Als een kind zich voor jou dood houdt

Hebben ouders recht op contact met hun volwassen kinderen? Met die vraag begint een brief van een lezer die ik enige tijd geleden ontving en met een stellig ‘ja’, ook op deze plaats heb beantwoord. Mijn antwoord leidde tot een aanzienlijk aantal niet zelden uiterst verdrietige verhalen over hoe het mis kan gaan tussen ouders en hun volwassen kinderen. Dat ik heb besloten er hier nu opnieuw aandacht voor te vragen is vanwege een brief van een echtpaar deze week waarin mij als psycholoog gevraagd wordt mij hierover uit spreken. En wel over een gedachtengang of opvatting over de liefde tussen ouders en kinderen  waarover de geleerden in mijn vakgebied, zelfs niet na ettelijke duizenden jaren van discussie, het maar niet eens hebben kunnen worden. Ik heb het over de liefdesopvatting van degene die wel beschouwd werd en nog altijd wordt als de grootste van alle OudGriekse filosofen, Aristoteles: “Ouders houden meer van hun kinderen dan kinderen van hun ouders’’. In hun  brief vertelt een echtpaar het verhaal van hun uiterst haperende relatie met hun zoon en schoondochter en, als gevolg daarvan, met hun kleinkinderen. Al jaren had hun zoon, getrouwd en twee kinderen van 3 en 8, ieder kontakt met hen afgehouden. Meerdere pogingen om kontakt te krijgen, waren mislukt. En een bevredigend antwoord op de vraag ‘Waarom?’ was al die tijd uitgebleven. Naast de boosheid op hun zoon en schoondochter waren er ook verwijten naar elkaar ontstaan. Wat ze deelden en wat steeds erger werd naarmate ze ouder werden, was hun verdriet. Een verdriet waarover ze schrijven: “Weten dat je kind leeft en zich toch als dood voor je verborgen houdt, het is de meest vreselijke afwijzing  die je als mens kan overkomen. Het doet zo’n pijn omdat die pijn daardoor vrijwel altijd vermengd is met, vrijwel constant vergiftigd wordt door schuldgevoelens, rationele, maar ook irrationele. Maar wie weet het onderscheid te maken? Ons lukt dat dikwijls niet. We doen elkaar daardoor niet zelden onnodig en onterecht pijn en verduisteren daarmee elkaars toekomst”. Inderdaad blijkt uit onderzoek dat als ouders hun kind door de dood of door afwijzing verliezen, ze vrijwel altijd ook het kontakt met of geloof in de toekomst in belangrijke opzichten verliezen. Je kind of je kinderen vormen je nakomelingsschap, dat wat na jou van jou komt. Maar wat als wat na jou komt zich dood houdt voor jou? Een ouder die door een eigen kind wordt ontkend, wordt in zekere zin dood verklaard als ouder. Het is dit huiveringwekkende besef dat mij er toe  bracht met die twee ‘verlaten’ ouders in gesprek te gaan en te helpen hun kinderen terug te vinden. Want als iets in je aan het doodgaan is, is het ’terugvinden’ enkel op eigen kracht soms te moeilijk. Of zo pijnlijk dat je niet of nauwelijks meer aan iets anders kunt denken. Inmiddels zien ze beiden hun pijn vooral als een uitdaging. En blijkt hun zoon zich er in een telefoongesprek  steeds meer van bewust dat de cruciale vraag omtrent zijn ouders niet is of ze volmaakt zijn of niet. Maar of ze op de voor hen mogelijke wijze goed genoeg zijn.

 

 

Afbeelding van Holger Langmaier via Pixabay

Zelfdoding. Niet iets om zelf te doen.

