Macht over jezelf.

Naar aanleiding van mijn column vorige week over een van de aartsvaders van de hedendaagse psychologie, Alfred Adler, hebben enkele lezers mij gevraagd of Adler, die veel over macht heeft geschreven, zich ook bezig heeft gehouden met hoe je als mens  over jezelf, je denken en gevoelens, macht  verwerft.  Ik moet tot mijn schande bekennen dat Adler, ook al heb ik daar niets over gemeld, dat wel degelijk heeft gedaan en zeker ook op zeer aansprekende manieren. Zoals deze: “If you have the ability to love, love yourself first” (Als je het vermogen hebt om lief te hebben, heb dan als eerste jezelf lief) .  Oftewel, de eerste en  belangrijkste persoon om lief te hebben, dat ben jezelf. Dat klinkt op het eerste gezicht wel heel erg egocentrisch.  En toch, als je kijkt naar zijn adviezen voor mensen met teveel depressieve of agressieve gedachten, is het heel plausibel. Zoals dit advies:  ‘Denk nooit niet-helpende dingen over jezelf. In plaats daarvan ga op zoek naar de bronnen van je ongelukkig zijn of falen en haal daar die elementen uit waaraan je iets aan kunt doen. Geef jezelf en anderen dus alleen opbouwende kritiek – wat kun je een volgende keer anders doen om beter te bereiken wat je wilt?’ Ik sluit overigens niet uit dat je dit advies van Adler niet alleen onmogelijk uit te voeren vindt maar ook onzinnig. Want natuurlijk zijn er ‘dingen’ aan jezelf die je negatief vindt en dus lijkt het onzin, staat het gelijk aan je kop in het zand steken, om die niet bij hun naam te noemen. Ik denk niet dat Adler dat zal tegenspreken. Ik in ieder geval niet. Maar dat is het punt hier niet. Natuurlijk zijn er negatieve en positieve eigenschappen en gedragingen aan jou en mij op te merken. En natuurlijk kunnen we daarmee rekensommen gaan maken. Bijvoorbeeld door onze negatieve kanten en gedragingen van onze positieve af te trekken en te kijken wat het saldo is. Maar we kunnen op basis daarvan nooit een definitieve conclusie omtrent ons zelf trekken. Want behalve dat onze gehele persoonlijkheid altijd meer is dan de som van de delen, is het ook zo dat die delen, of in ieder geval delen van die delen, steeds weer veranderen. Bovendien is vaak niet definitief vast te stellen wat nu een positieve eigenschap of gedrag is en wat niet. Is verlegenheid bijvoorbeeld een negatieve eigenschap? Als ‘verlegene’ en vaker stil afwachtend denk je zelf mogelijk van wel. Maar je kunt even terecht oordelen dat het positieve van je verlegenheid juist is dat je aan anderen vaker de ruimte biedt om zich uit te spreken en daarmee  de gelegenheid om naar geluisterd te worden. Kortom, uit ons gedrag en eigenschappen valt nooit af te leiden wat het eindsaldo van onze waarde als mens is. Waar het wat betreft macht over jezelf daarom op aankomt, aldus Adler, is jezelf te oefenen in het zoveel mogelijk omdenken van niet-helpende in helpende gedachten. En inderdaad, dat komt weer neer op zo weinig mogelijk negatieve dingen over jezelf tegen jezelf zeggen.

 

 

Bron foto: https://commons.wikimedia.org/w/index.php?search=alfred+adler&title=Special:MediaSearch&go=Go&type=image

