De dingen dubbel zien

Jaren geleden kocht ik op een markt in Beijing een hoofdje van koper, zo’n 5 centimeter hoog, met aan elke kant, vóór, zij en achter, steeds een ander gezicht ingegraveerd: een schaterlachend, een minzaam glimlachend, een boos en een verdrietig gezicht. Terug thuis heeft het een vaste plaats naast mijn laptop gekregen. De reden daarvan is dat ik er mijn stemming mee kan beinvloeden. Het komt voor dat ik s’ochtend in een ietwat gedeprimeerde stemming aan mijn buro schuif, tegen de dag die voor mij ligt eerder als een opgave dan een uitdaging aankijk, en eigenlijk geen zin of prikkel voel om waar dan ook aan te beginnen. Hoewel er voor mijn gevoel dan  eigenlijk niets te lachen valt, gebeurt dat toch als ik het schaterlachende Boeddha-achtige gezichtje naar mij toe draai. Vrijwel meteen gaan mijn gezichtsspieren dat gezichtje mimicken. En als ik een paar keer even weg en dan weer terug kijk, begin ik ook werkelijk mee te lachen. Niet alleen van buiten, maar ook ergens van binnen. Mijn blik op de dag wordt positiever. Dat kan ik overigens weer min of meer teniet doen door het lachende gezicht weg en het boze of verdrietige naar mij toe te zetten. Zodoende herinnert het hoofdje me dagelijks aan iets buitengewoon wezenlijks. Namelijk dat hoe ik een stemming, gebeurtenis of persoon ervaar of tegemoet treedt, als uitdaging of als bedreiging, grotendeels een kwestie van keuze of ‘zin’geving is.  Een keuze met ingrijpende gevolgen in zowel in mijn persoonlijke, relationele als maatschappelijke levenssfeer. Persoonlijk: zie ik mijn kwetsbaarheid voor depressieve perioden vooral als een bedreiging of eerder als een uitdaging? Relationeel: zie ik communicatie-problemen met een collega voornamelijk als ondermijnend voor de relatie of juist als uitdaging erin te investeren? Maatschappelijk: beschouw ik de huidige klimaatproblemen voornamelijk als beangstigend of zie ik ze voor alles als een uitdaging om samen met anderen aan te gaan staan? Uit onderzoek blijkt dat de keuze voor uitdaging of bedreiging vaak zo snel en onbewust wordt gemaakt dat we het helemaal niet als een keuze ervaren. Voor de meeste voor iedereen overigens, dat ze automatisch vaker bedreigingen dan uitdagingen om zich heen zien. Mogelijk heeft de evolutie, die vooral op overleven in plaats van op beleven is gericht, dat zo gewild. Maar het gevolg is wel dat, psychologisch gezien, het leven niet zelden vooral wordt ervaren als een (ellen)lange aaneenschakeling van inspanningen om bedreigingen  vóór te blijven, te neutraliseren of het hoofd te bieden. Voor van het leven genieten blijft er op die manier tamelijk weinig over. Tenzij we leren vaker gebruik te maken van de mogelijkheid die de evolutie ons ook heeft geven, namelijk te switchen tussen bedreiging en uitdaging. Ook bij eenzelfde situatie, gebeurtenis of medemens. Het dispuut waar ik ooit lid van was had als lijfspreuk deze oproep van de Vlaamse schrijver Hugo Claus: “Voorwaar, gij zult de dingen dubbel zien”. En zo is het maar net.

 