10 september is sinds 2003 World Suicide Prevention day uitgeroepen door de Wereld Gezondheids Organisatie (WHO) om wereldwijd bijzondere aandacht te geven aan wat we weten en kunnen doen aan zelfdoding en poging tot zelfdoding. Volgens de WHO doden jaarlijks zeker zo’n 750 duizend  mensen zichzelf en doet een veelvoud daarvan een of meer pogingen daartoe. Schattingen daarvan varieren, afhankelijk van geslacht, leeftijd, land, cultuur en tijdperk, van ruwweg 1 suicide op 12 pogingen tot 1 op 120 of hoger. Hoewel verreweg de meeste pogingen dus niet in de dood eindigen, kunnen het verdriet, de zelfbeschadigingen of verwondingen en relatie-ontwrichtingen als gevolg daarvan groot en niet zelden onherstelbaar zijn. Daarbij speelt de gebruikte suicide methode een bepalende rol. Volgens meerdere onderzoeken varieert de mate van dodelijke verwondingen van 75-90% (vuurwapens) tot 1.0 – 4.0% (messen/snijdende voorwerpen). Overzichten van suicide(poging)methoden – lopend van gebruik van vuurwapens, ophanging, verdrinking, plastic zak over het hoofd, opzettelijke botsing (verkeer) , vuur, (landbouw)gif, industriele poeders, medicijnen en gas tot dodelijk bedoelde zelfverminking met messen – laten twee opmerkelijke feiten zien. Een is dat veel (jong)volwassenen met suïcidale voornemens of plannen vaak slecht op de hoogte blijken van de risico’s van de door hen overwogen of gekozen methoden. Zo is er, bijvoorbeeld, bij gebruik van gif het risico dat door hersenbeschadiging niet de dood maar levenslange zelfbeschadiging, verminking of gehandicapt raken de uitkomst is. Twee is dat waar de dood wel de uitkomst is, levensperspectief biedende (probleem)oplossingen vaak niet of onvoldoende zijn verkend, aangeboden of uitgeprobeerd. Sterker nog. Uit onderzoeken van internationale collega’s en mij zelf is gebleken dat de motieven van jongeren en ouderen voor een dodelijke suïcidepoging vaak heel goed beïnvloedbaar en therapeutisch behandelbaar zijn. Uit interviews met suïcidepogers of personen uit hun omgeving blijkt dat motieven voor een poging niet zelden een van de volgende of een combinatie daarvan is: 1. anderen spijt of schuld doen voelen of hen iets betaald zetten; 2. duidelijk maken hoe wanhopig je je voelt. 3. anderen schrik aanjagen.4 duidelijk maken hoeveel je van iemand houdt. 5. iemand van mening willen doen veranderen. 6 je bevrijden uit een als ondraaglijk ervaren emotionele of psychische toestand (zoals depressie). 7 hulp zoeken of afdwingen (zowel van binnen als buiten je sociale netwerk, zoals professionele hulp). 8. dood willen/willen sterven. Uit ons onderzoek blijkt ook dat de ernst van een eerdere poging geen goede voorspeller is van een volgende poging dan wel van de dodelijkheid daarvan. Als mensen sterven als gevolg van een suïcidepoging blijkt dat nogal eens het gevolg van gebrek aan kennis bij hen en anderen van de risico’s van experimenteren met suïcidale gedachten, fantasieën of gedrag en met gebrek aan communicatie daarover en begeleiding door anderen. Ik kan het daarom niet genoeg zeggen: raadpleeg vóór je besluit tot je zelfdoding altijd op zijn minst een of meer (terzake kundige) anderen. Ik voor mij heb sinds jaar en dag daarom besloten mijn suïcidale cliënten in deze zo emotioneel weerbaar of robust mogelijk uit te rusten. Indachtig de oproep van ooit mijn leermeester Albert Ellis dat suicide nooit iets is om volledig voor eigen rekening te doen: “Suicide is not painless. It brings on too many changes”.