Een tekort aan helden

Wat maakt iemand tot een held? Die vraag houdt me bezig sedert 16 februari, de dag waarop de Russische oppositieleider  Alexei Navalny de dood vond en sindsdien alom als een held wordt benoemd en geprezen. Wat wil dat precies zeggen, een held zijn, en hoe word je dat? Of anders gezegd, wat motiveert iemand tot heldhaftig gedrag. En wat is dat dan, helfhaftig gedrag? Het is de grondlegger van de psychologie in de Verenigde Staten, William James (1842-1910) geweest die daarop het volgende antwoord gaf in zijn belangrijkste werk Principles of Psychology: “Het normale menselijke realiteitsbesef ziet de wereld als een toneel voor heldhaftigheid, een podium om zich op te onderscheiden” aldus James “want wij worden allen geleid door het verlangen op de een of andere manier een wezen van bizondere waarde, een held of heldin, te zijn in de eigen groep of samenleving.” Iedere cultuur of beschaving is volgens James een gecodificeerd heldenstelsel, dat wil zeggen een menukaart van rollen waarmee verschillende graden en soorten van heroiek verbonden zijn. Varierend van de grote heroiek van mensen als Churchill of Mandela, tot de kleinere van de arts die een patient het leven redt, de verpleegkundige die een wanhopige patient in het holst van de nacht troost, of de buurman die met gevaar voor eigen leven jouw kind het leven redt. Maar heroisch wordt ook de prestatie van de (sport)man of -vrouw genoemd die eigen land of groep een nooit eerder bereikte, zeer begeerde overwinning bezorgt. En daarmee ‘’bewijst’’ iets te zijn of te bieden te hebben dat bewonderenswaardiger, bizonderer, beter, grootser of voorbeeldiger is dan ooit door iemand eerder gepresteerd. “Citius, altius, fortius“, hoger, sterker, sneller, aldus het  Olympische motto.  De held zijn of uithangen kan dus ook vooral gemotiveerd zijn vanuit een egoistische behoefte. Narcistische heldendom kortom. Tallozen in de wereld van sport, kunst, wetenschap en politiek zijn maar al te graag  bereid tot zulk heldendom, maar meestal slechts op  voorwaarde dat ze daarbij geen persoonlijk, fysiek of sociaal risico lopen . En precies daarin onderscheidt het ware of altruïstische heldendom zich.  Dat wordt juist gekenmerkt door de houding van altruïsme boven egoïsme, van risico nemen boven risico mijden, van eerst jij dan ik. Dat alles was Navalny ten voeten uit. De Navalny van moed boven angst. Of in zijn eigen woorden: “De wereld bestaat niet alleen maar uit goed en kwaad maar ook uit degenen die niets doen”. Maar hij was meer dan dat. Hij was ook bereid tot dat waartoe alle ware helden die op deze aarde hebben rondgelopen, of het nu Jezus Christus, Gandhi of Aleksej was, bereid zijn geweest: het eigen leven te geven als de oprechtheid daarom vroeg. Dat maakt hun leven en sterven zo voorbeeldig. Maar ook zo verdrietig. Om het in de woorden van een van de grootste Amerikaanse schrijver van de vorige eeuw, Scott Fitzerald, te zeggen: “wijs me een held en ik schrijf u een treurspel”. Het zal inmiddels duidelijk zijn, we komen ware helden tekort. En dat zal voorlopig wel zo blijven.

 

 

Foto van Mitya Aleshkovsky: https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Alexey_Navalny_2.jpg

Oorlogsmoeheid

Al ruim twee jaar lang verschijnen er vrijwel dagelijks op de openingspagina’s van kranten en van TV-actualiteitenprogramma’s beelden van Oekraïense beproevingen: verwoeste steden, verwoeste levens, verwoeste gezinnen, grotendeels verwoeste toekomstdromen. En ook al bijna twee  jaar lang vraag ik me dagelijks af waarvoor die beelden zo worden getoond? Als objectieve berichtgeving? Om ons te blijven herinneren aan de gruwelen daarginds? Om ons te ontroeren? Maar hoe lang duurt die ontroering? En zijn mensen nog wel te ontroeren als ze dag op dag met de ellende van verre anderen worden gekonfronteerd zonder dat ze daar iets aan doen of kunnen doen? Is het effekt op den duur dan toch voornamelijk afstomping, ongevoeligheid, zoals de bekende socioloog Herbert Marcuse in zijn boek  getiteld Eros en Beschaving, stelt: ,,Er is geen impuls tot  verbetering van het lot van anderen die niet vermoeid raakt en het redelijke verstand slaagt er vaak niet in blijvende weerstand tegen barbarij te bieden”. Eenvoudiger gezegd, als de media ons nou maar lang genoeg met allerlei beelden en verhalen van Oekrainse ellende bestoken dan raakt ons vermogen om ontroering te voelen vanzelf wel uitgeput en gaan we op den duur een barbaarse toestand als min of meer ‘ja, zo is het nou eenmaal, en ik kan er ook niet veel aan doen’, als normaal dus, zien.

De berichtgeving door de media en de wijze waarop wij als media- consumenten die berichtgeving tot ons nemen, leidt daarom volgens Marcuse tot morele erosie, morele afstomping. In die zin zijn zogenaamde objectieve berichtgeving en emotionele ongevoeligheid twee kanten van dezelfde medaille. Iedere dag dat de oorlog langer duurt omdat wij te laat en nog altijd te weinig tegen de barbarij in actie zijn gekomen en mannen, vrouwen en kinderen onnodig sterven, neemt onze morele schuld toe. Wijlen de amsterdamse psychiater Herman Musaph heeft in zijn boek Doden met Verlof het proces dat hieraan ten grondslag ligt, pijnlijk treffend beschreven: ,, Niet degenen die sterven, maar diegenen die sterven vóórdat ze moeten en willen sterven, zij die sterven in doodsstrijd en pijn, zijn de grootste aanklacht tegen de beschaving. Zij getuigen van een niet te vergeven schuld van de mensheid. Hun dood roept het pijnlijke bewustzijn op, dat dit niet nodig was, dat het anders had gekund”.

