Verkiezingswoede

Als ik de telefoon opneem, hoor ik meteen aan haar stem dat er iets flink mis is.Het is de ochtend na de verkiezingen. “Ik heb aan je gedacht” begin ik om haar het spreken gemakkelijker te maken. Met verstikte stem en een ondertoon van woedende tranen zegt ze: “Maar hoe kan dat nou, die partijen die alle ellende hebben aangericht hebben gewonnen en de partijen van die twee die het allemaal boven tafel hebben gekregen, Renske Leijten  (SP) en Pieter Omtzigt (CDA), die partijen hebben verloren!”. Waar ze op doelt is de zogenoemde Toeslagenaffaire waarin tienduizenden ouders door de Belastingdienst en andere instanties ten onrechte als fraudeurs zijn weggezet en door boetes en terugbetalingsdwang in ernstige financiele problemen zijn gebracht. Niet zelden met enorme gevolgen voor hun leven, zoals gezinsontwrichting, verlies van relatie of huwelijk, van woning en van lichamelijke of psychische gezondheid. De vrouw die ik aan de telefoon heb, Fatima, is een van degenen die daardoor in ernstige problemen zijn gekomen. Op verzoek van haar advocaat heb ik enkele gesprekken met haar. Bij tijd en wijle heeft ze  woedeuitbarstingen of stikt ze bijna in haar woede over wat de overheid in haar leven allemaal kapot heeft gemaakt en vooral ook over het feit dat daar niemand echt voor verantwoordelijk wordt gesteld. “Ze komen er allemaal gewoon mee weg” zegt ze woedend in ons telefoongesprek. “Geen ambtenaar zal er voor veroordeeld worden”. En in de verkiezingsuitslag ziet ze enkel bevestiging van het feit dat ook de politici die dat allemaal hebben laten gebeuren, zeg maar Rutte en de zijnen, met de zegen van het Nederlandse volk gewoon kunnen blijven zitten. “Je bent toch zelf fraudeur als je anderen onterecht, zonder enig bewijs, van fraude beschuldigt en voor de rechter sleept die daar ook nog eens in meegaat. “Ik snap het gewoon niet” zegt ze keer op keer. “Daar ligt toch dat rapport van nog geen drie maanden oud. Ongekend Onrecht heet het nota bene!! Daar staat in dat  bij de behandeling van ons, wat heet ons, van tienduizenden, de grondbeginselen van de rechtstaat zijn geschonden. Het kabinet is toch niet voor niets afgetreden! Maar dan zonder enige straf zetten de kiezers ze  gewoon terug op hun pluche stoelen. Wat is dit voor land? Wat zijn dit voor mensen?” Dan volgt er een serie scheldwoorden, die ik hier niet zal herhalen, maar die ik op haar  manier naar de verkiezingsuitslag kijkend, wel degelijk begrijp. Alleen, ze heeft contact met mij gezocht om haar te helpen haar woedeuitbarstingen  beter te hanteren. Ze maakt daarin niet zelden zelf dingen kapot, jaagt haar kinderen angst aan en vervreemdt anderen van haar. Bovendien overvallen haar na een woedeuitbarsting vaak ook een tijdlang depressieve buien. Kortom, zo lang ze die woedeuitbarstingen niet beter leert hanteren of voorkomen is ze eigenlijk op twee manieren slachtoffer. Van de overheid, en van zichzelf. Aan het eerste kan ik, met verdriet in het hart, weinig doen, aan het tweede des te meer.

 

 

Foto van Wouter Engler, WikiCommons licentie: https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Bord_Verkiezingen_Tweede_Kamer_2012.jpg

