Eergisteren was ik gast in het radioprogramma Maxnieuwsweekend. De laatste aflevering van het meest beluisterde radioduo, Mieke van der Weij en Peter de Bie. Hij neemt na zo’n dertig jaar afscheid, gaat met pensioen. Zij gaat verder met een nog te kiezen, meen ik, medepresentator. Hoe dan ook, alle reden om Peter ter afscheid in het zonnetje te zetten. Maar ook, een van de kwaliteiten van het programma, aandacht te besteden aan de serieuze, ik zou zelfs haast zeggen psychologische, kanten van zo’n levensbeslissing als afscheid nemen, met pensioen gaan. Daarover is Mieke, heel symbolisch in het laatste kwartier van de uitzending, met mij in gesprek gegaan. Ik stip een paar thema’s daaruit aan. Veel mensen hebben moeite met afscheid nemen. Hoe komt dat? En hoe neem je op een goede manier afscheid? Mijn antwoord op de eerste vraag is dat ons leven een voortdurende dans van hechten en onthechten is. Om aan leven te beginnen en te overleven moeten we ons hechten. Aan voedingsbronnen, anderen, ideeen, idealen, aktiviteiten, waarden. Zonder zulke hechtingen kunnen we ons niet ontwikkelen, hebben we geen bestaan, geen toekomst. Maar hechtingen hebben beperkte geldigheidswaarde, moeten bij tijd en wijle versterkt of vervangen worden of zelfs verdwijnen. Om zelfstandig en vrij en zolang mogelijk te bestaan moeten we ook kunnen onthechten. Goodbye kunnen zeggen. Leven is hechten en onthechten, vastmaken en loslaten, ons losscheuren en losgescheurd worden. Dat doet op bepaalde momenten pijn, soms zelfs heel veel pijn. Terwijl wij mensen, begrijpelijk, pijnvermijders zijn. En terwijl het juist bij een groot verlies of afscheid cruciaal is het dieptepunt van de pijn op te zoeken en te willen leren verdragen. Immers, op het diepste punt van het dal is er nog maar één weg. De weg omhoog. Mijn tweede antwoord? Goed afscheid nemen vergt moed. De moed om je bewust te willen zijn van je eigen pijn en daaraan het hoofd te bieden. De moed ook om anderen deelgenoot te maken van jouw pijn. En de moed deelgenoot van de afscheidspijn van anderen te zijn. Wat het er vaak niet gemakkelijker op maakt, is dat de pijn van het huidige (dreigende) verlies of afscheid de pijn van eerdere verliezen los kan woelen en de angst voor emotionele ontreddering, emotioneel controleverlies, kan doen opspelen. Zo kan het gebeuren dat we helaas te laat beseffen dat we sterke gevoelens voor een verloren ander of situatie hadden maar die niet op tijd hebben herkend, erkend en aan- of uitgesproken. Precies daarom is het meest essentiele dat wij voor anderen en anderen voor ons in afscheidssituaties kunnen betekenen een relatie of situatie bieden waarin we veilig genoeg tot de emotionele bodem kunnen gaan. Ad fundum dus. Ad fundum afscheid nemen van iemand is zo belangrijk, omdat het ons een gelegenheid geeft te uiten wat deze persoon voor ons heeft betekend, en ons afscheid van hem of haar te markeren als een memorabele gebeurtenis, waardig voor zowel herdenking als afsluiting. Kortom, in zekere zin is er niets zo hechtend als een goed afscheid.
Maand: december 2022
Het doel van voetbal?
