Het laatste gesprek

Het zijn er inmiddels vele honderden en ze komen nog steeds binnen. De verzoeken van lezers het in mijn vorige column genoemde interviewschema te ontvangen dat ik gebruik(te) om studenten in het kader van een cursus levenslooppsychologie in gesprek te laten gaan met hun ouders. Veel te veel voor een persoonlijk antwoord, heb ik vanaf het allereerste verzoek toch besloten iedereen die er om vraagt, een link naar het schema en naar achtergrondsinformatie daarvoor te sturen. Eigenlijk is het correcter als ik in plaats van ‘vanaf’ schrijf ‘vanwege’. Want dat allereerste verzoek deed het ‘m. De vrouw die het deed, 47, schreef dat haar ernstig zieke vader, 73, waarschijnlijk binnenkort zou komen te overlijden. Mede naar aanleiding van de column – ze had ‘m gelezen terwijl ze aan zijn ziekbed zat – was ze zich bewust geworden van hoe weinig ze eigenlijk wist van de man daarnaast haar en van zijn levensloop. Eenmaal overleden zou hij eigenlijk een intieme vreemde voor haar blijven. Dat vond ze een heel verdrietige constatering. Reden om mij te vragen of het interview ook in deze situatie nog zinvol zou kunnen zijn. Ik heb naar eerlijkheid geantwoord dat ik daar geen ervaring mee heb, maar dat ik haar een link naar het schema en naar achtergrondsinformatie zou sturen om voor zichzelf te oordelen. Gisteren, zondag, ontving ik een mail van haar. Ze liet me weten dat haar vader de vorige avond was gestorven. Maar ze wilde me vooral laten weten dat ze aan de hand van het schema het gesprek met haar vader was aangegaan nadat ze hem eerst uitleg daarover gegeven had en hij daar, ze schreef ‘met tranen in zijn ogen’, zeer instemmend op had gereageerd. Vanwege zijn toestand had ze het interview over meerdere dagen uitgesmeerd. Hoewel het hem iedere keer na enige tijd vermoeide, deed het hem ook duidelijk goed om over zijn leven gedetailleerd te kunnen praten met iemand die daar oprecht geinteresseerd in was. Ze eindigde haar mail met iets dat haar diep ontroerd had. En mij, dat lezende, evenzeer. “Een van de laatste vragen in het schema is naar wat de geinterviewde beschouwt als de gelukkigste momenten in zijn of haar leven. Mijn vader antwoordde: ‘daar mag je onze gesprekken van de afgelopen paar dagen ook bij noteren’. “Dank”. Ik heb geantwoord dat ik op mijn beurt haar bedank deze ervaring met mij te hebben gedeeld maar vooral ook voor iets anders dat ze in haar bericht schreef: “Ik heb een dochter van 21 en een zoon van 20. Stel nou voor dat ik morgen verongeluk of overmorgen een aandoening krijg waardoor ik niet meer kan communiceren. Zouden mijn kinderen dan net zo onwetend naast mijn bed en lichaam zitten als ik nog afgelopen week aan het bed  van mijn vader? Ik denk dat ik ze ga vragen mij te interviewen”. En ik denk dat het onderhand tijd wordt dat ik dat ook aan mijn kinderen ga vragen.

