21 december Webinar René Diekstra – In Gesprek met Je Ouders

René Diekstra geeft op dinsdagavond 21 december 2021 een exclusief webinar naar aanleiding van zijn best seller In Gesprek met Je Ouders.

Ben je geabonneerd op een krant waar René’s column wekelijks in verschijnt? Dan kun je een GRATIS ticket voor het webinar krijgen! (reguliere ticketprijs is 10 euro + boekingskosten).

Er zijn een beperkt aantal GRATIS tickets beschikbaar dus boek zo snel mogelijk want OP=OP!

Hier kun je jouw ticket boeken: https://www.eventbrite.com/e/tickets-webinar-rene-diekstra-in-gesprek-met-je-ouders-213588227137

Psychologische veiligheid

Het jaar voordat ik psychologie ging studeren werkte ik bij wijze van tussenjaar als leerling-verpleegkundige op de opname-afdeling van een psychiatrisch ziekenhuis.Op een dag werd een 25-jarige man na een bijna fatale suicidepoging naar ons  doorverwezen. Ik raakte vrijwel meteen op hem gesteld, innemend, grappig en vooral vol zelfspot als hij was. Hoewel, er waren ook perioden waarin hij onbereikbaar was en zich volledig in zichzelf of zijn depressies opsloot. Maar na enkele maanden bleven die perioden  weg en werd al gauw gesproken over ontslag. De dag vóór zijn ontslag, mijn laatste werkdag die week, had ik nog een kort afscheidsgesprek met hem. Zijn laatste woorden waren: “Heel veel dank voor je betrokkenheid. Maar ik verlang echt naar morgen. Dan kan ik weer zelf bepalen wat ik met mijn leven wil”.  Ik denk dat ik instemmend-begrijpend gereageerd heb. Tijdens de afdelingsbespreking later die dag, wij leerling-verpleegkundigen waren daar enkel als toehoorders bij aanwezig, werd door het hoofd, een zeer bekwame maar tamelijk autoritaire man, met tevredenheid en complimenten aan de  stafleden gesproken over het voorspoedige herstel van deze patient. 24 uur later kwam het bericht dat hij door een sprong voor de trein zijn leven had beeindigd. Volslagen verbijsterd had ik het gevoel  onvergeeflijk tekortgeschoten te zijn. Want ook al had ik er toen nog geen woorden voor, ik had bij zijn afscheidswoorden toch vagelijk een niet-pluis gevoel ervaren. Maar gezien het enthousiasme tijdens de bespreking, mijn ontzag  en angst voor het hoofd en niet het risico willen lopen als leerling als betweterig  te worden weggezet, had ik daarover gezwegen. Dagenlang heb ik niemand er iets over durven zeggen. Bang als ik was voor verwijten of erger. Totdat het hoofd – autoritair maar wel goed waarnemer, ik ben hem daar eeuwig dankbaar voor – me ontbood, zei dat ik naar zijn indruk ergens mee zat en vroeg of het iets met de suicide te maken had. Er volgde een zeer emotionerend gesprek. Voor mij omdat ik de ruimte kreeg mijn bittere schuldgevoelens te ventileren en te relativeren. Voor hem omdat hij er zich bewust van werd dat er angst heerste onder teamleden en dat daarom bepaalde  waarnemingen en fouten door hen niet gerapporteerd werden. Terwijl de kwaliteit van zorg juist afhankelijk is van de mate waarin daar wel veilig over kan worden gesproken. Op een gegeven moment stond hij op, gaf mij een hand en zei..”Dank je..Als je uit angst tegen je meerdere, tegen mij dus, of in een teamvergadering iets niet durft te zeggen terwijl je voelt dat het belangrijk kan zijn, dan zit er iets niet goed hier. Dat moet stoppen. Jullie moeten je veilig kunnen voelen om wat dan ook te zeggen waarvan je meent dat het belangrijk kan zijn voor ons werk hier”. Ik kende het woord daarvoor, psychologische veiligheid, toen nog niet. Maar heb inmiddels talloze malen ervaren dat het de belangrijkste voorwaarde is voor het goed functioneren van teams. En dat het ontbreken van psychologische veiligheid de belangrijkste oorzaak is van teamfalen.

