Reanimatie burgerplicht?

Afgelopen week heb ik een voornemen uitgevoerd waar ik al tijden, jaren zelfs, mee rond liep maar altijd wel weer een excuus voor vond om het uit te stellen. Dat zat me dikwijls weliswaar niet lekker, ik voelde me er zelfs meer of minder schuldig over, maar de belofte aan mezelf dat ik het ooit wel zou doen, was voldoende dat gevoel vooralsnog het zwijgen op te leggen. Totdat er onlangs iets gebeurde dat nog langer vooruitschuiven voor mijn gevoel onaanvaardbaar maakte. Dat iets vond plaats tijdens de EK-wedstrijd Denemarken-Finland op 12 juni. Christian Eriksen, de Deense sterspeler, kreeg kort vóór rust een hartstilstand en viel voor dood op het veld neer.  Het was dankzij snelle reanimatie, binnen een minuut of 6 – als dat minuten langer duurt dan is het doorgaans voorgoed te laat – dat hij werd gered en naar alle waarschijnlijkheid zijn gewone leven op den duur weer kan oppakken. Die nacht ben ik een paar keer wakker geworden. Alsof een stemmetje in mijn onderbewuste me aanspoorde om steeds te controleren of mijn vrouw nog wel ademde. Gelukkig lag  ze gewoon vredig te slapen. Maar wat als dat niet zo was geweest? Had ik dan geweten wat te doen?  Behalve 112 bellen maar met het levensgrote risico dat de ambulance te laat zou komen en reanimatie opstarten geen zin meer zou hebben? Het gevolg was dat ik na een lastige nacht vroeger dan gebruikelijk wakker werd en uit bed stapte met een ongemakkelijk gevoel van te kort schieten, of eigenlijk nog preciezer gezegd, van schaamte. De kennis van wat je moet doen bij een hartstilstand is er. De vaardigheden die je moet hebben voor reanimeren zijn eenvoudig te leren. Beseffen dat je met die kennis en vaardigheden het verschil kan maken tussen leven en dood van mensen uit je directe omgeving maar je die kennis en vaardigheden nog altijd niet eigen maken, terecht dan je dan, zo zei ik tegen mezelf, terwijl ik naar mijn nog slapende vrouw keek, een gevoel van schaamte ervaart. Nog diezelfde ochtend heb ik me aangemeld voor de basiscursus reanimatie bij de Hartstichting. De eerst beschikbare datum daarvoor was 20 juli. Mijn verjaardag. Ik heb dat maar opgevat als een aanwijzing, van wie of wat dan ook, dat ik niet aan een volgend levensjaar kon beginnen zonder dat ik geleerd had te reanimeren. Natuurlijk zijn er vragen uit mijn directe omgeving gekomen, in de trant van ‘waarom op je verjaardag?’ Mijn antwoord was steevast alleen maar ‘Nou, daarom’ in de zin van ‘dat moet ik niet eens uit hoeven leggen’. En ik heb suggesties om iets aan mijn verjaardag te doen naar een dag eerder of later verschoven. Voor de alle duidelijkheid, verjaardag of niet, wat ik gedaan is niet bizonders. Wel iets bizonder belangrijks. Een bizonder belangrijke burgerplicht. Van ieder van ons jegens elkaar. En ik geef toe dat ook ik dat zelf wel eens wat eerder had kunnen (of is het moeten?) bedenken.

(zie https://www.hartstichting.nl/reanimatie)

 

 

Photo by Martin Splitt on Unsplash

 

 

 

 