Let op de meisjes II

Op mijn column van vorige week waarin ik betoogde dat sociale media en smartphones meisjes meer schaden dan jongens hebben nogal wat lezers, collega’s en ouders/opvoeders, instemmend gereageerd. Als een meisje angstig, depressief of overstressed raakt neemt ook het risico op zulke emotionele reacties bij haar vriendinnen of kennissen toe. Een sociale media besmettingseffect zeg maar. Bij jongens is van zo’n besmettingseffect nauwelijks sprake. Het bracht mijn Duitse collega Weiss ertoe mijn constatering op de volgende verontrustende wijze aan te vullen: “ Als een vrouw of meisje op sociale media een bericht leest over de verkrachting van een ander van ongeveer van haar eigen leeftijd en omstandigheden, heeft dat een tijdlang een duidelijk negatieve invloed op haar zelfbeeld, op haar vertrouwen in de sociale omgeving en op de speelruimte die ze zichzelf toestaat in haar ontwikkeling als vrouw. Reden waarom een vrouw zelf  niet een verkrachtingservaring hoeft mee te maken om het emotioneel ontredderende effect daarvan te ondergaan. Dat effect is groter naarmate ze meer geloof hecht aan gangbare misvattingen of onwaarheden over verkrachting. Zulke onwaarheden zijn onder meer: 1. De meeste vrouwen lokken  hun verkrachting zelf uit. Onzin. De werkelijkheid is dat de meeste verkrachtingsslachtoffers zich helemaal niet anders, in de zin van meer uitdagend, kleden of gedragen dan de ‘gemiddelde’ vrouw doet. 2. Geen vrouw kan tegen haar wil verkracht worden. Ook onzin. Er zijn nog altijd mensen die beweren dat verkrachting zonder medewerking van het slachtoffer ’technisch onmogelijk’ is. De werkelijkheid is echter dat tegen een veel sterkere man een vrouw een gevecht maar een bepaalde tijd kan volhouden voordat ze uitgeput en wanhopig raakt. Bovendien gebruiken nogal wat daders de dreiging van een wapen en gebeurt verkrachting niet zelden in een ‘samenwerkingsverband’ van meerdere mannen. Dat vrouwen door hun verzet op te geven zich van het risiko van ernstige mishandeling willen ‘vrijkopen’, mag daarom natuurlijk nooit als vrijwillige medewerking worden opgevat. 3.In iedere vrouw leeft een verborgen verlangen naar ‘met geweld’ genomen te worden’. Opnieuw onzin. Uit onderzoek blijkt dat geweld als verlangen bij vrouwen en meisjes zelden of nooit voorkomt en als  het al voorkomt, heeft het veeleer toch een angstaanjagend of bedreigend en geen lustvol karakter. Sexuele fantasieën van vrouwen worden vooral gekenmerkt door tederheid en sensualiteit in plaats van door geweld en agressie. 4. Verkrachting is primair sexuele driftgedreven gedrag. Ook onzin. Het is primair agressie. Het wordt het vaakst gepleegd door mannen die ook op andere gebieden tot agressief of gewelddadig gedrag neigen. Bovendien gebeurt het niet zelden met ‘voorbedachte rade’, het slachtoffer is al tevoren ‘uitgezocht’. Als geweldsmisdrijf is het een poging tot onderwerping, bestraffing of zelfs wraak”. In 1942 schreef de beroemde psycholoog Abraham Maslow verbaasd “hoe vaak in gesprekken onder mannen over arrogante of afstandelijke vrouwen de uitdrukking valt ‘die zouden we eens plat moeten..”, alsof dat de grootst mogelijk gewenste vrouwvernedering is. Overigens, sinds Maslow weten we dat verkrachters geen echte mannen zijn. Want echte mannen herken je aan deze houding: “Take no harm, do no harm” (‘Tolereer geen kwaad, doe geen kwaad’). Nooit en al helemaal niet jegens meisjes.

Over psychische gezondheid en zingen in een koor

Het is kwart over tien in de avond en ik ben van een koorrepetitie op weg naar huis. Zoals gewoonlijk op dit tijdstip voel ik me ook nu zowel ontspannender alsook nadenkender. Een opmerkelijke combinatie. Ontspannener want dat is wat een uur of twee in groepsverband zingen doet met mij, en naar ik weet uit tientallen studies, met talloze koorzangers over de hele wereld. Koorzingen reduceert stress en bevordert welbevinden. Zelfs een enkele koorrepetitie kan dat effect, aantoonbaar op celniveau en toename van hersenendorphines, al hebben.  Maar deelnemen aan een koor lijkt aanzienlijk meer te doen. Koorzangers zijn optimistischer over hun leven en toekomst, meer tevreden met hun relaties, voelen zich gezonder, meer verbonden met anderen, minder (vaak) eenzaam, ervaren minder pijn en moeilijkheden bij dagelijkse activiteiten, en leveren vaker positievere bijdragen aan het functioneren van hun gemeenschap. Of zoals een vooraanstaande onderzoeker op dit gebied het kernachtig formuleert: “Koren zijn krachtcentrales van verbinding en welbevinden”. Overigens, behalve dat aan een koor deelnemen  op zichzelf zulke effecten kan hebben, is er  ook sprake van een zelfselectie-effect. Inderdaad zijn het vaker de lichamelijk en psychisch gezondere en nadenkendere mensen die aan koorzang en gerelateerde activiteiten deelnemen. En dat is  eigenlijk jammer. Want het betekent dat degenen die er meer van zouden kunnen profiteren dat minder doen. Hoe het ook zij, fysieke, mentale en morele gezondheid kunnen zowel oorzaak als gevolg van koordeelname zijn Dat brengt me op de intrigende en nog weinig onderzochte vraag waarom koordeelname deelnemers ook vaker doet nadenken over of stil doen staan bij de grote ‘dingen’ des levens. Natuurlijk is dat niet altijd het geval en hangt het af van wat en hoe er gerepeteerd wordt. Maar neem de klassieke koren die omstreeks deze tijd van het jaar, Pasen, vaak worden vertolkt, zoals in de Mattheus Passion van Bach of het Requiem van Verdi. Met name repetities van de laatste stemden mij afgelopen week na week zowel emotioneel bemoedigend, een soort van ‘singer’s high’ zeg maar, als nadenkend. Over leven, dood en kwetsbaarheid van mijn dierbaren en mezelf en over hoe daar zo realistische, angstvrije,  en innerlijk vruchtbare belevingsplaatsen voor te vinden. Dat valt nog niet mee voor wie beseft dat Verdi’s Requiem psychologisch gezien in wezen één onophoudelijke smeekbede aan God lijkt, helemaal in het laatste deel ervan, om mij, mens, te bevrijden van de vloek van de eeuwige dood: “Libera me, Domine, de morte aeterna…..libera me, libera me,…..bevrijd me, heer, bevrijd me uit de eeuwige dood………..””. Maar kan die eindeloze smeekbede je ooit verheffen uit je wanhoop? Mijn antwoord is dat de magie van de koorzang als gedeelde en harmonieuze wanhoop dat kan. Al die stemmen die met en na elkaar oplichten als vuurvliegjes in de nacht en al die gedachten waarvan je dacht dat die onverdragelijk waren maar door en met anderen toegankelijk blijken. Ik denk dat koorzingen onze meest perfecte, meest beschikbare, meest sociale, meest verbindende, meest magische  drug is. Als ik er een reclame boodschap voor mocht maken dan zou het zijn: “Zingend denken  over leven en dood voelt niet alleen goed, het is goed voor je”