Bestaat er eigenlijk wel zoiets als voetbal? Volgens 300 miljoen spelers op de velden wereldwijd en 4 miljard fans langs de lijn, de tribune, televisie of sociale media, overkoepeld door de wereld voetbal federatie (FIFA), wel. Ik ben het niet met hen eens. Voor wie de benaming voetbalfederatie’ serieus neemt, moet het een spel zijn dat uitsluitend met de voeten wordt gespeeld. Dus niet, zoals vrijdag Nederland-Argentinie, met je handen duwen en trekken aan kleren en lichaam van je tegenstander, met je beide armen zijn bovenlichaam ‘omhelzen’ zodat hij niet weg en jou dus te snel af kan zijn. En al helemaal niet met je ellebogen diens gezicht of andere lichaamsdelen herhaaldelijk flinke optaters verkopen. En dan na afloop ook nog eens gaan schelden tegen scheidsrechters, coaches of tegenstanders. En toch vinden zulke praktijken en meer aan de lopende band plaats. Voetbalwedstrijden? Het woord is sowieso misplaatst. Want tijdens zulke wedstrijden mag je ook nog je hoofd als stormram inzetten. Kortom, je mag je hoogste en laagste lichaamsdelen, hoofd, voeten en mond, misbruiken zolang je het maar niet al te onmiskenbaar opzettelijk doet om de de tegenstander onderuit te halen, te ontregelen of zoveel mogelijk pijn te doen. Terecht is de oudste benaming van het spel, daterend van halverwege de negentiende eeuw, niet footbal of futbal, maar soccer. Dat is een dialect- of slangwoord voor ‘association’, het met meerdere anderen tegen meerdere anderen spelen van een spel. Dat kan het overigens niet zijn wat dit ‘rare’ spel zo mateloos populair maakt. Er zijn tal van associatief-sportieve spelen, denk aan rugby. Maar geen daarvan is zo populair. Wat maakt voetbal zo ‘doeltreffend’. Is het vermaak? Is het voor kortere of langere tijd doen opleven van identiteits- of groepsvorming. Is het opvlammend nationalisme? Hoewel geen ware liefhebber moet ik toegeven dat voetbal de waarschijnlijk meest democratische en psychologische van alle associatieve sporten is. Bedenk alleen maar dat het maken van een doelpunt veelal het direct zichtbare resultaat is van de creativiteit van een groep waarin een enkeling (cfr Messi) duidelijk zichtbaar de hoofdrol mag spelen en waarin het zo handig mogelijk omgaan met frustraties voor alle groepsleden een hoofddoel is. Kortom, voetbal is vooral frustratie-educatie. Van volwassenen door elkaar, van jongeren door volwassenen, en van volwassenen door jongeren. Zie dit alleszeggende relaas van een coach over ouder-educatie langs de lijn. Halverwege tijdens een voetbalwedstijd riep hij een van zijn zevenjarige spelertjes bij zich en vroeg: ‘Weet jij wat samenwerken is, wat een team is? “Ja!”. knikte het joch. “En”, ging de coach verder, “je weet ook zeker wel dat als een penalty wordt toegewezen, je niet gaat protesteren, schelden, de scheidsrechter bedreigen of hem een mafkees noemen?” Het jochie knikte opnieuw. “En je weet ook dat als ik je uit de ploeg haal zodat een andere jongen ook een kans krijgt te spelen, het niet sportief is om mij een dumbo te noemen”. Weer knikte het jochie. “Goed”, zei de coach. “Ga nu naar daarginds en leg dit allemaal aan je moeder uit!”
Image by bottomlayercz0 from Pixabay
Afscheid
“Na ruim 28 jaar en meer dan 1350 uitzendingen op zaterdagochtend van 08.30 uur tot 11.00 uur, heeft presentator Peter de Bie afscheid genomen van de radio. Hij presenteerde vandaag voor het laatst Nieuwsweekend (Omroep MAX) op NPO Radio 1. Je luistert de uitzending hier terug.”
Over draaglast en draagkracht
Wat is er aan de hand waardoor in de afgelopen jaren het percentage jongeren en (jong)volwassenen met psychische klachten zo sterk is gestegen? Het betreft dan voornamelijk angstklachten, depressieve stemmingsklachten en klachten die te maken hebben met alcohol of ander druggebruik. Op dit moment kampt maar liefst 1 op de 4 Nederlanders met zulke klachten. Het zijn klachten die hun functioneren op allerlei gebieden, zoals werk, studie, relaties, zelfbeeld, zelfvertrouwen en toekomstperspectief nadelig kunnen beinvloeden. Wat mij vooral opvalt bij degenen die zich bij mij met zulke klachten melden dat ze vaak ook burnout-achtige klachten hebben, vooral lichamelijke moeheid, gevoel van uitputting, concentratie- en geheugenproblemen, slaapproblemen, snel emotioneel en geirriteerd raken, en gevoelens van zinloosheid. Samenhangend met dat laatste, een aanzienlijk aantal heeft sterk de neiging zichzelf te veroordelen voor het feit dat ze niet in staat zijn (gebleken) hun werk of studie goed te blijven uitoefenen. Alsof hun klachten of dreigende burnout in belangrijke mate hun eigen schuld is en ze er vanuit gaan dat anderen in hun werk- of studieomgeving daar waarschijnlijk net zo over denken. Vooral als de uitval uit werk of groeps-/team studieopdrachten meer werk en werkdruk voor collega’s of medestudenten betekent. Dat is dan ook een van de eerste kwesties waarbij ik hen probeer te helpen: te begrijpen waar hun psychische, dreigende