De weg omhoog

Komende maandag 22 maart is het precies 400 jaar geleden dat een van de meest merkwaardige gebeurtenissen in onze vaderlandse geschiedenis plaatsvond. Op die dag in 1621 ontsnapte Hugo de Groot, zonder twijfel Nederlands grootste rechtsgeleerde ooit en grondlegger van het internationaal recht, met behulp van zijn vrouw en dienstmaagd in een boekenkist uit Slot Loevesteijn. Hij zat daar een levenslange gevangenisstraf wegens hoogverraad uit. De Groot vluchtte naar Frankrijk en later naar Zweden. Vandaaruit  ondernam hij pogingen zich weer in Nederland te vestigen. Maar daaraan stelden de autoriteiten de voorwaarde dat hij openlijk om amnestie, kwijtschelding van schuld en straf, zou vragen. De Groot weigerde dat. Hij had naar zijn oordeel niets verkeerds  gedaan behalve aangesloten te zijn bij de partij van raadspensionaris Oldenbarneveld (die werd onthoofd) en daardoor in ongenade  geraakt bij de partij van stadhouder prins Maurits. De rest van zijn leven bracht de Groot  als balling in het buitenland door. Naarmate de jaren verstreken en eerherstel en dus terugkeer uitbleven, verbitterde hij meer en meer, afgaande op beschikbare getuigenissen. Hij stierf onder beroerde omstandigheden in 1645 in Rostock, Duitsland. Onlangs was ik op Slot Loevesteijn op uitnodiging van de Stichting  Vrienden van Slot Loevesteijn en wel voor een podcast over de Groot en de psychologie van eerherstel. Tijdens  het interview met Jort Kelder besefte ik, dat als de Groot mijn patiënt was geweest, ik m’n best zou hebben gedaan  om hem verbittering te besparen en om te laten inzien: Maak van eerherstel of rehabilitatie nooit een levensdoel als je meent door anderen onrechtvaardig behandeld te zijn. Want rehabilitatie bestaat niet. Je kunt nooit terugkrijgen, in ieder geval emotioneel en relationeel niet en vaak ook materieel niet, wat je ten onrechte is afgenomen. Het verleden laat zich niet terugleggen of ongedaan maken. Wat gebeurd is, is gebeurd. Door van betrokken anderen rehabilitatie te verlangen maak je jezelf afhankelijk van die anderen. Zolang die niet bewegen, resteert dan voor jou voornamelijk frustratie en verbittering. Met als onvermijdelijk gevolg dat je je liefde voor het leven en daarmee niet zelden ook liefdevolle omgang met je dierbaren, opoffert op het altaar van je strijd tegen onrecht. Het is daarom cruciaal dat je twee besluiten neemt. Ten eerste het besluit dat je niets meer van die anderen wilt. Geen relatie, geen begrip, geen excuses en zeker geen eerherstel. Eenvoudigweg niets meer. Ten tweede het besluit dat de pijn die door herinneringen aan het onrecht of door uitlatingen van anderen daarover onvermijdelijk soms toch weer opspeelt, niet te verdringen of te ontkennen maar zo intens mogelijk te willen voelen. Zoek de pijn op. Injecteer je er als het ware mee om je er zodoende tegen te vaccineren. Leer tegen je pijn te zeggen: ‘kom maar op, je zult niet, nooit, het laatste woord in mijn leven hebben’. Want als er een ding zeker is, is het dit: pas op het diepste punt van het dal is de enige overblijvende weg de weg omhoog.

Intieme vervreemding

Mijn opleider in de psychotherapie vroeg in een intakegesprek  waar ik mijn ouders het meest dankbaar voor ben. Ik heb lang over een passend antwoord nagedacht. Tot ik het als in een flits opeens wist: “dat ze nooit gescheiden zijn.” Ik kwam daarop, denk ik, omdat bij meerdere van mijn patienten de echtscheiding van hun ouders een zo ingrijpende gebeurtenis voor hen als kind of jongere was geweest, dat de pijn daarvan nog altijd voelbaar oproepbaar was. Wat me vooral trof zijn de loyaliteitsconflicten waarin kinderen heen en weer worden geslingerd en de druk die de ene ouder uitoefent om de andere te ontkennen, op afstand te houden. Ook al was de relatie tussen mijn ouders niet altijd goed en soms merkbaar gespannen, zij hebben ons nooit in de situatie gebracht dat we tussen hen moesten kiezen. Blijkbaar begrepen ze maar al te goed dat als je kinderen hebt en je scheidt, je het risico loopt niet alleen een relatie maar een heel gezelschap op te doeken. Wat dat betreft is veelzeggend dat een oorspronkelijk betekenis van het woord gezin ‘reisgezelschap’ is. Als kind heb je geen keuze aan welk reisgezelschap je wordt toegewezen en rest je aanvankelijk niets anders dan je in te voegen en te vertrouwen op de reisleiders. Dat hun intenties goed zijn en ze competent zijn, weten wat ze doen. Je moet wel. Daardoor is je gezin, je eerste reisgezelschap, ook je eerste wereld en daarmee lange tijd dé wereld. Maar precies daarom, omdat het nog geen andere werelden kent, roept scheiding van ouders in het kind dikwijls ook een alles doordrenkend wereldondergangsgevoel op. Het wordt vaak van het een op het andere moment van de vertrouwde in een vreemde wereld gekieperd. Een wereld waarin niet alleen zoveel anders is, maar je ook niet zelden door je ene ouder onder druk wordt gezet om je andere ouder voortaan als vreemde uit de weg te gaan. Al doen gelukkig niet alle scheidenden ouders dat, jaarlijks verliezen naar schatting zo’n 16.000 kinderen in ons land daardoor voor kortere maar niet zelden ook voor lang(ere) tijd het contact met een van hun ouders. Maar hoe speel je het als kind psychisch klaar je van een ouder te vervreemden als je tot nu toe van die vreemde hebt gehouden? Dan moet je wel je toevlucht nemen tot verdringen, ontkennen. Dat wil zeggen tot het je ook van je eigen gevoelens vervreemden. Zelfvervreemding, de stoornis waarbij jouw authentieke gevoelens en de wensen of eisen van anderen elkaar voortdurend verwarren, kan van grote invloed zijn op jouw relaties later als (jong) volwassene. Het bemoeilijkt vertrouwen. Vertrouwen in jezelf, vertrouwen in anderen. Scheiding baart vaak scheiding. In zijn boek ‘En altijd maar verlangen. De liefdesoorlog van mijn ouders’ doet journalist Frenk van der Linden op indrukwekkende wijze verslag van zijn worsteling als kind en volwassene met de scheiding en vervreemding van zijn ouders. Na lezing was ik mijn ouders nog dankbaarder dan tevoren.