 

 

Foto door CanuckComposer licentie-informatie: https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Christmas_Choir_at_MEI.jpg

Let op de meisjes

Volgens een reeks van studies, internationaal  en nationaal, is er in de afgelopen 10 tot 15 jaar een sterke teruggang geweest in psychische gezondheid onder meisjes in wat gewoonlijk de adolescentie-leeftijd wordt genoemd, circa 11-17 jaar. Die afname valt samen met de toename van het gebruik van de smartphone en van internetplatforms, zoals instagram en TikTok, voor het delen van persoonlijke gevoelens, voorkeuren, gedrag, consumptiepatronen en relaties. Het gaat hier nadrukkelijk niet om het toevallig in tijd  samenvallen van twee ontwikkelingen, maar om een causaal verband: meer smartphonegebruik en meer social mediagebruik veroorzaken een sterkere afname van psychisch welbevinden bij meisjes, maar niet bij jongens. Dat heeft onderzoekers ertoe gebracht zich te buigen over de vraag wat maakt meisjes in het bizonder kwetsbaar in deze. Een van die onderzoekers is Jonathan Haidt, sociaal-psycholoog, hoogleraar aan de Universiteit van New York en auteur van het indrukwekkende werk The Anxious Generation (De angstige generatie) dat de vraag behandelt ‘hoe komt het dat in landen als de onze recent sprake is van een epidemie aan psychische problemen, met name onder adolescente meisjes. Haidt  wijdt dit aan een viertal factoren. Op de eerste plaats worden meisjes sterker beinvloed door wat hij noemt visuele sociale vergelijking en perfectionisme. Volwassen worden gaat gepaard met onzekerheidsgevoelens en een sterke neiging jezelf uiterlijk te vergelijken met anderen, zowel voor jongens als voor meisjes. Maar voor meisjes ligt meer dan voor jongens de nadruk daarop  omdat haar sociale positie sterker bepaald wordt door haar uiterlijke schoonheid en sex-appeal. Op sociale media worden ze daarop meer beoordeeld dan jongens en geconfronteerd met schoonheidsstandaarden die moeilijker te bereiken zijn. Vandaar dat meisjes minder tevreden zijn met zichzelf dan jongens. De tweede factor, aldus Haidt, is dat agressie onder meisjes vooral relationeel gericht is. Als een meisje een meisje wil treffen dan doet ze dat door te proberen haar te raken in haar relaties. Door over haar te roddelen, haar vriendinnen tegen haar op te zetten, onderlinge onenigheid te creeren. Leidt dat er toe, en dat doet het niet zelden, dat haar reputatie en sociale acceptatie eraan dreigen te gaan, dan stijgt haar angstniveau, raakt ze eerder depressief en niet zelden zelfs suicidaal. Suicidepogingen, zo tonen ook mijn eigen studies aan, komen aanzienlijk vaker voor onder meisjes dan onder jongens. De derde factor is dat meisjes  hun emoties en problemen gemakkelijker met andere meisjes delen en dat negatieve gevoelens besmettelijker zijn dan positieve. Als een meisje depressief raakt dan neemt het risico op depressie bij haar vriendinnen significant toe.  Bij jongens is er  nauwelijks zo’n besmettingseffect. De vierde factor is dat meisjes vaker worden blootgesteld aan dwang en drang waar het gaat om sex en  op sociale media vaker doelwit zijn van sexuele verlangens en dwang van (volwassen) mannen. Maar ook vaker slachtoffer zijn van school- of groepscultuur waarbij jongens of mannen hen letterlijk en figuurlijk ‘bloot’stellen (via naaktfoto’s of bangalijsten). Om gevoelens van angst en schaamte te vermijden of af te weren, voelen meisjes zich dan of gedwongen zich te conformeren of te isoleren. Conclusie? Sociale media en smartphones schaden meisjes meer dan jongens. Dat moet stoppen.

