Mobieloos leven

In de maanden April-Mei geef ik op woensdagen onderwijs aan het University College Roosevelt (UCR) in Middelburg. Ik ga daar vanuit Leiden met de auto naar toe omdat ik allerlei spullen voor het onderwijs moet meenemen, zoals laptop, stemkastjes en boeken . Zo ook woensdag twee weken geleden. Ik ben al voorbij Rotterdam als ik me opeens realiseer dat ik mijn mobiele telefoon thuis aan de oplader heb laten liggen. ‘Shit!’ roep ik uit, ‘ik moet terug!’. Maar realiseer me meteen dat ik dan nooit meer op tijd in Middelburg kan zijn. Ik móet dus door. Het angstzweet breekt me uit. Wat als ik onderweg in een zware file terecht kom? Dan kan ik ze in Middelburg niet laten weten dat ik mogelijk te laat ben. En wat als de gastspreker die ik heb uitgenodigd het op het laatste moment moet laten afweten? Die kan mij dat nu niet laten weten. Hetzelfde geldt voor een student zich afmeldt voor het college (die afmelding is verplicht). Die kan ik nu niet zien, want ik heb zonder smartphone geen toegang tot internet. Dan  schiet opeens mijn angst mijlenver omhoog. Wat als ik onderweg pech krijg? De ANWB heeft de praatpalen weggehaald. Dus daar sta ik dan straks hulpeloos want mobieloos langs de weg. Hopend en bidden dat er ooit hulp komt om me daar weg te halen of te helpen. Geleidelijk aan maakt een soort van wereldondergangsgevoel zich van mij meester. Van de weeromstuit ga ik langzamer rijden. Alsof dat het risico op pech vermindert. Als ondanks al die piekeringen Middelburg  toch geleidelijk aan dichterbij komt en mijn angst afneemt en plaats  maakt voor een zekere berusting (‘we zullen wel zien hoe het afloopt’), begin ik me zelfs kwaad te maken. Op mezelf, dat ik me zo afhankelijk heb gemaakt van die stomme mobiele telefoon. Maar ook op de ANWB. Door die praatpalen weg te halen dwingt die ze ons voor hulp altijd een mobiele telefoon bij de hand te hebben. Waarmee ze in feite een handlanger, een pusher, is geworden van bedrijven die zulke telefoons produceren. ‘Zonder mobiel pech gehad?, zoek het dan maar lekker zelf uit’. Aangekomen bij UCR grijp ik aanvankelijk herhaaldelijk tevergeefs in de jaszak waarin ik doorgaans mijn mobiel heb. Het kop koffie dat ik gewoonlijk drink in het café ernaast voordat ik begin, verloopt daardoor mobieloos rustig. Zo ook de pauzes later die dag. En de gastspreker is op tijd verschenen en alle studenten zijn komen opdagen. S’avonds terug in Leiden besef ik twee nieuwe ervaringen rijker te zijn. Een is dat ik het grootste gedeelte van de dag niets eens meer naar mijn  mobiel getaald heb. Alsof die emotioneel ‘gewist’ is. Twee is dat ik me meer ontspannen voel dan anders. Is daar een verband tussen? Om dat te testen, heb ik afgelopen week weer een, maar nu geplande, mobieloze dag genomen. Conclusie als je het mij vraagt? Dat verband is er zeker.