Verbied pensionering

Enige tijd geleden was ik in Chongqing, China, om training in onderwijsvaardigheden  te geven aan universiteitsdocenten. Na afloop van een trainingssessie namen mijn gastheren me mee de stad in en bezochten we onder andere een grote antiekmarkt. Een antiquair tussen wiens spullen we een tijdlang hadden rondgelopen, bood ons thee aan. Terwijl we dat aan een tafel gezeten zaten te drinken, vroeg hij opeens aan mij “hoe oud bent u?” Het moet iets met mijn neiging tot provoceren te maken hebben want ik antwoordde na een kort stilzwijgen: “zo oud dat ik dat vergeten ben”. Ik ben niet vergeten wat er toen gebeurde. Het gezelschap en vooral de antiquair barstte in een luid lachen uit. En terwijl de thee uit het kommetje dat hij in zijn handen hield half over tafel vloog, herhaalde hij schaterend, “dat is ie vergeten!” Toen we even later afscheid namen, stond hij nog steeds half te schaterlachen en met een vriendelijke klop op mijn schouder herhaalde hij nog maar eens “dat is ie vergeten!”. Later die avond tijdens een etentje kwam een van mijn gastheren terug op die ontmoeting. Hij vertelde dat volgens de Chinese traditie hoe ouder mensen zijn hoe meer respect ze genieten. Ze laten daarom maar wat graag weten hoe oud ze zijn. Over zijn vraag hoe dat in Nederland is, heb ik moeten nadenken. Ik weet eigenlijk niet goed of Nederlandse ouderen graag hun leeftijd noemen. De heel ouden, 100 en meer, misschien wel. Maar zo tussen 65 en 95? Ik betwijfel het. Ik heb in ieder geval niet de indruk dat ze daar dan trots op zijn. Het opmerkelijke is wel dat anderen juist graag willen weten wat iemands leeftijd is. Waarom? Daarop heb ik nooit een helder antwoord gehoord. De meesten komen niet verder dan ‘nou gewoon, daar ben ik nieuwsgierig naar’. Vrijwel hetzelfde antwoord krijg ik van journalisten als ik ze vraag waarom ze altijd weer met de leeftijd van betrokkenen in een bericht aan komen zetten. Want wat is nou het nut van vermeldingen, waar kranten en nieuwsberichten bol van staan, als: ‘vrouw (42) had..’, man (61) deed..’, buurman (66) hield..’.  enzovoorts. Ik durf de stelling aan dat het denken in en strooien met leeftijdsgetallen een impliciete vorm van discriminatie instand houdt. Voor tal van beroepen geldt namelijk dat niet de mate waarin iemand fit en (nog) functioneel is maar kalenderleeftijd bepalend is voor uit een functie gepensioneerd = gelazerd te  worden. Maar dat geldt niet voor iedereen. Niet voor politici bijvoorbeeld. Die kunnen tot in de demente eeuwigheid doorgaan zolang ze worden gekozen. Voor sommige functies, zoals die van koning of koningin, geldt zelfs dat je niet eens gekozen hoeft te zijn om toch leeftijdloos te kunnen blijven doormodderen. Hoog tijd dat we aan die ongelijkheden een einde maken. Ik pleit er daarom voor dat vermelding van leeftijd (in berichten, advertenties en arbeidsvoorwaarden) voortaan strafbaar wordt gesteld evenals leeftijdsgebonden (verplichte) pensionering. Ouderen respecteren betekent dat we dat niet langer accepteren.

 

Het verkeerde leven?

Leiden Centraal, vrijdag 27 september. Als ik de roltrap naar het perron voor de trein naar Den Haag afstap, kom ik in een enorme menigte jongeren terecht. Zoveel dat die absoluut niet in één trein kunnen. Ik dus ook niet. Ik baal want ik ben op weg naar een bijeenkomst waar ik niet te laat wil arriveren. Met wat beleefde verzoeken en aansporingen lukt het me toch de eerstvolgende trein binnen te komen. Weliswaar niet verder dan half tegen de deuren aangedrukt en als haring in een ton. Ik kijk neer op twee jonge mannen die op klapstoeltjes zitten. Druk met elkaar in gesprek. Ik hoor ‘die demonstratie’. Nieuwsgierig geworden vraag ik “wat gaan jullie doen?” Ze antwoorden dat ze gaan demonstreren. “Voor het klimaat!” zegt de een. “Nee”, zegt de ander, “voor een ander klimaat”,. “Hebben jullie banners bij je?” vraag ik. “Jazeker “ antwoorden ze in koor en reiken er een aan. “Doet u mee?” Ik leg uit dat ik op weg ben naar een bijeenkomst over de toekomst van het onderwijs. “Ook belangrijk”, reageren ze, “maar dit is nu toch even belangrijker.” Ik ontken het niet. Bij het uitstappen in Den Haag, nadat ik hen een fantastische klimaatdemonstratie en zij mij een fantastische onderwijsbijeenkomst hebben gewenst, word ik opgenomen in een stroom van duizenden jongeren. Die gaan allemaal in dezelfde richting als ik moet. Ter hoogte van het stadhuis scheiden onze wegen. Mijn bijeenkomst is daar op de begane grond van een gebouw waarvan de hoge ramen tot op de stoep doorlopen. Daardoor zien we de hele middag, terwijl we over de toekomst van het onderwijs praten, duizenden jongeren  voorbij trekken. Tijdens een pauze ga ik naar buiten. Terwijl ik naar die indrukwekkend stoet sta te kijken, komen twee meisjes op mij af en nodigen mij allervriendelijks uit mee te lopen. Ik leg uit dat ik andere verplichtingen heb en dus maar heel even kan. Waarop zij ad rem reageren dat alle beetjes helpen. Ik loop een paar honderd meter mee. Wat ze zeggen gedurende die meters houdt me nog altijd bezig. Zoals “Jullie generatie heeft het verkeerde leven geleid”. Als ik vraag of dat een beschuldiging is, ontkennen ze. “Wij denken dat jullie je lange tijd niet eens bewust zijn geweest van hoe slecht jullie op deze planeet en op de natuur gepast hebben. Want succes, economische groei, geld, bezit, dat was jullie God en is het voor de meesten nog”. “Deze demonstratie gaat dus over veel meer dan het klimaat” is mijn reactie. “Dat klopt, en juist daarom moeten jullie meedoen”. Bij het afscheid stoppen ze me een pamflet in handen met daarop een bedankje voor het meelopen en een uitnodiging voor de  Extinction Rebellion manifestatie in Amsterdam vanaf 7 october. Ik besluit mee te doen. Al was het alleen maar om met jongeren zoals zij in gesprek te blijven. Want laten we alsjeblieft voorkomen dat de klimaatkwestie een kloof tussen generaties gaat worden.