 

 

Afbeelding: boek The Anxious Generation van Jonathan Haidt

The Anxious Generation is onder andere te koop bij de onafhankelijke boekenhandel: https://libris.nl/a/jonathan-haidt/the-anxious-generation/9780593655030

Macht over jezelf (Adler II)

Naar aanleiding van mijn column vorige week over een van de aartsvaders van de hedendaagse psychologie, Alfred Adler, hebben enkele lezers mij gevraagd of Adler, die veel over macht heeft geschreven, zich ook bezig heeft gehouden met hoe je als mens  over jezelf, je denken en gevoelens, macht  verwerft.  Ik moet tot mijn schande bekennen dat Adler, ook al heb ik daar niets over gemeld, dat wel degelijk heeft gedaan en zeker ook op zeer aansprekende manieren. Zoals deze: “If you have the ability to love, love yourself first” (Als je het vermogen hebt om lief te hebben, heb dan als eerste jezelf lief) .  Oftewel, de eerste en  belangrijkste persoon om lief te hebben, dat ben jezelf. Dat klinkt op het eerste gezicht wel heel erg egocentrisch.  En toch, als je kijkt naar zijn adviezen voor mensen met teveel depressieve of agressieve gedachten, is het heel plausibel. Zoals dit advies:  ‘Denk nooit niet-helpende dingen over jezelf. In plaats daarvan ga op zoek naar de bronnen van je ongelukkig zijn of falen en haal daar die elementen uit waaraan je iets aan kunt doen. Geef jezelf en anderen dus alleen opbouwende kritiek – wat kun je een volgende keer anders doen om beter te bereiken wat je wilt?’ Ik sluit overigens niet uit dat je dit advies van Adler niet alleen onmogelijk uit te voeren vindt maar ook onzinnig. Want natuurlijk zijn er ‘dingen’ aan jezelf die je negatief vindt en dus lijkt het onzin, staat het gelijk aan je kop in het zand steken, om die niet bij hun naam te noemen. Ik denk niet dat Adler dat zal tegenspreken. Ik in ieder geval niet. Maar dat is het punt hier niet. Natuurlijk zijn er negatieve en positieve eigenschappen en gedragingen aan jou en mij op te merken. En natuurlijk kunnen we daarmee rekensommen gaan maken. Bijvoorbeeld door onze negatieve kanten en gedragingen van onze positieve af te trekken en te kijken wat het saldo is. Maar we kunnen op basis daarvan nooit een definitieve conclusie omtrent ons zelf trekken. Want behalve dat onze gehele persoonlijkheid altijd meer is dan de som van de delen, is het ook zo dat die delen, of in ieder geval delen van die delen, steeds weer veranderen. Bovendien is vaak niet definitief vast te stellen wat nu een positieve eigenschap of gedrag is en wat niet. Is verlegenheid bijvoorbeeld een negatieve eigenschap? Als ‘verlegene’ en vaker stil afwachtend denk je zelf mogelijk van wel. Maar je kunt even terecht oordelen dat het positieve van je verlegenheid juist is dat je aan anderen vaker de ruimte biedt om zich uit te spreken en daarmee  de gelegenheid om naar geluisterd te worden. Kortom, uit ons gedrag en eigenschappen valt nooit af te leiden wat het eindsaldo van onze waarde als mens is. Waar het wat betreft macht over jezelf daarom op aankomt, aldus Adler, is jezelf te oefenen in het zoveel mogelijk omdenken van niet-helpende in helpende gedachten. En inderdaad, dat komt weer neer op zo weinig mogelijk negatieve dingen over jezelf tegen jezelf zeggen.

Macht over jezelf.