 

 

Photo by Jackson Simmer on Unsplash

Periodieke relatiekeuring

Onlangs kreeg ik een email van een lezer die me zowel aan het denken als aan het werk heeft gezet. Hij (57), 20 jaar gehuwd met een vrouw (61) en beiden eerder gescheiden, schreef naar aanleiding van de column over het ouderinterview, een methode om als volwassene de levensloop van je ouder(s) beter te leren kennen. Hij betreurde het zijn eigen ouders niet meer te kunnen interviewen, die waren overleden, en zo was hij op het idee gekomen zich door zijn enig kind, zoon (30) uit zijn eerste huwelijk, te laten interviewen. Maar diens hoofd stond er toen niet naar. Toen hij tijden later met zijn vrouw besprak zijn zoon nog eens te vragen, kwam opeens het idee bij hem op: “Maar waarom interviewen wij elkaar niet? Het grootste deel van ons leven hebben we elkaar niet gekend. Wie weet horen we dingen die we nog niet wisten maar waarvan het leuk of goed is die te weten”. Zo gezegd zo gedaan. Een klein aantal vragen moesten ze overgeslaan omdat je die eigenlijk alleen aan je eigen ouders kunt stellen, zoals ‘hoe hebben je vader en moeder elkaar ontmoet?’. Ze ervoeren ook hoe belangrijk het is af te spreken dat je als geinterviewde altijd het recht hebt om te  passen en de ander dan niet doorvraagt. Bijvoorbeeld, in geval je gescheiden bent, naar vroegere liefdesrelaties. Het kan ook gelden voor andere onderwerpen. Zo wist hij niet dat zij als jongvolwassene jarenlang accordeon had gespeeld, daar professioneel goed in was, met haar bandje zelfs vaak was opgetreden. Ze was daar van de een op de andere dag mee gestopt vanwege conflicten in dat bandje. Maar daarover wilde ze vooralsnog niks kwijt. Niet aandringen dus. Een cruciaal moment, zo schreef hij, was toen hij haar de vraag stelde ‘zijn er gezondheidsklachten waar jij je zorgen over maakt? Ze zweeg een tijdlang, toen welden er tranen op en vervolgens vertelde ze al tijden benauwdheidsklachten te hebben, een onregelmatige hartslag en uitstralende pijn naar haar linkerarm. Dat maakte haar ongerust. Maar als echte binnenvetter had ze daarover uit zichzelf nooit iets gezegd. Doordat ze dat nu gelukkig wel deed, weten ze inmiddels na onderzoek dat er met haar hart niets mis is. Wel lijkt ze op weg naar een heftige burn-out. “Het voorkómen daarvan” schreef hij, “hebben we tot ons gezamelijke doel gemaakt”. Hij eindigt zijn email als volgt: “Door het interview kom je veel van je partner kwa levensloop en persoonlijke ontwikkeling of toestand te weten. Dat is leuk, nuttig of voelt gewoon goed. Maar nou mijn vraag. Is er ook een wetenschappelijk onderbouwde lijst beschikbaar, of te maken, waarmee je om de zoveel tijd samen je relatie kunt ‘diagnosticeren’? Om zeg maar af te vinken wat goed  gaat, wat niet, en waar reparaties aan de orde zijn.  Noem het wat mij betreft een Periodieke Relatiekeuring, zoals de APK voor auto’s”. Mijn antwoord: “Zeker weten”. En mijn toezegging aan hem: “Ik  kom daar binnenkort op terug”.