Dank aan de monnik

Vanaf het terras van mijn kamer op de eerste verdieping van mijn hotel kijk ik uit op het spiegelgladde water van het meer van Bled, op het kasteel op de rots aan de overkant en op het eiland met kerkje en toren midden in het meer. Het panorama is van een schoonheid en stilte die me nooit verveelt maar altijd weer innerlijk betoverend raakt. Alsof ik rondwaar in een sprookjesboek. Reden waarom ik hier al 21 jaar voor enkele weken terugkeer. Af en toe komen er op het pad beneden mij wandelaars voorbij. Ze zien mij niet. Tenzij ze toevallig een keer omhoog kijken wat zelden gebeurt. Waarschijnlijk omdat de bizondere omgeving op ooghoogte ook hun aandacht opeist. Het geeft mij soms het ietwat ongemakkelijke gevoel aan het spioneren te zijn. Maar deze middag speelt niet dát maar voornamelijk nieuwsgierigheid op.Er kom een monnik voorbij, althans dat vermoed ik vanwege zijn lang bruin gewaad, zijn kaalgeschoren hoofd en zijn in mijn ogen vredig-vriendelijke gezichtsuitdrukking. Nog nooit eerder heb ik hier een monnik gezien en kijk ‘m daarom een tijdlang in gedachten na. Waardoor ik niet meteen in de gaten heb dat er meerdere monnikken aankomen, zeker een twintigtal. Sommige alleen lopend, anderen in groepjes. Mijn nieuwsgierigheid niet langer kunnen bedwingen, spreek ik van bovenaf een van hen aan: “Can I ask you a question?”. Hij blijft staan, merkt mij naar boven kijkend op en antwoord uiterst vriendelijk: “Sure!”. Ik vrees dat ik hem vervolgens zo’n beetje het habijt van het lijf heb gevraagd, varierend van waar ze vandaan komen (“Vietnam”), wat hij van Bled vindt (“a place of love”) en welke landen ze bezoeken (o.a. Boedhistische centra in Frankrijk en Zwitserland). Als ik hem tenslotte vraag wat ze hopen op hun reis met name beter te leren kennen is zijn antwoord even direct spontaan als roerend bescheiden: “Ourselves”. Als ik enige dagen later een Bledse vriend, die jaren in de hotelbusiness heeft gewerkt, vertel  over de ontmoeting met de monnik, reageert hij bijna opgetogen instemmend. “Dit is waartoe ik mensen altijd heb geprobeerd aan te moedigen.Zie reizen eerst en vooral als een  kans om jezelf en je eventuele reisgenoten beter te leren kennen.En durf het aan, zoals die monniken het blijkbaar aandurven, om al reizend elkaar vragen te stellen waardoor je je eigen aard en die van de ander beter leert kennen”. En dan vertelt hij al jaren lid te zijn van een Proust-gezelschap, genoemd naar de beroemde Franse schrijver Marcel Proust (1871-1922) die ooit een lijst van circa 35 vragen heeft samengesteld en mensen tijdens maaltijden, reizen en zelfs (verjaardag’s)feestjes  aanspoorde die voor zichzelf en/of anderen te beantwoorden. Vragen varierend van “wat maakt je het gelukkigst?” via “welke eigenschap/neiging  van jezelf betreur je het meest” en “hoe zou je willen sterven? tot “wat is je levensmotto? Ik ben inmiddels bezig de lijsten van Proust en navolgers persoonlijk en wetenschappelijk bij de schaven. Het resultaat daarvan laat ik zsm weten. Met dank aan de monnik in Bled.

 

 

