter bij Freud: “ze zeggen dat je een Freudiaanse verspreking begaat als je het een zegt maar in werkelijkheid je moeder bedoelt”. Veruit de meeste moppen gaan over mensen uit de directe omgeving van betrokkenen en bevatten spotternij die voor wie de schoen past pijnlijk kan zijn. Maar om het predicaat humor te verdienen mag het pijnlijk zijn. Alleen niet gemeen ondermijnend en altijd met een  empathisch-komische ondertoon. Voorbeeld. Een vrouw met zwaar overgewicht consulteert haar arts met de vraag wat ze het best kan doen om af te vallen. De dokter raadt haar deelname aan een schoonheidswedstrijd aan. “Maar helpt dat dokter?” vraagt de vrouw verbaasd. Waarop de dokter antwoordt: “Ik wed dat u als eerste afvalt”. Wat moet je met zo’n maffe mop als humor een eigenschap van het hart is, zoals liefde? Maar denken dat de mensen die niet kunnen liefhebben waarschijnlijk dezelfde zijn als degenen die maffe humor hebben?

 

 

Image by Hans Benn from Pixabay

Geniale psyche

In ons taalgebied wordt begaafdheid op een bepaald terrein vaak uitgedrukt door iemand een knobbel toe te dichten. ‘Hij heeft een wiskundeknobbel’. ‘Zij heeft een talenknobbel’. Maar waarom  is er nooit sprake van een psychologieknobbel? Alsof voor psychologie geen talent of specifieke aanleg bestaat. Iedereen die zich een beetje inspant kan het? Maar wat als is gebleken dat hoogbegaafheid op terreinen als natuurkunde, scheikunde, geneeskunde, literatuur, vrede en economie, vaak gepaard gaat met psychologische hoogbegaafdheid? En wat als blijkt dat het vooral psychologische hoogbegaafheid is die de cruciale aanjager vormt voor genialiteit op andere gebieden? Het is vanwege die vragen dat ik me ben gaan verdiepen in leven, werk en persoonlijkheid van Johann Wolfgang Goethe (1747-1832), de eerste echte Europeaan en psychologisch genie. Meer nog dan Freud, Jung, Adler of Ellis. Natuurlijk is het voor het doen van vergelijkende uitspraken wel nodig te beschikken over een breed gedragen definitie van  psychologische hoogbegaafdheid. Maar ik meen dat we in de psychologie hard op weg zijn naar zo’n definitie. Theorievorming en onderzoek op het terrein van Gedragspsychologie en in het bizonder Lifeskills, Levensvaardigheden (zie www.levensvaardigheden.nl), zijn inmiddels op een punt aangekomen dat we begrijpen hoe mensen zichzelf van psychische problemen kunnen bevrijden, zich mentaal weerbaar kunnen maken en hun eigen ontwikkeling optimaliseren. Goethe’s genialiteit is precies op deze punten verankerd. Een voorbeeld. Als jongere leed hij aan fobieen, onder andere hoogtevrees wat het hem uiterst moeilijk zo niet onmogelijk maakte te reizen of zijn favoriete sporten, zoals bergbeklimmen, beoefenen. Zoiets als mentale gezondheidszorg was er nog niet. Dus was het voor hem ofwel hopen dat die angsten ooit vanzelf zouden  overgaan ofwel zelf een (behandel)list verzinnen. Hij koos het laatste. Wekenlang beklom hij dagelijks de torentrap van de kathedraal in zijn woonplaats Straatsburg tot bijna helemaal boven aan, en bleef daar net zolang zitten totdat zijn innerlijke angstreakties – hartkloppingen, versnelde ademhaling, duizeligheid, tintelingen in handen en voeten, zweten – voldoende waren afgenomen. Dan stak hij zijn hoofd boven het trapgat uit om net zolang de diepte in te kijken als hij redelijkerwijze kon volhouden. In het begin was dat heel kort, maar gaandeweg werden de kijktijden steeds langer. Na drie weken kon hij zonder belemmerende angst op de gaanderij lopen en om zich heen en naar beneden de diepte in kijken. De methode  ‘systematische desensitisatie’ was geboren. Maar het zou nog zeker twee eeuwen duren voordat honderdduizenden patienten daarmee vrijheid van angst werd geschonken. Minstens zo indrukwekkend is hoe Goethe zichzelf als jongere van suicidale neigingen bevrijdde. In zijn woorden: “uiteindelijk wierp ik mijn ziekelijke beelden van me af en besloot te leven. Maar om dat goed te doen moest ik eerst een geschrift voltooien waarin ik alles kon uitdrukken wat ik had gevoeld en gedachten over dit belangrijke onderwerp”. Die voltooing werd het wereldberoemde boek Het Lijden van de jonge Werther en daarmee zelfonthulling- of schrijftherapie bij suicidale depressies. Een Werther-suipidemie is er nooit geweest. Wel heeft Goethe met zijn twee geniale  zelfbehandelingen als jongere zijn eigen leven en toekomst gered. En die van vele anderen. En nog.