Intieme vreemden

Als je opgroeit in een groot gezin, zoals ik, breng je zelden  tijd met je ouders alleen door. Ik heb lang gedacht dat ik daarom zo weinig wist van de geschiedenis van mijn ouders, van hun kinder- en jeugdjaren, de belangrijke gebeurtenissen en personen in hun leven, en hun wensen, teleurstellingen en successen. Ze zijn voor mij  op die punten relatief onbekenden gebleven zo besef ik tot mijn spijt. Inmiddels weet ik uit onderwijs en onderzoek dat de meeste volwassenen weinig weten over de ontwikkeling van kind tot volwassene van hun ouders. Een van de opdrachten die ik studenten in een cursus Levenslooppsychologie daarom geef is hun ouders afzonderlijk te interviewen over hun leven aan de hand van een daarvoor ontwikkeld interviewschema. Zowel studenten als ouders vinden dat spannend en zinvol en wijzen het zelden af . Ze bepalen zelf wat ze vertrouwelijk willen houden en wat gedeeld mag worden. Vaak krijgen studenten dingen te horen die ze al wisten. Maar vaak ook worden ze geconfronteerd met informatie die nieuw voor hen is, aan het denken zet of zelfs schokt. Een studente: ‘ik heb nooit geweten dat mijn moeder een ongewenst kind was en hoe dat haar kinderjaren heeft bepaald”. Een student: “Ik vond het heel verdrietig te horen van mijn moeder dat haar moeder, mijn oma dus, jarenlang  in een psychiatrische inrichting heeft gezeten en daar is gestorven. En hoe ze nog altijd bang is dat dezelfde stoornis zich bij een van ons ooit zal voordoen’. Een andere student in zijn interviewverslag: ‘Ik heb nooit begrepen waarom mijn vader ons nooit aanraakte en vaak zelfs heel vreemd deed als wij dat bij hem deden. Maar toen hij vertelde hoe dat was gekomen, kon ik het maar al te goed begrijpen. Hij was tijdens de oorlog als 14-jarig jongetje betrapt bij een soort van homoseksueel spelletje met een leeftijdsgenootje. Ze werden naar het politiebureau gesleept en binnen de kortste keren wist het halve dorp wat er was gebeurd. Een tijdlang werd hen alles wat goor en lelijk was naar het hoofd geslingerd. Sindsdien heeft hij nooit meer een jongen, ook niet zijn eigen zoons, durven aanraken”. Hij schreef ook dat het interview iets positief tussen hem en zijn vader bewerkstelligd had, al kon hij niet precies zeggen wat dat was. Dat is de ervaring van de meeste volwassen kinderen die de moeite en tijd nemen om zich door hun ouders te laten vertellen hoe het in hun leven is gelopen. Overigens ook omdat er heel veel ‘gewonere’ en leuke informatie gedeeld wordt. Kijkend naar wat het kan doen in de relatie (volwassen)kind-ouder ben ik geneigd om iedere  volwassene het interviewschema in handen te drukken en te roepen: ‘Ga praten thuis!’ Want wat is er verdrietiger dan je ouders begraven zonder te weten wie zij waren. Vreselijk eigenlijk als de mensen uit wie jij bent voortgekomen, grotendeels intieme vreemden voor je zijn gebleven. Wat veelal ook wil zeggen, grotendeels onbegrepen.

Arnon’s opdracht

Afgelopen vrijdag was ik op uitnodiging van schrijver Arnon Grunberg als gast en gesprekspartner aanwezig bij de presentatie van zijn nieuwste boek getiteld Bezette Gebieden, een vervolg op het drie jaar eerder verschenen Moedervlekken. Voor een bomvolle zaal spraken we over suicidepreventie en de grenzen van de psychiatrie. De hoofdfiguur in beide boeken is een (oud-) psychiater, Kadoke genaamd, die ooit als voornaamste levens- en werkdoel had “Zelfvernietiging te voorkomen”. Want, zoals hij dat aan zijn collega’s bij de GGZ-crisisdienst waar hij  werkzaam was, niet moe werd te verkondigen: “De maatschappij kan zich zelfmoord niet veroorloven”. Hoewel mijn standpunt is dat de maatschappij zich juist niet kan en mag veroorloven zelfdoding onmogelijk te maken, heb ik dat niet ingebracht. Waar ik wel Arnon’s aandacht voor heb gevraagd is voor het feit dat hij in zijn teksten nu eens de term suicide gebruikt dan weer de term zelfmoord of zelfmoordpoging, maar nooit het meest terechte woord: zelfdoding. Ik heb uitgelegd dat wat de maatschappij zich niet langer kan veroorloven is het gebruik van dat onterechte en criminaliserende woord, zelfmoord. En ook waarom het terechte woord, zelfdoding, zo belangrijk is. Toen ik na afloop tijdens een soort van lanceringsfeest het exemplaar van het boek door Arnon aangereikt kreeg dat hij voor mij gesigneerd had en zijn opdracht daarin las, was mijn reactie er een van vreugde en ontroering. Die opdracht luidt:  “Amsterdam 10/1/20 Voor Rene. Geen ‘zelfmoord’ meer. Groet, Arnon”. Het moet van mijn gezicht af te lezen zijn geweest wat dat mij deed, want er kwam een jonge vrouw naar mij toe en vroeg: “Leuk, wat ie daarin schreef”. “Nou, leuk is het woord niet”, was mijn antwoord, “maar zo welkom. Iedereen die dat vreselijke woord in de ban doet, doet iets wezenlijk weldadigs. Arnon dus ook.” En ik las haar zijn opdracht voor. Terwijl ik al aanstalten maakte om te vertrekken, zei ze iets dat me trof en staande hield. “Zo zie je maar”, zei ze ,,het gaat niet om de zin van het leven, maar om de zin in het leven. “ “Hoe bedoel je”, reageerde ik. “Wel”, reageerde ze “als iemand die jij hoogacht en dat doe jij duidelijk bij Arnon, iets dat jij wilt veranderen, steunt, zich bij je  aansluit zeg maar, dan krijgt je leven even een injectie met zin. Als ik het zo bezie dan krijg je door Arnon’s bijval meer zin om door te gaan met je missie, dus meer zin in het leven. En omdat het leven geen vaststaande zin heeft, ik denk dat in ieder geval en jij volgens mij ook blijkens wat ik vanavond van je gehoord heb tijdens je gesprek met Arnon, moeten we het hebben van injecties die ons zin geven in het leven. Kijk maar naar kinderen. Die hebben altijd zin in het leven en worstelen daarom nooit met de zin van het leven. Ik wil maar zeggen, wat je zin geeft in het leven dat is de zin van het leven.”

