Voor mensen die (waarschijnlijk) teveel willen

Vermoedelijk vergaat het mij zoals veel meer mensen. Steeds  als ik Pieter Omtzigt geinterviewd zie of hoor, komt vroeg of laat de term burnout in mij op. Ook als die niet ergens in de loop van het gesprek zelf al valt. Wat overigens meestal het geval is. Op de een of andere manier maakt de wetenschap dat hij met een ernstige burnout heeft geworsteld, hem toegankelijker, sympathieker ook. Maar die wetenschap suggereert ook een grotere kwetsbaarheid dan voor een politicus mogelijk goed is. Een indruk die wordt versterkt door zijn doorgaans minzame gezichtuitdrukking en zijn zachte, soms zelfs te zachte stem en manier van spreken. Ik verbeeld me overigens niet dat al deze kenmerken tesamen betekenen dat hij gemakkeljk in de omgang is, voor anderen, of voor hemzelf. Ik vermoed achter zijn ‘zachte’ uitstraling een aanzienlijke mate van koppigheid. Maar dat suggereert ook betrouwbaarheid. Die combinatie verleent hem als  leider in ethisch opzicht aantrekkelijkheid en bevordert in anderen de bereidheid hem te volgen. Deze kenmerken overziende meen ik beter te begrijpen wat hem nog niet zo lang geleden in een burnout heeft doen belanden.Maar ze roepen ook de vraag op of de uitlopers daarvan bij tijd en wijle nu nog effect hebben op zijn psychische gezondheid en zijn sociaal en politiek functioneren. Is, bijvoorbeeld, zijn bijna koppige weigerachtigheid om met duidelijk ja of nee  te antwoorden op de vraag of hij voor het premierschap zal gaan, een ‘laat symptoom’ daarvan? Immers, burnout is een syndroom dat het gevolg is van een ernstige en langdurige verstoring van het evenwicht tussen draaglast en draagkracht. Als er langere tijd meer op ons bord is terecht gekomen of door ons genomen dan we aan kunnen, speelt niet zelden een rol dat we te vaak niet ‘nee’ hebben gezegd. Ook waar dat het meest gezond en realistisch zou zijn geweest. Maar nu vaker besluiten ‘nee, dat nooit meer’ kan pijnlijk zijn omdat daardoor mogelijk bepaalde ambities  opgegeven moeten worden. Ik sluit niet uit dat Omtzigt graag premier wil worden, maar van zijn burnout heeft geleerd dat het niet verstandig is tegen dat verlangen ‘ja’ te zeggen, althans niet op dit moment. Ik vermoed wel dat hij de hoop heeft  dat dit na de verkiezingen anders kan liggen, bijvoorbeeld door een verpletterende verkiezingsoverwinning. Mocht na 22 november die functie zich inderdaad bij hem melden, dan raad ik hem dringend aan, alvorens ja te zeggen, de Taakanalyse Methode (TAM) te raadplegen. Dat is een methode, onder meer, om te inventariseren of de polstokken in ons leven, zoals onze  lichamelijke en psychische weerbaarheid en vaardigheid en de sociale en emotionele ondersteuning waarop we kunnen rekenen, lang en robust genoeg zijn om grote sprongen te kunnen wagen. Daarom, meneer Omtzigt, mijn advies: neem pas na de 22ste en na het gedetailleerd en precies  gestoeid hebben met de TAM en na de uitkomsten daarvan  te hebben doorgesproken met  belangeloze vertrouwensvolle anderen, uw besluit. Om met Goethe te spreken: “Twijfel groeit met kennis, maar neemt er ook door af”.

Volslagen verward is volstrekt normaal

De eerste keer dat hij mij kwam consulteren is ruim 30 jaar geleden. Aanleiding was Operation Desert Storm, het uitbreken van de oorlog tussen Irak en een coalitie van gealieerden onder leiding van de VS, het begin van de Golfoorlog. Hij vertelde toen dat hij al dagen onrustig en angstig was, slecht of helemaal niet sliep en voortdurend aan de radio of televisie gekluisterd zat om al het nieuws over de het oorlog te volgen. Zijn verzoek was daarom, in één zin samengevat: “help me alsjeblieft van de oorlog af. Op eigen kracht lukt dat niet. Ik ga er steeds weer naar toe terug”. Daarbij kon hij overigens niet goed aangeven wat het aan die oorlog was, dat hem vooral beangstigde. Het was niet de angst dat die zou overslaan naar ons. Hij was reeel genoeg om te beseffen dat dit zeer onwaarschijnlijk was. Het was vooral de psychische dreiging die van oorlog uitging, van het onbestemde ervan. Alsof opeens alles onzekerder was geworden. “Als ik nu in een vliegtuig stap dan is het niet langer vervoermiddel, maar een ding dat zomaar uit de lucht geschoten kan worden. En als tijdens een vlucht de intercom aangaat voor een mededeling uit de cockpit, zit ik meteen rechtop. Alsof er absoluut iets dreigends gemeld gaat worden. Alles is opeens angst- of oorlogsbesmet”. Ik heb hem indertijd een zelfontspannings/zelfhypnose methode aangeleerd waarmee hij zichzelf beduidend kon helpen. Maar in de loop der tijd is zijn vaardigheid daarin weggezakt en daarom komt hij nu voor enkele ‘opfris’-sessies. Maar ook voor een tweetal klachten die hij indertijd niet zo had benoemd, te weten concentratieproblemen en emotionele verwardheid. Ik vraag hem wanneer hij daar last van heeft. Hij antwoordt dat hij vooral s’avonds als hij naar nieuws op de televisie kijkt, verward raakt. “Ik raak soms volledig de kluts kwijt, tot op het punt van huilen toe, als ik het ene moment nog naar de ontelbare vluchtenden, de gigantische puinhopen door bombardementen en de talloze dode volwassenen en kinderen daartussen, als vuilniszakken langs de weg gesmeten, heb zitten kijken, en onmiddellijk daarop gaat het al gaat over de hoogste jaarwinst ooit van KLM/AirFrance. Ik kan emotioneel gewoon niet zo snel schakelen. Maar als ik naar de mensen om me heen kijk en die lijken die daar geen last van te hebben, denk ik, ‘zoals ik reageer dat is niet normaal. Ik trek het me teveel aan. Eigenlijk moet het me koud laten want ik kan er toch niets aan doen”. “Maar wie is hier eigenlijk normaal dan?”, vraag ik hem. “Degene die zonder een spoor van indigestie het hele buffet van uiterst bloedig tot volstrekt triviaal nieuws wegwerkt? Of degene die grote moeite heeft om emotioneel uiterst confronterende  beelden te verteren, daarvan in de war raakt en niet zomaar nieuwe informatie kan opnemen?” Dan zegt hij, van Joodse komaf, een zin uit een recente podcast citerend, iets dat de kern van zijn momentane verwarring blootlegt: “Weet je, eigenlijk kan ik niet iets bedenken dat minder Joods is dan een medemens tot vluchteling maken”.