 

“Geachte Staatssecretaris Blokhuis”

“Morgen, 8 october, wordt u een petitie aangeboden die tot doelheeft zelfdodingen te voorkomen door kennis daarover verplichtonderdeel te maken van de opleiding van artsen en anderehulpverleners. Een loffelijk streven. Maar gaat dat werken? Zalhet aantal zelfdodingen daardoor dalen? De aanname hier is dateen aanzienlijk aantal zelfdodingen gevolg is van gebrek aankennis van hulpverleners. Is daar bewijs voor? De petitie-opstellers menen van wel en dat is te prijzen. Maar ik hebovertuigend bewijs daarvoor niet kunnen vinden. Ook niet in recente overzichtsdocumenten van de Wereld GezondheidsOrganisatie. Wat als over een paar jaar blijkt dat de zelfdodingssterfte in ons land ondanks zo’n opleidingsverplichtingniet is gedaald? Schaffen we die verplichting dan weer af? Of gaan we er simpelweg vanuit dat kennis sowieso goed is? De opstellers menen nu al te weten welke kennis goed is. Maar kloptdat? Weten we bijvoorbeeld welke vorm van gespreksvoeringzelfdoding voorkomt en welke niet? Overtuigend wetenschappelijkbewijs daarvoor heb ik (nog) niet voor kunnen vinden. Wel tal van publicaties waarin auteurs hun opvattingen daarover uiteenzettenen verdedigen. Dezelfde onzekerheid is er aangaande welkefactoren over tijd, bijvoorbeeld vanaf de Tweede Wereld Oorlog,de schommelingen in de zelfdodingsstatistiek hebben bepaald. Ikheb overtuigend bewijs voor consensus daarover tussenwetenschappers en in WHO rapporten niet kunnen vinden. Welover bepaalde verbanden, zoals tussen werkeloosheid enzelfdoding door jongvolwassenen. Maar is dat de kennis die via de beoogde opleidingsverplichting  wordt verworven? Zo ja, is datomdat hulpverleners dan beter in staat zijn jeugdigesuicidaalwerkelozen zich met hun situatie te laten verzoenen? Of juist ze aan te moedigen daartegen in opstand te komen en actiete voeren? Overigens, de nadruk op het opleiden van professionele húlpverleners aangaande suicidepreventie betekenthoe dan ook het paard achter de wagen spannen. Pas in actiekomen als er suicidaal ernstige (psychische) problemen zijn. Terwijl de meeste preventie-winst bij volwassenen te behalen valtdoor ze al als kind en jongere met behulp van zogenoemdeLevensvaardigheden of SkillsforLife programma’s emotioneel, mentaal en sociaal weerbaar te maken. Door behalve hun IQ ookhun AQ (adversity quotient, weerbaarheid tegen tegenslagen) tebevorderen. Ik zeg niet dat het gevraagde in de petitie overbodigis. Maar het raakt niet de kern van suicidepreventie. Ik maak, Staatssecretaris, van de gelegenheid gebruik op nog iets anderste wijzen. U streeft, evenals de petitie-mensen, naar nulzelfdodingen. Ik snap niet hoe dat kan als tegelijkertijd uwcoalitiepartner D’66 werkt aan de wet Voltooid Leven bedoeld om mensen van 75 jaar en ouder onder voorwaarden een middel teverschaffen zelf hun leven te beeindigen. En ik snap nog iets niet. U subsidieert 113, dat al jaren wordt geadverteerd als nummer- hulplijn voor als je suicidaal of wanhopig bent. Dat klopt niet. Ikbeschik inmiddels over berichten van mensen in nood (via hunnabestaanden) die bij herhaling tevergeefs – ‘Momenteel is ditnummer niet bereikbaar. Probeer het later nogmaals’ – datnummer kozen en vervolgens de dood. Hoogachtend, Rene D”.