Image by Peter H from Pixabay

Diagnostische etikettenplakkerij

Er zijn weinig diagnoses in en buiten de gezondheidszorg die zozeer misbruikt worden als de diagnose persoonlijkeidsstoornis. Ik heb het vooral over de ‘diagnoses’ narcistische, dwangmatige, antisociale, theatrale, vermijdende en borderline persoonlijkheidsstoornis waarmee psychiaters, psychologen, de media en het grote publiek pogen iemand’s meest opvallende emotionele en gedragspatronen van een onthullend etiket te voorzien. Neem Donald Trump, mogelijk straks opnieuw president van de VS. Die is in wetenschappelijke publikaties, in boeken van onder andere van zijn nichtje Mary, psychologe, en door tal van populaire media van onder tot boven  beplakt met het etiket narcistische persoonlijkheidsstoornis. Terecht? En kennen  en begrijpen we Trump beter dankzij deze ‘diagnose’? Of is hier sprake van pseudo-kennis door etikettenplakkerij? Van een ‘gestoorde’ persoonlijkheid is sprake bij mensen die a) meerdere eigenschappen of neigingen, zoals ongevoeligheid, aanmatiging, zelfverheerlijking en achterdocht, in een zodanige sterke mate bezitten dat ze zich daardoor jarenlang in allerlei situaties gedragen op een manier die duidelijk onaangepast is: b) voortdurend problemen hebben in het opbouwen en onderhouden van relaties met anderen (thuis, werk, vrije tijd); c) zelf sterk onder a) en b) lijden en/of daardoor bij anderen veel lijden veroorzaken. Zijn deze drie voorwaarden bij Trump vervuld? Ik ben geen publikaties tegengekomen waarin ze op een overtuigende manier worden aangetoond. En dat zal zo blijven gezien de reeks van persoonlijke, zakelijke en politieke successen die hij op zijn naam heeft staat. Maar er zijn meer redenen tot twijfel aan de narcisme-diagnose. Die suggereert dat er maar één enkel type narcistische persoonlijkheidstoornis bestaat en dat is die van Trump, het zogenaamd ‘grandiose’ type (‘het is moeilijk bescheiden te zijn voor wie zo goed is als ik ben’). Maar onderzoek laat zien dat er meerdere ‘meng’types zijn, onder andere het ‘kwetsbare’ type. Kenmerk daarvan is een overmatig sterke reactie op kritiek en beledigingen door anderen en een uitermate lage frustratie-tolerantie waardoor ze uiterlijk of innerlijk van streek kunnen raken over zelfs de meest onbetekenende kwesties. Dit als gevolg van een lage zelfwaardering, gevoed door jaloezie op de capaciteiten en successen van anderen en schaamte over eigen herhaalde fouten en tekortkomingen. Schaamte die voor anderen zoveel mogelijk verborgen wordt gehouden. Door de meeste mensen, ook de ‘deskundigen’, is voor de diagnose bij Trump uitsluitend naar het grandioze type gekeken. Maar bepaald niet uitgesloten is dat vooral meerdere kenmerken van het kwetsbare type bij hem aanwezig zijn. Hoe gek het daarom ook klinkt, gezien de enorme omvang van wat er over hem gezegd en geschreven is, weten we diagnostisch nog altijd te  weinig van Donald. Het uitsluitend hameren op zijn grandioos-narcisme is daarom vooralsnog weinig anders dan een populaire psychologische scheldpartij. Soortgelijke scheldpartijen vinden overigens soms ook plaats bij mensen die van andere persoonlijkheidsdiagnoses worden ‘verdacht’, zoals de antisociale (vroeger ‘psychopathische’ ) en obsessief-compulsieve (vroeger ‘dwangmatige) persoonlijkheidsstoornis. Hoe terecht daarom dat de Wereld Gezondheids Organisatie begin dit jaar een proces is gestart waardoor in de toekomst die onverantwoorde etikettenplakkerij  moet stoppen. Als het aan mij ligt, wordt het voor psychiaters en psychologen zelfs meteen ten strengste verboden.

 

 

Image by Sam Williams from Pixabay

 

Dankzij grootouders

In het park aan de overkant van de singel waaraan ik woon, kom ik op mijn dagelijkse wandeling of jogging vrijwel altijd een of meer grootouders tegen. Dat leid ik uit hun leeftijd en de buggy die ze voortduwen met daarin een baby of daarnaast een beginnend loslopende peuter. Soms allebei. Vanaf een bepaald moment  is me gaan opvallen dat ik vaker grootouders met kind dan ouders met kind tegen kom. Logisch zou je denken als de grootouders op de kleinen passen, hen verzorgen,vermaken en helpen ontwikkelen zodat de ouders kunnen werken. Maar opgepast het zo te formuleren! Want het suggereert, ten onrechte, dat oppassen geen werk zou zijn! Volgens diverse schattingen springen in ons land tenminste de helft van de grootouders van af en toe tot zeer regelmatig oppassend bij. Wat betekent dat grootouders in economisch en sociaal opzicht  een factor van grote betekenis zijn. Ze zullen het nooit doen, maar ik vraag me weleens af wat zouden de gevolgen zijn als alle grootouders op een dag in staking zouden gaan? Onder meer omdat ze, net zoals pak ‘m beet luchthaven-personeel of pakketbezorgers, meer waardering voor hun werk willen en betere arbeidsvoorwaarden. De vraag naar kinderdagverblijven en kinderopvang, ze kunnen het nu al niet aan, zou ontploffen en in tal van bedrijven zou het nu al steeds nijpender personeelstekort dramatische vormen aannemen. Maar ook in tal van gezinnen zelf zou een staking door grootouders ingrijpende gevolgen hebben voor het dagelijks leven en routines. En waar grootouders de oudervervangende opvoeders zijn, zou de ramp helemaal niet te overzien zijn. We kunnen niet zonder grootouders. Zo simpel is het. Dat is niet altijd zo geweest. De grootouder blijkt historisch gezien een betrekkelijk recent verschijnsel. Nog vrijwel afwezig in de tijd van de Neanderthaler, zo’n 250.000 jaar geleden – hun levensverwachting was slechts zo’n circa 30 jaar –  verscheen de grootouder pas op grotere schaal op het toneel zo’n 30.000 jaar geleden. Naarmate levensverwachting en bevolkingsdichtheid toenamen. Als mensen ouder worden kunnen ze niet alleen meer kinderen voortbrengen, maar hebben ook meer anderen ter beschikking, met name grootouders, om daarop te passen. Waardoor de ouders zelf meer aan economische, technische en zelfontwikkeling kunnen doen. Niet verbazingwekkend maar wel uiterst belangrijk om te beseffen dat de mens, voor zover bekend, de enige diersoort is die het grootouder- of seniorenschap kent. Sterker nog, er is overtuigend wetenschappelijk bewijs dat de toename van senioren een uiterst belangrijke rol heeft gespeeld in het succes van onze soort, zowel genetisch als sociaal-cultureel. Vandaar de ver- en bewondering die ik regelmatig ervaar als ik een buddy met baby en senior-ouder – senior-vader of senior-moeder zo noem ik ze tegenwoordig stilletjes in mezelf – tegen kom. Maar het is ook deze wens die dan regelmatig bij mij opkomt: ‘Samenleving, doe wat meer aan grootouder- of senior-ouderverering. Want echt, ouder en wijzer is wel degelijk wat  iedere dag weer oppast. Of het nu in het park tegenover mijn huis is of die talloze andere parken en plaatsen elders in het land.