Als we het woord ‘sterven’ in dit citaat door het woord ‘lijden’ vervangen, dan wordt duidelijk dat de zogenaamde objectieve berichtgeving over de ellende in deze wereld in belangrijke mate, zowel bij journalisten als bij consumenten, de funktie vervult van het tot zwijgen brengen van een slecht geweten. Door het op het journaal erover te hebben of erop de voorpagina een beeld van af te drukken koesteren we ons in de illusie dat we niet zonder aandacht zijn voor het lijden van anderen. Het is een afkoopsom van ons collectief schuldgevoel, die voor het lijden in de wereld meestal weinig oplevert maar voor ons in ieder geval het voordeel heeft dat we wat gemakkelijker tot de orde van dag of avond kunnen overgaan. ,,Ja”, luidt het alledaagse verweer, ,,want je kan toch niet de ellende van de hele wereld op je schouders nemen”

 

 

Bron foto: https://commons.wikimedia.org/wiki/File:House_on_Bohatyrska_Street_after_shelling_of_14_March_2022_(01).jpg

Als je het niet zelf doet..?

Is er een verband tussen hoe voorbeeldig wij leven, bijvoorbeeld met betrekking tot het milieu of de verkeersveiligheid en de ongelukken of rampen die ons op die gebieden overkomen? Het antwoord is, hoewel belangrijk, bepaald niet verrassend. Ja, er is een verband maar dat verband is er niet altijd en soms moeilijk aantoonbaar of lastig te geloven. Het is daarom waarschijnlijk dat precies over dit punt Job in het gelijknamige prachtige en meest psychologische van alle bijbelboeken, met God aan het steggelen slaat. Als hem de ene ramp na de andere treft, roept Job tegen God: “Hoe kan dat nou? Ik leef altijd zo voorbeeldig mogelijk. Dan gaat het toch niet aan om mij met allerlei  ellende op te zadelen”.

Het kost Job grote moeite zich uiteindelijk bij het gegeven neer te leggen dat God of andere grote krachten in het universum zich niets aantrekken van mensenbegrippen als goed en kwaad of rechtvaardig en onrechtvaardig. Ze behouden zich het recht voor op ieder willekeurig moment zonder opgaaf van redenen toe te slaan. Als er al van enige rechtvaardigheid in dit heelal sprake is, dan zal dat van de mens zelf moeten komen. De meest fundamentele vraag voor de mens is daarom: ga ik het volstrekt onzekere avontuur aan om te leven in een universum dat me geen enkele garantie geeft dat het wat wordt, dat me geen enkele kompas aanreikt en dat zich ook nog eens het recht voorbehoudt me op de meest onverwachte en pijnlijke momenten onderuit te halen? Als Job die vraag uiteindelijk voor zichzelf bevestigend beantwoordt, is het alsof God maar op één manier kan reageren, namelijk met bewondering. En daar gaat de schrijver van het boek Job in de fout. Net zo min als het heelal goed of slecht kent, kent het afkeuring of bewondering. Er is geen hogere macht die de mens zal bewonderen voor zijn inspanningen. Zelfs daarvoor zijn we uitsluitend op andere mensen aangewezen. Alleen wie gelooft in zichzelf en in anderen, kan geloof hebben in de wereld, in de toekomst. Het is niet voor niks dat de depressieve, zich hopeloos voelende mens volgens de handboeken precies deze drie kenmerken heeft: geen geloof in zichzelf, geen geloof in anderen, geen geloof in de toekomst. Geloof in jezelf, in de mens dus, is voorwaarde voor geloof in God en niet omgekeerd, zoals blijkt uit dit eeuwenoude verhaal. Een rabbi, notoire vreemdganger, krijgt op een dag van een prostituée te horen dat hij verdoemd is. Angstig begint de man te bidden tot de hemel en de aarde om een goed woordje voor hem bij God te doen. Maar ze weigeren. Dan bidt hij tot de sterren en de planeten. Maar ook die weigeren Net zoals de bergen en de heuvels, en de bomen en bloemen. Wanhopig roept de rabbi dan tenslotte uit: “dan zal ik het zelf moeten doen”. Op het volgende ogenblik komt er een stem uit de hemel die zegt dat de rabbi is bestemd voor het leven in het hiernamaals. De moraal? Als jij het niet zelf doet, wordt het (meestal) niet gedaan.