Wijs mij een held…

Rond middernacht, 27 september 1971, verloor mijn zwager en tevens beste vriend vlak vóór de Schipholtunnel de macht over het stuur, botste op hoge snelheid tegen de zijkant en werd geruime tijd later zwaar gewond in het Wilhelmina Gasthuis in Amsterdam opgenomen. Daar heeft hij zeven dagen in coma gelegen totdat gezien de volstrekte uitzichtloosheid van zijn situatie besloten werd de behandeling te staken. Zeven dagen en nachten waarin we in wisselende samenstelling hem bijna continue vanachter glas gezelschap hebben gehouden en gehoopt, gesmeekt, en gebeden dat hij uit wat uiterlijk leek op een diepe slaap – zijn gezicht was ongeschonden – uiteindelijk toch zou ontwaken. Misschien wel dankzij, we wisten van ellende vaak niets anders te doen, onze eenzijdige gesprekken tegen en oproepen aan hem. De herinneringen aan die gebeurtenis en vooral aan de gruwelijke golfslag van wanhoop, hoop en weer wanhoop, hebben mijn vrouw en mij sinds de moord op Peter R. de Vries weer regelmatig bezig gehouden. Alsof onze  psyches op zoek waren naar zowel overeenkomsten als verschillen tussen beide drama’s. Als Peter’s dierbaren op overeenkomstige manier in de wachtkamer van de uitzichtloosheid hebben verkeerd zoals wij indertijd en ik vermoed het, dan moeten ze ondanks alle steunbetuigingen ontroostbaar zijn. In sommige opzichten zelfs meer dan wij indertijd. Van de beroemde Russische schrijver Leo Tolstoj is in zijn boek Anna Karenina, de uitspraak  ‘Alle gelukkige gezinnen lijken op elkaar, ieder ongelukkig gezin is ongelukkig op z’n eigen manier’. De dood die ons trof was een ongeluk, domme pech. Niemand heeft die gewild en niemand heeft daar schuld aan. Maar Peter’s dood is opzettelijk. Anderen hebben die gewild, gepland en uitgevoerd. Bij ons was er geen reden voor boosheid of woede jegens anderen. Voor Peter’s familie is er naast verdriet en ontreddering alle reden voor zulke gevoelens. Alleen, wat moet je met je boosheid, je woede? Bij verdriet of angst kun je je nog tot vertrouwde anderen wenden, een zekere mate van troost bij hen zoeken en mogelijk vinden. Maar waar moet je heen met je woede op degenen die volslagen gevoelloos het doden van je dierbare als een goed betaalde klus hebben aangenomen en uitgevoerd? En dan is er nog die andere knellende konstatering. Peter is een held in de ware zin van het woord. Iemand die de strijd tegen het kwaad en zijn handlangers tot zijn  levensopdracht maakte in het besef en de wetenschap dat het kwaad zich ook tegen hem persoonlijk zou kunnen keren. Dat risico heeft hem er niet van weerhouden de strijd op een onverschokken en nagenoeg compromisloze manier aan te blijven gaan. Maar daarin schuilt ook de tragiek van de ware held. Voor hemzelf maar vooral ook  voor zijn dierbaren. Hij moet die onverschrokkenheid soms met de dood bekopen. Of om het in de snijdend pijnlijke woorden van een van de grootste Amerikaanse schrijvers van de vorige eeuw, F. Scott Fitzgerald, te zeggen: “Wijs mij een held en ik schrijf u een treurspel”.

 

 

Foto (C) DWDD conform licentie: https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Peter_R_de_Vries_(2017).jpg

 

Lijst je relatie in

“Opa, hoe lang bent u al met oma getrouwd?” vraagt kleindochter van acht. “Al 51 jaar lieverd”, luidt opa’s antwoord. “Oh”, zegt ze geimponeerd. “En hoe lang moet u nog?” De afgelopen dagen heb ik ettelijke honderden emails gelezen van lezers die gereageerd hebben op mijn oproep in de column van vorige week hun ervaringen of inzichten omtrent wat bijdraagt aan een duurzaam goede partnerrelatie te delen. Het was absoluut geen straf dat te doen. Integendeel. Ik heb vaak moeten lachen, zoals om het verhaaltje hier boven. Maar ik ben ook bij herhaling diep ontroerd geraakt door een indrukwekkende lijst van relatie-ingredienten en ervaringen die in een mail werden beschreven om gevolgd door een slotzin waarin zoiets staat als: ‘Maar zo gaat het tussen ons helaas niet meer. Ze is twee jaar geleden gestorven’. Wat me ook heeft verrast is dat mijn verzoek voor veel stellen een positieve uitdaging is gebleken. Uitdaging om met elkaar in gesprek te gaan over wat hun relatie stabiel en liefdevol maakt en op basis daarvan, vaak voor de eerste keer –  de gemiddelde relatie-/huwelijksduur van de schrijvers is 47 jaar – een lijst van noodzakelijke of behulpzame ingredienten op te stellen. Een lezeres beschreef die gang van zaken op de volgende ontwapenende manier: “Mijn man las me de column voor, doet ie af en toe. Toen ik reageerde met ‘wat een leuke opdracht, laten we er samen voor gaan zitten en verzinnen wat ons het al 53 jaar met elkaar doet uithouden – dat hebben we gek genoeg nog nooit gedaan op die manier-  was hij daar meteen voor in. Hier onze lijst (commentaar welkom!)”. Het blijkt er een met 13(!) ingredienten. Ik noem er enkele: ‘Onze relatie is een continue gesprek waarin alles op de agenda mag en dikwijls ook moet’. ‘Elkaar bekritiseren mag maar alleen als we ook aangeven op welke manier de ander aan die kritiek tegemoet kan komen’.  ‘We bekritiseren elkaar nooit in het openbaar’.  ‘We zijn tolerant (en respectvol) tegenover elkaars vrienden en familieleden’. ‘We tonen onze genegenheid voor elkaar ook waar anderen bij zijn’. ‘We accepteren en erkennen dat we in bepaalde opzichten verschillend zijn en dat bepaalde verschillen in onze relatie niet oplosbaar (hoeven) zijn’. We zijn vergevingsgezind jegens elkaar en degenen die voor de ander belangrijk zijn. Ze voegde er tot slot nog iets bizonder kostbaars aan toe. “Toen we ons lijstje hadden en mijn man dat nog eens hardop voorlas, was het net alsof alleen al door al die dingen te benoemen die we bij tijd en wijle doen of (meer) zouden kunnen doen, er een optimistische wolk over ons neerdaalde. Je bewustzijn van wat je allemaal met elkaar doet en eventueel nog meer kunt doen, doet je beseffen hoezeer een duurzaam goede relatie één voortdurende co-productie is. We hebben daarom besloten ons lijstje op te hangen op een plaats waar wij ‘m dagelijks tegenkomen maar anderen ‘m niet zien (binnenkant van de slaapkamerkast)” .