 

 

Image by bryandilts from Pixabay

Je belangrijkste gesprekspartner

Ik begin met twee ongewone vragen. Wie is degene met wie je in je leven tot nu toe het vaakst in gesprek bent geweest? En wie is  degene naar wie je het vaakst hebt geluisterd? Het antwoord op beide vragen? Zowel degene die jou het vaakst toespreekt als degene naar wie jij het vaakst luistert, overigens zonder altijd te doen wat die je influistert, dat ben jij zélf. Dat met jezelf in gesprek zijn kan varieren van iets eenvoudigs als “‘waar heb ik die sleutels toch neergelegd?” via “ niet vergeten de afspraak met de tandarts af te zeggen”’ tot iets emotioneel complex als “waarom kan ik niet één keer spontaan tegen mijn broer of zus zeggen ‘ik bewonder je?’ Is het jaloezie?” Zulke gesprekken met jezelf kunnen in stilte verlopen, in gedachten of in gedachten over je gedachten. Denken is in essentie in gesprek zijn met jezelf. Maar zelfgesprekken kunnen ook hardop gevoerd worden. Veel mensen vinden dat ‘maf’ of zelfs bijna ‘psychiatrisch’. Ten onrechte. Het kan heel behulpzaam zijn. Als je bijvoorbeeld hardop het spoor terugvolgt naar waar je voor het laatst je sleutels hebt gebruikt, neemt de kans toe, zo blijkt uit onderzoek, dat je ze sneller  terugvindt. Hardop tegen jezelf praten voorkomt dat je door gedachten wordt gebombardeerd. Je brein werkt dan langzamer en systematischer, en je schakelt meer breincentra in, zoals je taalcentra. Daarom is in gesprek gaan met jezelf ook goed voor je psychische gezondheid, zoals het omgaan met hoge spanning of stress en emoties als  boosheid, verdriet en jaloezie. Aangenomen dat je het op de goede manier doet. Wat je tegen jezelf zegt, wanneer je het zegt en hoe, kan een enorme invloed hebben op je zelfbeeld, je geloof in je zelfredzaamheid en je gevoel van eigenwaarde. Je vermindert het risico jezelf op deze punten onderuit te halen als je erop let of je op een negatieve manier met jezelf in gesprek bent. Zeg daartegen, eventueel herhaaldelijk, hardop ‘stop!’ En ga over op een neutrale, positieve of vriendelijke manier van met jezelf in gesprek zijn en naar jezelf luisteren. Dat bevordert  zowel je emotioneel welbevinden als effectief gedrag. Neutraal met je zelf in gesprek zijn betekent bijvoorbeeld jezelf vragen stellen als “hoe pak ik dit het beste aan?” Of jezelf instrueren met ‘’wat kan ik allemaal  doen om te voorkomen dat?” Spreek de verschillende mogelijkheden hardop uit en luister naar jezelf terwijl je dat doet. Positief met jezelf in gesprek gaan betekent onder meer jezelf luidop aanmoedigen, bijvoorbeeld met “Ik ga hier hoe dan ook aan werken” of “ook als het me niet meteen lukt, ik blijf het proberen en zie wel hoe ver ik kom”. Wij mensen móeten voortdurend met ons zelf in gesprek. Maar we zijn vrij in het hoe en waarover. Je hebt daarbij minder last van je negatieve gedachten als je ze hardop stopzet en meer profijt van je neutrale of positieve gedachten als je daarmee hardop het gesprek met jezelf aangaat. Onthou: jij bent zelf je belangrijkste gesprekspartner.