113, verdomme!

Stel, u bent in de keuken bezig met frituren en opeens slaat de vlam in de pan. U probeert met alle macht het vuur te blussen, maar dat lukt niet. Het verspreidt zich juist naar andere brandbarespullen. In paniek tikt u 112 op uw mobiel in, maar krijgt tot uwontsteltenis te horen ‘dit nummer is niet in gebruik. De verbindingwordt nu verbroken’. U snapt daar helemaal niets van want overalen altijd wordt gezegd dat je bij dreigende brand meteen 112 moet bellen. “Ik heb vast verkeerd ingetikt is uw conclusie, tiktnog eens 112 in en krijgt dezelfde boodschap: nummer niet in gebruik. Dan slaat de paniek helemaal toe want het vuur begintom zich heen te grijpen. U rent de keuken uit, gillend, maar niemand hoort het want er is verder niemand in huis en u tikt nogeens, huilend van angst ‘neem nou in Godsnaam op!’, 112  in.Opnieuw, tevergeefs, ‘niet in gebruik’. Wat resteert, de volgendedag, is een krantenbericht over de vondst van het dode lichaamvan de bewoonster in een half uitgebrand huis. Dit beeld kwam bijmij op toen ik afgelopen week het bericht las dat een jonge vrouw uit Winschoten in een suicidale crisis, in psychische doodsnooddus, midden in de nacht dat andere 11nummer, namelijk 113, tot driemaal toe had gebeld en iedere keer dezelfde boodschapkreeg: “dit nummer is niet in gebruik. De verbinding wordt nu verbroken”. De volgende ochtend werd zij dood gevonden. Zelfdoding. Waarom ze 113 niet kon bereiken? Dat is helemaalgeen telefoonnummer. De overheid en alle media plaatsenweliswaar  al jarenlang bij alle berichtgeving over zelfdoding het advies  om als je daar behoefte aan hebt contact op te nemenmet 113, maar dat advies is fout, letterlijk misleidend. Want je kunttelefonisch geen contact opnemen met 113. Als je crisiscontactwilt  moet je 0900 0113 bellen. Maar als zelfs verwijzers, zoalshuisartsen, psychologen en psychiaters dat niet blijken te weten, wat verwacht je dan van iemand in psychische, suicidale paniek? Waar bereikbaarheid net de laatste reddingslijn kan zijn, kanonbereikbaarheid net de laatste wanhoopsdruppel betekenen. Niet uitgesloten is dat er al eerder zelfdodingen hebbenplaatsgevonden mede omdat 113 niet werkt. Voor sommigenabestaanden moet het besef dat hun dierbare op het laatstmogelijk nog tevergeefs naar hulp heeft gezocht ontzettend pijndoen. Voor 113 en de overheid die subsidieert  geldt daarom de dure plicht onmiddellijk uit te zoeken wat ze mogelijk wel haddenkunnen maar niet hebben voorkomen. En vooral, het allerbelangrijkste, om ons, het publiek, te laten weten of het risicoop drama’s als in Winschoten nog altijd bestaat. Ik vrees het. Want ondanks dat drama is 113  nog altijd niet bereikbaargemaakt. Waardoor niet uit te sluiten is dat zich intussensoortgelijke drama’s  hebben voorgedaan en wie weet nog zullenvoordoen. Absoluut onaanvaardbaar. Laat het verdomme tochniet zo zijn dat wat bedoeld is als suicidepreventie uitmondt in dood door schuld.