Over lafheid gesproken

Afgelopen maandag na een on-line overleg met een collega van Harvard waarmee ik een training geef aan Nederlandse universiteitsdocenten, vroeg ze, me Gelukkig Pasen wensend, of ik “christian” ben. Ik heb naar waarheid geantwoord dat ik weliswaar christelijk ben opgevoed maar eigenlijk niet goed meer weet wat ik ben. Een onzekerheid die in de Paasweek voelbaarder is dan anders. Waarschijnlijk omdat ik een groot liefhebber ben van de matthäus passion en omdat de bijbelverhalen rondom Pasen een waarachtigheid hebben die mij als mens en als praktizerend psycholoog diep treffen. Zoals de psychologie van het verraad (Judas), van het onrecht (Pilatus en de Joodse Hogepriesters), van de verloochening van je medemens (Petrus: ‘ik ken die mens die niet’), of van de weigering een ander in lijdensnood te helpen tenzij je daar toe gedwongen wordt (Simon van Cyrene). Maar wat me nog meer dan elk van deze aspecten afzonderlijk  bezighoudt, is dat ze gezamelijk de meest ongunstige menseljke geneigdheid vormen. Dat is lafheid. Verraad, verloochening, onrecht en het ontbreken van hulpvaardigheid zijn evenzovele symptomen van lafheid. Effect  daarvan is dat de ene mens of de ene groep mensen de andere in de steek of aan het lot overlaat uit gewin, egoisme, onverschilligheid of angst. Nog altijd staat mij op een pijnlijke manier bij, vooral als ik de matteus bijwoon, hoe ik me zelf ooit uit angst op zo’n manier gedroeg. Ik was uitgezonden door Wereld Gezondheids Organisatie (WHO) naar de Cambodjaanse vluchtelingenkampen op de grens van Thailand en het door Vietnam bezette Cambodja. Als vanuit die kampen door verzetgroeperingen s’nachts de Vietnamezen werden aangevallen, beantwoordden die dat de volgende dag met beschietingen op de kampen. De eerste keer dat mijn escorte en ik dat meemaakten, wisten we niet hoe snel we uit het betreffende kamp naar een veilige verzamelplaats buiten het kamp moesten komen we. Vrijwel voor onze ogen zagen we hoe een moeder en haar zoontje door het vuur werden getroffen. Ik herinner me het niet meer, maar volgens mijn escorte heb ik uit de jeep stappend en lijkbleek, lopen schelden en tieren en dingen geroepen als ‘dit is een volstrekt zinloze missie, ik blijf hier geen dag langer, ik geef mijn opdracht aan de WHO terug’. Dat ik dat niet heb gedaan, is voor het gevolg geweest van een gesprek dat ik s’avonds had met een lid van mijn team ter plaatse, een Cambodjaanse arts. “Je voelt je schuldig en laf doordat je je zelf in veiliheid heb gebracht en tegelijkertijd al die vluchtelingen in dodelijk gevaar achtergelaten. Als het goed is ben je daar ook boos over, woedend zelfs. Ook op jezelf. Gebruik die boosheid. Niet om opnieuw weg te rennen, dit keer naar de veiligheid van Genève. Maar juist om zoveel mogelijk te doen wat je hier wel kun doen”. Ik ben inderdaad gebleven en herhaaldelijk teruggekomen en heb besloten dat angst, dat lafheid, in mijn leven nooit het laatste woord mogen hebben. Kortom, Christelijk of niet, voor mij is de Paasboodschap: opstaan tegen of uit je angst.

 

 

Photo by Francesco Alberti on Unsplash