Afgelopen week publiceerde het wetenschappelijk tijdschrift The Lancet een studie uitgevoerd in 21 landen, waaronder Nederland, waaruit blijkt dat in de eerste maanden van de pandemie – april tot en met juli – geen sprake is geweest van een toename van zelfdodingen. In sommige landen is zelfs sprake van een daling. Dat lijkt opmerkelijk maar is in lijn met wat al vele tientallen jaren bekend is. Zo trok de Nederlandse socioloog Kruijt in zijn studie Zelfmoord statisch-sociologische verkenningen (1960) op grond van eigen en internationaal onderzoek al de conclusie: “Wie in de veronderstelling leeft, dat revoluties, perioden van hevige politieke strijd, of ingrijpende sociale gebeurtenissen met een vergroting van het aantal zelfdodingen gepaard gaan, zal deze verwachting in de zelfdodingliteratuur in het algemeen gesproken niet bevestigd vinden. Al kenmerken crisistijden zich dikwijls door een veelheid van spanningen …toch blijkt dit doorgaans niet tot vermeerdering maar eerder tot vermindering van de zelfdodingfrequentie te voeren”. Kruijt was niet de eerste noch de laatste die dit constateerde. Al veel eerder had de Fransman Emile Durkheim in zijn beroemde studie Le Suicide van 1897, waarmee hii de grondslag legde voor de suicidologie, de wetenschappelijke bestudering van de zelfdoding, hetzelfde geconstateerd. De verklaring daarvoor moet gezocht worden in het gegeven dat grote sociale crises collectieve sentimenten oproepen – zeg maar gemeenschapsgevoelens – en dat de activiteiten van het grootste deel van de bevolking zich meer dan tevoren richten op een gemeenschappelijk doel. Zoals in het geval van covid op de voorkoming van ziekte en dood door collectieve gedragsaanpassingen. Anderhalve meter afstand, quarantaine, avondklok en vaccinatie dienen een individueel én een algemeen belang. Kortom, er vindt in crises, aldus Durkheim, “een vereenvoudiging van het leven plaats en een mobilisatie van energie om in leven te blijven of te houden. De individuele mens denkt tijdelijk minder aan zichzelf dan aan de gemeenschappelijke zaak”. Dat zou je trouwens niet zeggen als je afgaat op het beeld dat uit de (sociale) media oprijst. Daar wordt verhoudingsgewijs veel meer aandacht wordt besteed aan het verzet door een minderheid tegen belangrijke algemene gedragsmaatregelen dan aan de acceptatie daarvan door de (zwijgende) meerderheid. Overigens, door die maatregelen zien ook mensen met psychische problemen hun angst of depressieve gevoelens verminderen dan wel normaler voelen omdat ze algemener gedeeld worden. Wat eerder als afwijkend werd bestempeld, wordt nu vaker breed (h)erkend. Dat alles roept een uitermate belangwekkende vraag op. Slagen we erin de verbindende inspanningen die we nu vanwege de coronacrisis met elkaar leveren, naar andere minstens zo dringende kwesties te verleggen, covid eenmaal bezworen? Ik pleit dan vooral voor de klimaatcrisis. Wereldwijd is de sterfte als gevolg dáárvan vele malen groter dan de covidsterfte én het is de grootste zorg van de jongeren. Terecht, want het gaat om hun toekomst. Hoogste tijd, meen ik, voor gemeenschappelijke gedragsmaatregelen, routekaarten, en driewekelijkse persconferenties over het terugdringen van het misbruik van onze prachtige planeet. Behalve het milieu zal ook onze psychische gezondheid, vooral die van jongeren, daar zeer bij gebaat zijn.
Photo by NASA on Unsplash