 

 

Photo by alevision.co on Unsplash

Duurzame relaties

Als de voorspellingen uitkomen, stort er zich binnenkort een lawine aan huwelijken over ons land uit. Veelal inhaalmanoeuvres van stellen die vanwege corona hun voorgenomen bruiloft een jaar of langer hebben moeten uitstellen. Hoe stabiel zullen die herhaaldelijk aangekondigde, uitgestelde maar niet afgestelde huwelijken zijn? Het is een wijdverbreide en wetenschappelijk onderbouwde opvatting dat als mensen ten overstaan van anderen openlijk verklaren dat zich aan een belangrijke gedragscode zullen houden, de waarschijnlijkheid dat ze dat ook zullen doen, groter is dan zonder zo’n verklaring. Wie publiekelijk verklaart op een bepaalde partij te stemmen of aan een goed doel te geven, doet dat ook vaker dan degenen zonder zo’n verklaring. Hoe zit dat met huwelijken? Je zou verwachten dat als stellen ten overstaan van iedereen die hen dierbaar of belangrijk  is, herhaaldelijk verklaren elkaar trouw te blijven en bij te staan in voor- en tegenspoed  tot de dood hen scheidt, hun relatie ook een langer leven geschoren is dan zonder zo’n gelofte van duurzaamheid. Het goede nieuws is dat gehuwden het gemiddeld genomen inderdaad langer volhouden dan ongehuwd samenwonenden. Het slechte nieuws is dat huwelijksgeloften geen garantie voor duurzaamheid zijn. Uiteindelijk scheidt 40-50% van de pasgehuwden. Was het huwelijk een autofabriek en de helft van de geproduceerde modellen zou binnen 10 – 15 jaar naar de schroot kunnen, dan zou die allang op de fles zijn. Als geloften geen garantie zijn voor relationele duurzaamheid, wat dan wel? Het antwoord: niets! Er bestaan geen garanties voor, er is geen vast recept. Het staat weliswaar bol van de ‘deskundigen’ die beweren van wel, maar dat is misleidend. Het maximale dat de wetenschap op dit moment te bieden heeft, en de vraag is of dat ooit meer zal zijn, is een aantal ingrediënten aan te wijzen waarvan sommigen noodzakelijk zijn, ze moeten er voor duurzaamheid gewoon zijn maar zijn op zich elk niet voldoende (Zoals: ‘kom je beloften na en als je dat niet wilt of kunt, leg uit waarom’) . En een aantal die hoogstens wenselijk of behulpzaam zijn (Zoals ‘gooi bij ruzies niet de vader of moeder van je partner in de strijd die het ook nooit kon laten om…’). Om het allemaal nog wat ingewikkelder te maken komt daar nog bij dat het aantal ingredienten en de verhouding tussen noodzakelijke en wenselijke vaak aan bijstelling onderhevig zijn op grond van verder onderzoek. Reden voor enkele collega’s en mij om een begin te maken met een relatie-canon (te vergelijken met de opvoedcanon), een overzicht en uitleg van de onderzochte ingrediënten (we zitten nu op 34) waarmee mensen hun relatie op (waarschijnlijke) duurzaamheid kunnen ‘scoren’. Wat ons beweegt is dat blijkens een indrukwekkende  hoeveelheid onderzoek er geen interventie is met zoveel positieve maatschappelijke, sociale, gezondheids- en financiële opbrengsten als het duurzaam goede huwelijk. Daarom nodig ik lezers die ervaringsdeskundige zijn op het punt van een duurzaam goede partnerrelatie, uit me hun suggesties voor ingrediënten daarvan te sturen. Wie weet kunnen wetenschap en levenservaring zo een duurzaam huwelijk sluiten.

U kunt mij e-mailen op: diekstra.rene@gmail.com

 

 

Photo by Carly Rae Hobbins on Unsplash