Help me

Enkele dagen vóór Kerst, een uur of tien s’avonds. Als ik de huiskamer binnenkom na een on-line lezing vanuit mijn studeerkamer, vertelt mijn vrouw dat een vriendin in paniek heeft gebeld in verband met iets met haar zoon en vraagt of ik terug wil  bellen. Dat doe ik. Ik krijg een angstige vrouw aan de telefoon. Eerder in de avond heeft haar zoon, 18 jaar, eerstejaars student en vanwege corona thuiswonend, zich laten ontvallen dat hij het helemaal niet meer ziet zitten en eigenlijk niet meer wil leven. Het gesprek tussen hen is niet goed verlopen en hij heeft zich in zijn kamer teruggetrokken. Zou ik alsjeblieft met hem willen praten? Omdat ik denk dat het mogelijk niet werkt mijn bereidheid via zijn moeder te laten weten en we elkaar enigzins kennen, bel ik zelf hem op zijn mobiel en stuur een whatsapp. Hij reageert. We hebben een vrij lang gesprek. Gezien de inhoud daarvan stel ik hem voor de volgende ochtend bij mij verder te praten. Wat die ochtend volgt, is niet zozeer een gesprek tussen therapeut en client als wel tussen volwassene en jongere. Over je minderwaardig en depressief voelen, over doodswensen en eenzaamheid en over hoe daarmee om te gaan. Op een gegeven moment vraagt hij of ik die gevoelens zelf ook ken. Ik antwoord dat, als ik het toelaat, ik ook nu nog heel goed kan oproepen hoe pijnlijk negatief ik over mezelf als jongere kon denken. Dat er niets goed aan me was. Dat ik er maar beter niet meer kon zijn. Dat het daarom ook gevaarlijke gedachten waren. Ik zonderde er me mee af en liet me erdoor wegzuigen in een soort doodsverlangen. Maar d at ik inmiddels wel geleerd heb hoe ik ermee moet omgaan, ze moet temmen. “Wat heeft je het meest geholpen?” is zijn vraag. “Mijn niet-helpende, levensbedreigende gedachten die onder dat doodsverlangen  schuilgaan, te uiten”, antwoord ik. “Door ze  op te schrijven, tegen anderen uit te spreken, ze om te zetten in helpende, levensverlangende gedachten. Maar vooral door anderen te vragen me daarbij te helpen. Als ik in die tijd iets moelijk vond, was het anderen om hulp te vragen. Uit eigen ervaring weet ik daarom dat het klopt dat jongeren of volwassenen vaak ook zichzelf veroordelen tot eenzaamheid”. En opeens herinnerde ik mij en vertelde hem het volgende verhaal dat een hulpverlener mij als jongere ooit vertelde en dat voor mij nog altijd ‘behulpzaam’ is.  ‘Een jongere was bezig om een zware steen op te tillen maar dat lukte hem niet. Op een gegeven moment kwam iemand voorbij. Hij zag de jongere een tijdlang worstelen en vroeg: Gebruik je wel al je krachten? “Ja, dat doe ik zeker meneer” antwoordde de jongere geirriteerd. “Nee, dat doe je niet” antwoordde de man: “Ik sta hier al even, maar je hebt me nog altijd niet gevraagd je te helpen.”

Nauwelijks was ik uitverteld of hij reageerde met: “Oké, ik snap het…. Wil je me alsjeblieft helpen…..?”