Image by Jan Semmler from Pixabay

Wat hebben we aan hoop?

Onlangs in de auto van werk op weg naar huis kwam ik bij het uitrijden van Den Haag langs een bord waarop een wit aanplakbiljet met daarop in zwarte koeieletters deze tekst: “Maar het ergste moet nog komen”. Verder niks. Mijn eerste reactie was in de lach schieten. Ik zag een of andere padjakker voor me die zich op zijn zolderkamer zat te verkneukelen bij het ons vóór de dagsluiting nog even van de kook of in de war brengen. Zo van ‘verbeeld je maar niks, denk maar niet dat jullie je gerust kunt voelen, ook naar jullie is een portie bittere ellende onderweg’. Dat effect had de tekst overigens niet op mij. Ik vroeg me vooral af wat iemand er toe brengt dit soort boodschappen de wereld in te slingeren. Een merkwaardig soort grappenmakerij? De behoefte te verontrusten? Of het zelfvoldane gevoel anderen op de een of de andere manier te kunnen beinfluencen? Totdat, ik had niet eens in de gaten dat die aan stond, ik in het nieuws op radio 1 terecht bleek te zijn gekomen. Het eerste onderwerp was de aardbeving in Turkije  en het volgende de oorlog in Oekraïne. “Hoe bedoel je?” riep ik half hardop verontwaardigd tegen mijn voorruit en die padjakker, “het ergste moet nog kómen?… Het ergste ís er al!”  Het was het moment dat ik me realiseerde dat de tekst ook uitdrukking van iets heel anders zou kunnen zijn. Te weten de overtuiging of angst van de schrijver dat het op tal van cruciale punten op onze planeet vreselijk en onomkeerbaar aan het misgaan is. Maar als dat zo is en als dat door velen gedeeld wordt, wat moeten we dan nog aan, zo essentieel in tijden van rampen, met hoop. Opgeven? Houden? Maar hoe doe je dat, hoop houden? Van de Oekraïners kunnen we wat dat betreft nog wel iets leren. Waar of wanneer ze zich ook uitspreken over de gang van zaken en hoe ellendig die ook is, steevast luidt hun laatste zin dat ze de oorlog hoe dan ook zullen winnen. Dat is niet simpelweg het effect van de wens die de vader van de gedachte is. Het is wat in de psychologie positieve affirmatie wordt genoemd. Dat is een gedachte of spreuk die kort is, positief, die je vaak herhaalt in de tegenwoordige tijd en waardoor je  je gedrag zoveel mogelijk laat leiden en je denken inspireren. Voor jezelf, voor de mensen om je heen, voor de wereld. “We geven niet op, nooit van ons leven”.  Het wordt daarom ook wel actieve hoop genoemd. Of zoals een Oekraïnse generaal het onlangs uitdrukte: “ In wat voor situatie we ook terechtkomen, we kunnen onze reactie kiezen. Dat is  hoop, het zien van keuzes, mogelijkheden,  antwoorden, het wijzen erop en elkaar helpen gebruikmaken ervan”. Oftewel, hoop is iets dat je doet, niet enkel iets dat je ‘denkt’ of zegt. Aan hoop die je niet kunt geven, heeft niemand iets. Dan ben je eigenlijk een hopeloos geval. Zoals die padjakker, denk ik.

Image by Alexandra_Koch from Pixabay