Is hel mannelijk?

“Ik ben de oorlog beu en spuuzat. De glorie ervan is alleen maar gezwam. Oorlog is hels“. Aldus William Sherman (1820-1891), een van de militair meest succesvolle leiders tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog in een toespraak in 1879 tot officieren in opleiding. Sherman, die zelf tijdens die oorlog met zijn legers herhaaldelijk op gruwelijke wijze te keer was gegaan,  blijkt zich maar al te goed gerealiseerd te hebben, dat, in zijn woorden,  ‘de mens het meest te duchten heeft van zijn eigen soort’. Wat hij vergat, of mogelijk zich ook niet gerealiseerd heeft, is in plaats van over ‘mens’ over ‘man’ te spreken. Oorlog, de hel, ik zeg het met schaamte en verdriet, is eerst en vooral ‘Mannersache’. Mannen, mannen, alleen maar mannen. De politici die zich over de oorlog uitspreken, de legerwoordvoerders die krijgsverschuivingen komen verklaren, de soldaten in actie op de slagvelden, de ‘deskundigen’ die aan de tafels van actualiteitenrubrieken leeglopen.  Voor zover de media vrouwen tonen, is dat vooral in de rol van slachtoffer, huilend om de vernietiging van hun huis en haard, het dodelijk verlies van hun man of zonen, of in paniek vluchtend voor het onheil van de naderende vijanden, ook vrijwel zonder uitzondering mannen. Het lijkt wel alsof oorlog de man in zijn traditionele machtsgeweldspositie herstelt en de vrouw terugjaagt in haar  kwetsbare volgzaamheid van eertijds. Ook in woorden. Waar het gaat om onschuldige burgerslachtoffers hebben de media het vrijwel alleen over de geschatte aantallen gedode  vrouwen en kinderen. En dat op een manier alsof er tussen die twee nauwelijks verschil bestaat. Alsof vrouwen een soort kinderen zijn, even onschuldig en hulpeloos. Oorlog is mannenwerk. Daarom ook zijn in oorlogstijd vrouwen het onschuldige, en mannen het schuldige geslacht. En daarom kan het geen hond wat schelen als er mannen sneuvelen. Niet als die mannen gewone burgers zijn, en  helemaal niet als het soldaten zijn. Een soldaat is geen slachtoffer, maar oorlogspuin. Tenminste als het een vijand is. Dode soldaten zijn niet zonen, vaders, geliefden, vrienden, maar oorlogsafval, tuig, dat ondergeschoffeld, verbrand, opgeruimd moet worden. Niets om verder woorden, beelden of handen aan vuil te maken. Dat doen de media en wij dan ook niet. En zo kan het dat doorheen heel Oekraine vele duizenden dode lichamen van jongens en mannen liggen over wie de wereld geen traan zal laten en voor wie dat wel doet, troost vrijwel onvindbaar is. Daarin, in die poolkoude onverschillige vernietiging van een groot deel van huidige generaties mannen aan beide kanten van het front, ligt de werkelijke tragedie van deze oorlog. Een tragedie die de komende tijd door mobilisatie van reservisten aan Russische kant, enkel mannen, en de onvermijdelijke tegenreacties van de Oekrainse, met honderduizenden verder zal oplopen. Terwijl als er iets moet stoppen het ‘t geweld van mannen tegen mannen is. Maar juist dat is vrijwel nergens op deze planeet topprioriteit. Ook  niet onder vrouwen, zo lijkt het. Terwijl misschien juist van hen de tegenbeweging moet komen. Vrouwen, hou in Godsnaam massaal je mannen tegen de hel in te gaan.

 

 

Image by Enrique from Pixabay