Hulpeloosheid

Een patient vroeg me ooit waaraan ik in dit leven de grootste hekel heb. Ik heb lang over het antwoord na moeten denken en kwam tenslotte toch uit bij hetzelfde antwoord als dat Sigmund Freud, op 23 september is het 80 jaar geleden dat hij overleed, op die vraag gaf: hulpeloosheid. En dan niet  hulpeloosheid in de praktische zin, een bepaalde handeling niet kunnen uitvoeren, maar mentale hulpeloosheid. Het maar geen greep kunnen krijgen op bepaalde gevoelens engedachten. Zoals angst, woede, verdriet, wanhoop, verwarring, obsessies. Als we tegen onze hand zeggen dat het de ‘t’ op het toetsenbord moet indrukken en de ‘r’ niet, dan wordt die opdracht gewoonlijk snel en moeiteloos uitgevoerd. Maar als we tegen ons gevoel zeggen dat het niet langer zo depressief  verdrietig, boos of jaloers moet zijn, dan wordt die opdracht niet of veel minder gemakkelijk uitgevoerd. Zelfcontrole over praktisch gedrag is gemakkelijker omdat we door onze ogen, oren en andere zintuigen direkt geinformeerd worden over wat we aan het doen zijn. Die zichtbaarheid stelt onszelf en ook anderen in staat door feedback ons gedrag direct (bij) te sturen. Maar voor gevoelens en gedachten geldt dat we ons daar eerst bewust van moeten worden. Hoe kom je aan dat zelfbewustzijn? Freud’s antwoord is dat we daarvoor aan onze gevoelens en gedachten eerst objectiveerbare vorm moeten geven. In een periode van zijn leven waarin hij regelmatig emotioneel ‘overstuur’ raakte – gevolg van het overlijden van zijn vader- besloot hij zijn hulpeloosheid in deze het hoofd te bieden door zijn gevoelens en gedachten bijna dagelijks op te schrijven. En regelmatig terug te lezen wat hij had geschreven om dan weer te schrijven over wat dat bij hem opriep. Hij heeft dat niet alleen jarenlang volgehouden, hij heeft zelfs het lef gehad om zo verzamelde zeer persoonlijke gedachten en gevoelens te publiceren in zijn beroemdste boek: Die Traumdeutung (1900). Freud’s zoektocht naar mentale zelfcontrole leidde ook, een uitdrukking van zijn beroemde patiente Anna O., tot de ‘talking cure’, gesprekstherapie. Het bevorderen van genezing, van psychische gezondheid, door behalve het uitschrijven ook het uitspreken van gevoelens en gedachten. Dat beide je in staat stellen tegenover je gedachten en gevoelens bewuster positie te kiezen, er een relatie mee aan te gaan, ze letterlijk en figuurlijk te ‘relativeren’, en dus (beter) te beheersen is voor ons inmiddels een open deur. Toch was nog geen eeuw geleden je gevoelens uitspreken of uitschrijven niet alleen ongebruikelijk maar werd ook veelal als onfatsoenlijk of bedreigend ervaren. Maar wat nog altijd geen open deur is, is Freud’s stellingname dat mentale hulpeloosheid, het niet (langer) kunnen beheersen of controleren van je gedachten en gevoelens, een van de meest ontwrichtende ervaringen is die een mens kan overkomen. Het is de bakermat van paniek. Het is ook de kern van de angst voor ouder worden. Wie (langzaam) mentale zelfcontrole verliest, verliest ook (langzaam) het vermogen tot zingeving. Hulpe-loos en zin-loos. Voor wie dat treft, heeft recht op het maximale van ons kunnen.