Naar aanleiding van mijn column vorige week over een van de aartsvaders van de hedendaagse psychologie, Alfred Adler, hebben enkele lezers mij gevraagd of Adler, die veel over macht heeft geschreven, zich ook bezig heeft gehouden met hoe je als mens  over jezelf, je denken en gevoelens, macht  verwerft.  Ik moet tot mijn schande bekennen dat Adler, ook al heb ik daar niets over gemeld, dat wel degelijk heeft gedaan en zeker ook op zeer aansprekende manieren. Zoals deze: “If you have the ability to love, love yourself first” (Als je het vermogen hebt om lief te hebben, heb dan als eerste jezelf lief) .  Oftewel, de eerste en  belangrijkste persoon om lief te hebben, dat ben jezelf. Dat klinkt op het eerste gezicht wel heel erg egocentrisch.  En toch, als je kijkt naar zijn adviezen voor mensen met teveel depressieve of agressieve gedachten, is het heel plausibel. Zoals dit advies:  ‘Denk nooit niet-helpende dingen over jezelf. In plaats daarvan ga op zoek naar de bronnen van je ongelukkig zijn of falen en haal daar die elementen uit waaraan je iets aan kunt doen. Geef jezelf en anderen dus alleen opbouwende kritiek – wat kun je een volgende keer anders doen om beter te bereiken wat je wilt?’ Ik sluit overigens niet uit dat je dit advies van Adler niet alleen onmogelijk uit te voeren vindt maar ook onzinnig. Want natuurlijk zijn er ‘dingen’ aan jezelf die je negatief vindt en dus lijkt het onzin, staat het gelijk aan je kop in het zand steken, om die niet bij hun naam te noemen. Ik denk niet dat Adler dat zal tegenspreken. Ik in ieder geval niet. Maar dat is het punt hier niet. Natuurlijk zijn er negatieve en positieve eigenschappen en gedragingen aan jou en mij op te merken. En natuurlijk kunnen we daarmee rekensommen gaan maken. Bijvoorbeeld door onze negatieve kanten en gedragingen van onze positieve af te trekken en te kijken wat het saldo is. Maar we kunnen op basis daarvan nooit een definitieve conclusie omtrent ons zelf trekken. Want behalve dat onze gehele persoonlijkheid altijd meer is dan de som van de delen, is het ook zo dat die delen, of in ieder geval delen van die delen, steeds weer veranderen. Bovendien is vaak niet definitief vast te stellen wat nu een positieve eigenschap of gedrag is en wat niet. Is verlegenheid bijvoorbeeld een negatieve eigenschap? Als ‘verlegene’ en vaker stil afwachtend denk je zelf mogelijk van wel. Maar je kunt even terecht oordelen dat het positieve van je verlegenheid juist is dat je aan anderen vaker de ruimte biedt om zich uit te spreken en daarmee  de gelegenheid om naar geluisterd te worden. Kortom, uit ons gedrag en eigenschappen valt nooit af te leiden wat het eindsaldo van onze waarde als mens is. Waar het wat betreft macht over jezelf daarom op aankomt, aldus Adler, is jezelf te oefenen in het zoveel mogelijk omdenken van niet-helpende in helpende gedachten. En inderdaad, dat komt weer neer op zo weinig mogelijk negatieve dingen over jezelf tegen jezelf zeggen.

 

 

Bron foto: https://commons.wikimedia.org/w/index.php?search=alfred+adler&title=Special:MediaSearch&go=Go&type=image