Een eenvoudig voornemen

Het meest eenvoudige is ook vaak het effectiefste. Vandaar deze vraag: wat is het eenvoudigste en qua psychische en lichamelijke gezondheid effectiefste voornemen dat je voor 2020 kunt maken? Toegegeven, niet iedereen is in staat er gebruik van te maken, maar de overgrote meerderheid van de mensen kan het probleemloos toepassen. En het helpt hen zeer om aan klachten en problemen het hoofd te bieden, zeker als ze het dagelijks doen, Zozeer zelfs dat het eigenlijk onbegrijpelijk is dat huisartsen en andere hulpverleners dit ‘middel’ niet op grote schaal aan patienten voorschrijven. Vooral als je bedenkt dat het middel niets kost, vrijwel geen bijwerkingen heeft en mensen ontspannener, vriendelijker, minder gedeprimeerd, optimistischer en, bepaald niet onbelangrijk, creatiever maakt. Dat geldt voor jonger en ouder. Onbegrijpelijk daarom ook  dat het middel niet grootschalig wordt ingezet in het onderwijs, in overheidsinstellingen en bedrijven. Want het verhoogt schoolsucces, arbeidsproductiviteit en arbeidsvreugde en vermindert het risico op het maken van fouten. Je zou bijna gaan denken dat het om een wondermiddel gaat. En dat is het ook. Er is geen ander middel dat op zo grote schaal probleemloos voor vrijwel iedereen beschikbaar is en dat zulke miraculeuze (= letterlijk ‘waarvan je gaat glimlachen’) effecten heeft. Wel zijn aan een effectief gebruik ervan enkele voorwaarden verbonden. Een is: gebruik het middel als het ook maar enigzins kan ieder dag, eventueel meerdere malen. Twee; gebruik per dag lang genoeg (zie onder). En drie: de omgeving waarin je het gebruikt kan van invloed zijn. Er is niets op tegen  het middel samen met anderen te gebruiken, maar hoe stiller en natuurlijker de omgeving hoe beter. Een jaar of wat geleden, tijdens een cursus Gezondheidspsychologie, legde ik studenten de vraag voor waarmee deze column begint evenals de bovengegeven toelichting daarop. Niet iedereen kwam meteen op het correcte antwoord. Ik heb hen vervolgens voorgesteld tijdens de resterende cursusweken op ongeveer hetzelfde tijdstip van de dag als waarop ik dat al jarenlang doe, begin van de avond, en ongeveer even lang, als klas het middel te gebruiken. Gevolg? We kwamen regelmatig elkaar s’avonds wandelend in de stad (Middelburg) tegen. Nu eens voegde ik mij bij hen, dan weer zij bij mij. Voor tenminste een half uur of langer en om in totaal over de dag heen ieder tenminste zo’n 11.000 stappen te bereiken (bijgehouden op teller of smartphone). Soms liepen we zelfs, de cursus was in het Engels, op de cadans van dat prachtige wandelgedicht van verwoed wandelaar, dichter en Nobelprijs winnaar (1948) voor de literatuur T.S. Eliot dat als volgt begint: “Let us go then, you and I, when the evening is spread out against the sky, Let us go through certain half-deserted streets”.  (Laten we gaan dan, jij en ik, wanneer de avond zich tegen de hemel aftekent, laat ons gaan door de half -verlaten straten).