Over psychische verdoving en grenzen aan empathie

Volgens het Hoge Commissariaat van de Verenigde Naties zijn er wereldwijd dit jaar circa 110 miljoen mensen op de vlucht. Meer dan ooit. Eerlijk gezegd weet ik niet wat ik me daarbij voor moet stellen. Zelfs als ik er oprecht moeite voor doet, lukt dat me niet goed. Eén vluchteling of enkele, zoals in mijn directe omgeving, dat gaat  nog voor wat betreft hun pijn, hun angst, hun hoop. Maar 110 miljoen? Dat is teveel, te abstract. Het lukt me niet om de compassie op te brengen waarvan ik meen dat ze daar allemaal recht op hebben. Het is soms net alsof bij het toenemen van het aantal slachtoffers bij een tragedie empathie en bereidheid om te helpen eerder af- dan toenemen. Of nog confronterender gezegd, hoe groter het aantal slachtoffers hoe meer de waarde van een individueel leven lijkt af te nemen. Blijkbaar is de waarde van een mensenleven niet een constante maar varieert met de grootte en duur van een tragedie. Hoe  vaker we gebombardeerd worden met beelden van een tragedie, hoe minder we er door geraakt lijken te worden. Volgens de psychiater Robert Lifton, die onderzoek deed naar de psychische gevolgen van de atoombom op Hiroshima spelen daarbij twee psychische processen een bepalende rol. Een is dat als wij langdurig met overweldigende en onverwerkbare gebeurtenissen worden geconfronteerd, onze psyche een afweermechanisme inschakelt dat wel wordt omschreven als ‘psychic numbing’, ‘psychische verdoving’. Lifton trof dat in extreme vorm aan onder de mensen die de verschrikkingen van Hiroshima hadden meegemaakt: ze ontwikkelden een reactie die hun gevoel deed ophouden, ze werden psychisch, innerlijk, koud. In de gesprekken die hij met hen had, vertelden ze vrijwel allemaal zich volledig bewust te zijn geweest van wat er om hen heen gebeurde toen de bom was gevallen. Ze wisten dat er mensen naast hen op een verschrikkelijke manier stierven maar ze verloren eenvoudig hun emotionele betrokkenheid bij dat alles. Ze zeiden dingen als: “Mijn geest was verlamd, verdoofd”, of “Ik werd eenvoudig ongevoelig voor de dood van anderen”. In een situatie als die van Hiroshima was psychische verdoving een noodzakelijke bescherming tegen prikkels die onverwerkbaar waren. Maar wat ook een belangrijke rol speelde  was ‘a sense of inefficacy’, een gevoel van volstrekte ontoereikendheid. ‘Wat je ook doet, het doet er niet of nauwelijks toe. Er zijn veel te veel mensen die je niet bereikt en dat geeft een uiterst pijnlijk gevoel van tekort schieten en nutteloosheid’. Dat brengt me op een zeer pijnlijke vraag: zou het kunnen zijn dat na decennia van diepe ellende, oorlog en voortdurend aanwezige doodsdreiging tal van Palestijnen psychisch verdoofd, innerlijk verkild zijn geraakt? En dat op die psychisch te koude ‘ondergrond niet gemakkelijk nog iets positiefs kan groeien, laat staan bloeien. Dat wat nog wel opkomt ‘onkruid’ is. Zoals het onkruid van het terrorisme. Begrijpelijk dat de meeste Gazanen nog maar één verlangen lijken te hebben. Dat dit, het doet er niet toe hoe, dat dit, dat deze tragedie nu eindelijk eens ophoudt. En ze uit de verdoving kunnen ontwaken.

 

 

https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Palestinian_refugees.jpg