Iemand als Sonja

Afgelopen dinsdagavond circa elf uur loop ik, alvorens naar bed te gaan, nog even de huiskamer in. De televisie staat aan en ik val in een interview met Sonja Barend, de ongekroonde koningin van de Talkshow. Ze is ouder geworden, 80 inmiddels, maar voor mij kwa uitdrukking, stem en wijze van spreken nog altijd dezelfde sympathieke en rechtvaardige vrouw. Laat ik uitleggen waarom. Eind 1982.  Het Parool publiceert een column van de schrijver Boudewijn Buch, waarin deze beweert dat als je het leven niet meer aan kan en dood wil, je een afspraak met mij kan maken en ik een cocktail voor je klaar zet om dat te realiseren. Tot mijn verbijstering namen nogal wat mensen dat serieus. Mijn huisgenoten en ik konden de volgende dagen de telefoon niet meer opnemen zonder met levensbeeindigingsverzoeken van vaak wanhopige mensen geconfronteerd te worden. Mijn verbijstering sloeg daarom om in woede en de eis aan het Parool te rectificeren. Dat werd geweigerd. Waarop familieleden en collega’s aandrongen op een kort geding. Ik weigerde dat. Ik had/heb geen enkele fiducie in het rechtssysteem op dit punt. Maar na heftige discussies ging ik overstag. Op 13 januari 1983 diende dat geding en zoals ik al ‘wist’, ik verloor. Woedend, zowel op mijn ‘adviseurs’ als het systeem, sloot ik me op in mijn kamer en maakte me onbereikbaar. Totdat vriend en collega Piet Vroon en mijn vrouw voldoende reden vonden in het volgende om toch bij mij binnen te dringen: “Sonja Barend is aan de telefoon en wil jou in haar programma”. Mijn reactie: ‘rot op, ik wil niks meer met de media te maken hebben, punt uit’. Niet voor hen. Ze hebben me zowat naar de telefoon gesleept. Daar vertelde Sonja mij dat ook zij het een onterecht vonnis vond. Een rechter die  zegt dat het niet waar is wat Buch beweert maar dat de doorsnee lezer dat heus wel snapt. Velen met doodswensen dus niet. Sonja bood mij een kwartier alleen aan tafel om mijn verhaal te doen.  Maar toen ik in de studio kwam, bleek dat ook Buch aan tafel was genodigd. Waarop ik laaiend weg liep. Het was Sonja zelf die me terughaalde. Met excuses en de  toezegging dat Buch pas na mijn kwartier zou aanzitten. Ik heb, volgens de  overheersende nabeschouwingen, in grote woede korte metten met hem gemaakt. Kort daarop schreef een juristenblad  dat je het dus blijkbaar zo moet aanpakken als je ten onrechte door de media wordt neergezet en rectificatie wordt geweigerd: eis dan in kort geding toch rectificatie,  ga er daarbij vanuit dat je dat met boter en suiker gegarandeerd verliest, maar benut alle aandacht erom heen om je juridische verlies in een publieke overwinning om te zetten. Gesuggereerd werd zelfs dat ik het tevoren allemaal zo geplant had. Absolute onzin natuurlijk. Ik weet zelf maar al te goed dat ik  deze afloop aan de toevallige samenloop van drie ‘dingen’ te danken heb gehad: woede, geluk en iemand als Sonja.

 

 

Foto (C) Anefo