Ze zijn inmiddels allemaal afgestudeerd, maar nog krijg ik wel eens een wandel-update binnen. Over een eenvoudig en duurzaam voornemen gesproken.

2020, Economisch of Psychologisch?

De overlevering wil dat de god Janus, naar wie de eerste maand van het jaar is genoemd, ooit de belangrijkste was van de goden in het oude Rome. Want Janus had twee gezichten, een die naar achter, in het verleden, kon kijken en een die naar voren, de toekomst in kon zien. Janus was daarmee de portier van het leven (het meest gebruikte woord voor portier in het engels is nog altijd ‘janitor’). Als Janus de poort niet voor je opende dan kon je als gewoon mens de toekomst niet in. Maar zelfs als oppergod, zoals Zeus, kwam je dan voor een dichte hemeldeur.  Nieuwsjaarwensen, al dan niet vergezeld van geschenken, waren ook in de Romeinse samenleving al niet anders dan wensen voor je zelf en aan elkaar dat Janus je in staat zou stellen het verleden achter je te laten en aan een nieuwe, betere tijd te beginnen. Ik vertelde dit na afloop van een gesprek aan een bijna afgestudeerde geneeskundestudente die vanwege de zelfdoding van haar moeder voor een consult bij mij was geweest. Haar onmiddellijke reactie was “dan hoop ik oudejaarsavond klokslag twaalf Janus tegen te komen. Ik heb nog wel een paar wensen”. “Zoals..?” vroeg ik. Ze hief een hand met gespreidde vingers omhoog en telde af[i]. “Een: dat  er in 2020 voorgoed een einde komt aan het gebruik van dat meest onterechte van alle woorden: zelfmoord. Twee: dat volwassenen beter naar jongeren luisteren. Jongeren zijn vaak veel milieubewuster dan volwassenen en hun klimaatverontwaardiging en –verontrusting wordt veel te gemakkelijk afgedaan als jeugdige overdrijving of hysterie. Drie: dat er een eind komt aan de bezetenheid door voedsel, We worden  doodgegooid met voedseladvertenties, restaurant-aanbiedingen, kookprogramma’s, kookboeken, kookrecepten en kookwedstrijden. Geen wonder dat de meeste mensen veel te veel eten, overgewicht hebben en, het ergste , er geen been inzien voedsel weg te gooien dat ze niet meer op kunnen of dat maar een enkele dag over datum is. Een bewoner van een andere planeet die dat gedrag beziet, kan niet anders dan concluderen dat vraatzucht  en voedselverspilling alledaagse bezigheden op planeet aarde zijn. Vier: dat er een eind komt aan dat alsmaar uitdijende bombardement van wedstrijden, klassementen, hitlijsten en talentjachten op talloze, je kunt het zo gek niet noemen, gebieden. Competitie- en excellentiedrift zijn een ware epidemie geworden. En dat ook nog onder toejuiching  van de machtigste man op deze planeet, Donald Trump, die scoringsdrift tot zijn persoonlijk credo heeft gemaakt. Al ruim 30 jaar tot nog heel onlangs bazuint hij, hoe typerend, deze leus rond: ‘the only sin is not to win’. ‘Oftewel, wie niet wint is een loser. Punt uit’. En vijf: laten we alsjeblieft een einde maken aan onze bezetenheid door economische groei in de zin van winst en welstand, en ons voortaan richten op psychologische groei, groei in welwillendheid en wijsheid in de omgang met elkaar en de natuur”. Ik heb, mede namens mijn generatiegenoten, een diepe buiging gemaakt voor zoveel jeudige intelligente wijsheid.