burnout- en stressklachten vandaan komen en wat ze daaraan zelf wel maar ook niet aan kunnen doen en waar vooral bepaalde hulp, inschakeling of gedragsverandering van anderen, bijvoorbeeld van een manager, teamleider of docent, gewenst of vereist is. Want psychische en burnout-klachten zijn vrijwel altijd symptoom van het feit dat er een te grote kloof bestaat tussen enerzijds je draaglast en anderzijds je draagkracht. Reden voor mij voor te stellen samen die kloof te verkennen en waar mogelijk te dichten of te overbruggen met behulp van het zogenoemde taakanalyse-interview. Daarmee wordt inderdaad eerst je draaglast geinventariseerd. Daaraan aansluitend wordt per taak/probleem nagegaan wat je aan middelen, materieel en financieel, aan sociale ondersteuning, aan vaardigheden en aan stressbestendigheid ter beschikking of nodig hebt om aan je draaglast goed het hoofd te bieden. Voorbeeld. Het maakt nogal een stress-verschil of jij zelf als ouder voldoende opleiding hebt gehad om je kinderen bij hun schoolwerk (af en toe) te begeleiden of dat je er werkelijk niets van snapt. Ander voorbeeld. Het maakt heel wat uit hoe veilig de kwaliteit van je buurt is en wat jullie als bewoners daar samen aan kunnen en bereid zijn te doen. Kortom, een goede inventarisatie van draaglast versus draagkracht levert dikwijls behalve nieuwe denk- ook nieuwe oplossingrichtingen op. Zelfs tussen vader en zoon. Een jochie was bezig, terwijl zijn vader toekeek, om in de tuin een zware steen te verplaatsen. Dat lukte hem maar niet. Waarop zijn vader zei ‘Je moet al je krachten gebruiken!’. “Dat doe ik!” antwoordde het joch bozig. “Nee, dat doe je niet” reageerde de vader. “Want ik sta hier al een tijd en je hebt me nog niet gevraagd je te helpen”
Succes is vaak een kwestie van geluk hebben
Afgelopen week tijdens een lezing voor ambtenaren en andere werknemers bij de gemeente Deventer legde ik hen via hun smartphone deze twee vragen voor: 1) Wie van jullie denkt dat jij beter auto/scooter rijdt dan de gemiddelde automobilist/scooterrijder in ons land? 2. Wie van jullie denkt dat jij beter met stress kunt omgaan gaan dan de collega’s gemiddeld? Op beide vragen antwoordde 60-70 % van de aanwezigen dat ze beter dan gemiddeld scoren. Formeel genomen raar, want geen van de aanwezigen beschikt over onderzoek dat bewijst dat ze het op deze gebieden beter dan gemiddeld doen. Hebben die Deventenaren dan zo weinig zelfkennis of bescheidenheid? Zijn het grotendeels opscheppers? Het ligt, gelukkig, wat complexer. Psycholoog en Nobelprijs winnaar Daniel Kahneman heeft onderzocht welke denkpatronen aangaande succes en mislukking (of geluk en pech) de evolutie in ons mensen heeft ingebouwd. Kahneman spreekt van de Fundamentele Attributie ( = toeschrijvings-) Fout, kortweg FAF. Kahnemann: “Wanneer we anderen beoordelen zijn we geneigd hun successen toe te schrijven aan omstandigheden of geluk en hun fouten of falen aan hun persoonlijkheid of gebrek aan talenten terwijl wanneer we onze eigen leven of gedrag beoordelen, we het omgekeerde doen. Onze successen schrijven we toe aan onze persoonlijkheid en onze mislukkingen aan omstandigheden of pech.”. Door onze FAF-neiging schrijven aan onszelf meer kwaliteiten toe dan waarover we feitelijk beschikken, en hebben we grote moeite met het erkennen van de rol van geluk in ons leven. Het zijn met name de grote geluksvogels die daar het meest mee worstelen. Zij hebben het meest te verliezen bij de erkenning dat wat ze bereikt hebben vaak minder te maken heeft met talent of inspanning dan met het feit dat het lot hen nu eenmaal beter gezind is geweest. Tal van zeer succesvolle mensen zoals Donald Trump – ook al mag je ‘m absoluut niet je kunt toch moeilijk ontkennen dat hij daar een supervoorbeeld van is – hebben grote moeite te accepteren dat hun successen vooral ook een kwestie van geluk zijn (geweest). Donald accepteert maar niet dat zijn huidige falen, niet herkozen zijn als president, niet het gevolg is geweest van toevallige omstandigheden, zoals haperende stemmachnies of vals spel door concurrenten maar van zijn voor een steeds grotere groep Amerikanen immorele gedrag. Niet alleen reageert hij zwaar beledigd als je begint over de waarschijnlijkheid van gewoon geluk als (mede)bepaler van zijn eerdere successen. Het maakt hem ook onzeker want het wijst erop dat hij minder zelfsturing en zelfcontrole over zijn levensloop heeft dan hij zelf graag wil geloven en wil dat anderen geloven. En dan is er nog dat andere belangrijke psychologische gevolg. Als succes vaak ook een kwestie van geluk is, en dat is het, dan betekent het dat we de ‘minder gelukkigen’ onder ons niet zomaar verantwoordelijk kunnen houden voor hun ‘mindere’ prestaties en beroerdere levenssituaties en hen minstens zo respektvol en meer ondersteunend hebben te behandelen dan de ‘geluksvogels’. Tenminste als respect en zoveel mogelijk gelijke kansen voor iedereen de cruciale morele waarde voor ons is.