 

 

Photo by Michał Parzuchowski on Unsplash

Bestaat Sinterklaas?

Wat doet het met kinderen, psychologisch, als ze ontdekken dat de volwassenen om hen heen hen jarenlang voor de gek hebben gehouden? Bewust dingen hebben verteld die niet waar zijn? Het is een onderwerp waarover nauwelijks onderzoek is gedaan en dat onlangs weer eens bij me opkwam toen mijn kleinzoon Seb, 8 jaar, mij een vraag stelde waardoor ik me flink voor het opvoedblok gezet voelde. “Opa,” vroeg hij, “bestaat Sinterklaas echt?” Mijn eerste neiging was te reageren op de manier waarop tal van volwassenen reageren als ze bij lastige vragen van kinderen de boot zolang mogelijk proberen af te houden: ‘hoe kom je op die vraag?’ Ik wist me net op tijd in te houden. Seb maakte me dat gemakkelijker door uit zich zelf toe te voegen dat een vriendje zegt dat Sinterklaas niet bestaat. Met een bekende psychologentruc kon ik daarop inspelen: “Seb, hoe zou je het vinden als ie gelijk heeft, als Sinterklaas inderdaad niet bestaat”? Even was hij stil en zei toen “Niet leuk. Maar dan heeft Sinterklaas ook niet de kadootjes in onze schoenen gedaan gisteravond. Wie dan? Papa en mama? Jullie?” Zowel zijn stem als zijn blik verried een zekere mate van ontgoocheling over iets dat zo bizonder leek maar dat  niet waar blijkt te zijn. Ik heb ‘m op schoot genomen en geprobeerd uit te leggen dat Sinterklaas een soort van spel is dat volwassenen voor kinderen gemaakt hebben. En evenals veel andere spellen is het een spel voor kinderen tot een bepaalde leeftijd. Echt bevredigend vond hij dat niet. “Maar dan jokken jullie dus wel tegen kinderen. En dat doen jullie bij andere spelen, ganzeborden of stratego toch niet?” Ik kon niet anders dan ‘m gelijkgeven en heb ‘m, uit een soort van zelfrechtvaardiging, in korte halen iets over de geschiedenis van de mens Sint Nicolaas en het  Sinterklaasfeest, verteld. Ook dat ik als kind het Sinterklaasfeest heel leuk en spannend vond, juist omdat ik in Sinterklaas geloofde. En dat ik zelf later verschillende keren  voor Sinterklaas heb gespeeld bij een club in de buurt, met de buurman als Zwarte Piet. En we verkleed ook altijd even bij ons thuis aanklopten en dat zijn eigen papa bij mij als  Sinterklaas op schoot heeft gezeten en niet in de gaten had dat ik het was. Daar leefde hij helemaal bij op, vond het prachtig om te horen.  Heel samenzweerderig in mijn oor fluisterend en wijzend naar zijn jongere broertje en zusje, suggereerde hij : “Opa zullen we dat nog eens doen..jij Sinterklaas en ik dan Zwarte Piet?” “Maar Seb” heb ik mijn kans te baat genomen, “dat is dan toch eigenlijk ook jokken? Daarnet vond je dat nog niet goed”. Even was hij weer stil en vond toen blijkbaar de oplossing: “Da’s niet echt jokken toch. Da’s doen alsof”. Zo’n ‘alsof afspraak’ hebben we nog niet gemaakt. Maar bij het afscheid fluisterde hij mij nog wel in: “Opa, ik snap het hoor. Sinterklaas bestaat wel en Sinterklaas bestaat niet”.

 

 

Photo by Wouter Supardi Salari on Unsplash