Een tekort aan helden

Wat maakt iemand tot een held? Die vraag houdt me bezig sedert 16 februari, de dag waarop de Russische oppositieleider  Alexei Navalny de dood vond en sindsdien alom als een held wordt benoemd en geprezen. Wat wil dat precies zeggen, een held zijn, en hoe word je dat? Of anders gezegd, wat motiveert iemand tot heldhaftig gedrag. En wat is dat dan, helfhaftig gedrag? Het is de grondlegger van de psychologie in de Verenigde Staten, William James (1842-1910) geweest die daarop het volgende antwoord gaf in zijn belangrijkste werk Principles of Psychology: “Het normale menselijke realiteitsbesef ziet de wereld als een toneel voor heldhaftigheid, een podium om zich op te onderscheiden” aldus James “want wij worden allen geleid door het verlangen op de een of andere manier een wezen van bizondere waarde, een held of heldin, te zijn in de eigen groep of samenleving.” Iedere cultuur of beschaving is volgens James een gecodificeerd heldenstelsel, dat wil zeggen een menukaart van rollen waarmee verschillende graden en soorten van heroiek verbonden zijn. Varierend van de grote heroiek van mensen als Churchill of Mandela, tot de kleinere van de arts die een patient het leven redt, de verpleegkundige die een wanhopige patient in het holst van de nacht troost, of de buurman die met gevaar voor eigen leven jouw kind het leven redt. Maar heroisch wordt ook de prestatie van de (sport)man of -vrouw genoemd die eigen land of groep een nooit eerder bereikte, zeer begeerde overwinning bezorgt. En daarmee ‘’bewijst’’ iets te zijn of te bieden te hebben dat bewonderenswaardiger, bizonderer, beter, grootser of voorbeeldiger is dan ooit door iemand eerder gepresteerd. “Citius, altius, fortius“, hoger, sterker, sneller, aldus het  Olympische motto.  De held zijn of uithangen kan dus ook vooral gemotiveerd zijn vanuit een egoistische behoefte. Narcistische heldendom kortom. Tallozen in de wereld van sport, kunst, wetenschap en politiek zijn maar al te graag  bereid tot zulk heldendom, maar meestal slechts op  voorwaarde dat ze daarbij geen persoonlijk, fysiek of sociaal risico lopen . En precies daarin onderscheidt het ware of altruïstische heldendom zich.  Dat wordt juist gekenmerkt door de houding van altruïsme boven egoïsme, van risico nemen boven risico mijden, van eerst jij dan ik. Dat alles was Navalny ten voeten uit. De Navalny van moed boven angst. Of in zijn eigen woorden: “De wereld bestaat niet alleen maar uit goed en kwaad maar ook uit degenen die niets doen”. Maar hij was meer dan dat. Hij was ook bereid tot dat waartoe alle ware helden die op deze aarde hebben rondgelopen, of het nu Jezus Christus, Gandhi of Aleksej was, bereid zijn geweest: het eigen leven te geven als de oprechtheid daarom vroeg. Dat maakt hun leven en sterven zo voorbeeldig. Maar ook zo verdrietig. Om het in de woorden van een van de grootste Amerikaanse schrijver van de vorige eeuw, Scott Fitzerald, te zeggen: “wijs me een held en ik schrijf u een treurspel”. Het zal inmiddels duidelijk zijn, we komen ware helden tekort. En dat zal voorlopig wel zo blijven.

 

 

Foto van Mitya Aleshkovsky: https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Alexey_Navalny_2.jpg

Oorlogsmoeheid

Al ruim twee jaar lang verschijnen er vrijwel dagelijks op de openingspagina’s van kranten en van TV-actualiteitenprogramma’s beelden van Oekraïense beproevingen: verwoeste steden, verwoeste levens, verwoeste gezinnen, grotendeels verwoeste toekomstdromen. En ook al bijna twee  jaar lang vraag ik me dagelijks af waarvoor die beelden zo worden getoond? Als objectieve berichtgeving? Om ons te blijven herinneren aan de gruwelen daarginds? Om ons te ontroeren? Maar hoe lang duurt die ontroering? En zijn mensen nog wel te ontroeren als ze dag op dag met de ellende van verre anderen worden gekonfronteerd zonder dat ze daar iets aan doen of kunnen doen? Is het effekt op den duur dan toch voornamelijk afstomping, ongevoeligheid, zoals de bekende socioloog Herbert Marcuse in zijn boek  getiteld Eros en Beschaving, stelt: ,,Er is geen impuls tot  verbetering van het lot van anderen die niet vermoeid raakt en het redelijke verstand slaagt er vaak niet in blijvende weerstand tegen barbarij te bieden”. Eenvoudiger gezegd, als de media ons nou maar lang genoeg met allerlei beelden en verhalen van Oekrainse ellende bestoken dan raakt ons vermogen om ontroering te voelen vanzelf wel uitgeput en gaan we op den duur een barbaarse toestand als min of meer ‘ja, zo is het nou eenmaal, en ik kan er ook niet veel aan doen’, als normaal dus, zien.

De berichtgeving door de media en de wijze waarop wij als media- consumenten die berichtgeving tot ons nemen, leidt daarom volgens Marcuse tot morele erosie, morele afstomping. In die zin zijn zogenaamde objectieve berichtgeving en emotionele ongevoeligheid twee kanten van dezelfde medaille. Iedere dag dat de oorlog langer duurt omdat wij te laat en nog altijd te weinig tegen de barbarij in actie zijn gekomen en mannen, vrouwen en kinderen onnodig sterven, neemt onze morele schuld toe. Wijlen de amsterdamse psychiater Herman Musaph heeft in zijn boek Doden met Verlof het proces dat hieraan ten grondslag ligt, pijnlijk treffend beschreven: ,, Niet degenen die sterven, maar diegenen die sterven vóórdat ze moeten en willen sterven, zij die sterven in doodsstrijd en pijn, zijn de grootste aanklacht tegen de beschaving. Zij getuigen van een niet te vergeven schuld van de mensheid. Hun dood roept het pijnlijke bewustzijn op, dat dit niet nodig was, dat het anders had gekund”.

Als we het woord ‘sterven’ in dit citaat door het woord ‘lijden’ vervangen, dan wordt duidelijk dat de zogenaamde objectieve berichtgeving over de ellende in deze wereld in belangrijke mate, zowel bij journalisten als bij consumenten, de funktie vervult van het tot zwijgen brengen van een slecht geweten. Door het op het journaal erover te hebben of erop de voorpagina een beeld van af te drukken koesteren we ons in de illusie dat we niet zonder aandacht zijn voor het lijden van anderen. Het is een afkoopsom van ons collectief schuldgevoel, die voor het lijden in de wereld meestal weinig oplevert maar voor ons in ieder geval het voordeel heeft dat we wat gemakkelijker tot de orde van dag of avond kunnen overgaan. ,,Ja”, luidt het alledaagse verweer, ,,want je kan toch niet de ellende van de hele wereld op je schouders nemen”

 

 

Bron foto: https://commons.wikimedia.org/wiki/File:House_on_Bohatyrska_Street_after_shelling_of_14_March_2022_(01).jpg

Als je het niet zelf doet..?

Is er een verband tussen hoe voorbeeldig wij leven, bijvoorbeeld met betrekking tot het milieu of de verkeersveiligheid en de ongelukken of rampen die ons op die gebieden overkomen? Het antwoord is, hoewel belangrijk, bepaald niet verrassend. Ja, er is een verband maar dat verband is er niet altijd en soms moeilijk aantoonbaar of lastig te geloven. Het is daarom waarschijnlijk dat precies over dit punt Job in het gelijknamige prachtige en meest psychologische van alle bijbelboeken, met God aan het steggelen slaat. Als hem de ene ramp na de andere treft, roept Job tegen God: “Hoe kan dat nou? Ik leef altijd zo voorbeeldig mogelijk. Dan gaat het toch niet aan om mij met allerlei  ellende op te zadelen”.

Het kost Job grote moeite zich uiteindelijk bij het gegeven neer te leggen dat God of andere grote krachten in het universum zich niets aantrekken van mensenbegrippen als goed en kwaad of rechtvaardig en onrechtvaardig. Ze behouden zich het recht voor op ieder willekeurig moment zonder opgaaf van redenen toe te slaan. Als er al van enige rechtvaardigheid in dit heelal sprake is, dan zal dat van de mens zelf moeten komen. De meest fundamentele vraag voor de mens is daarom: ga ik het volstrekt onzekere avontuur aan om te leven in een universum dat me geen enkele garantie geeft dat het wat wordt, dat me geen enkele kompas aanreikt en dat zich ook nog eens het recht voorbehoudt me op de meest onverwachte en pijnlijke momenten onderuit te halen? Als Job die vraag uiteindelijk voor zichzelf bevestigend beantwoordt, is het alsof God maar op één manier kan reageren, namelijk met bewondering. En daar gaat de schrijver van het boek Job in de fout. Net zo min als het heelal goed of slecht kent, kent het afkeuring of bewondering. Er is geen hogere macht die de mens zal bewonderen voor zijn inspanningen. Zelfs daarvoor zijn we uitsluitend op andere mensen aangewezen. Alleen wie gelooft in zichzelf en in anderen, kan geloof hebben in de wereld, in de toekomst. Het is niet voor niks dat de depressieve, zich hopeloos voelende mens volgens de handboeken precies deze drie kenmerken heeft: geen geloof in zichzelf, geen geloof in anderen, geen geloof in de toekomst. Geloof in jezelf, in de mens dus, is voorwaarde voor geloof in God en niet omgekeerd, zoals blijkt uit dit eeuwenoude verhaal. Een rabbi, notoire vreemdganger, krijgt op een dag van een prostituée te horen dat hij verdoemd is. Angstig begint de man te bidden tot de hemel en de aarde om een goed woordje voor hem bij God te doen. Maar ze weigeren. Dan bidt hij tot de sterren en de planeten. Maar ook die weigeren Net zoals de bergen en de heuvels, en de bomen en bloemen. Wanhopig roept de rabbi dan tenslotte uit: “dan zal ik het zelf moeten doen”. Op het volgende ogenblik komt er een stem uit de hemel die zegt dat de rabbi is bestemd voor het leven in het hiernamaals. De moraal? Als jij het niet zelf doet, wordt het (meestal) niet gedaan.