Hart voor Slovenië

Als het toestel de daling naar Ljubljana inzet, is dat in een hemeldichte,  heftige storm van regen. Wat we dan nog niet weten, is dat op allerlei plaatsen in Slovenië al bijna een dag een helse gierende wind massa’s water over wegen, in straten en huizen jaagt en van alles op zijn weg meesleurt. Uren te laat door vertraging op Schiphol, rijden we, het wordt al donker, in onze huurauto de luchthaven uit en de snelweg naar Bled op. En beginnen, eigenlijk tegen beter weten maar wat moeten we anders, aan een rit die aanvoelt als één grote gok. De ruitenwissers krijgen de massale regenstriemen steeds niet op tijd weg.  Waardoor we noodgedwongen ons voornamelijk moeten oriënteren op de achterlichten van auto’s vóór ons. Maar dat creëert vooral stress want ofwel ze verdwijnen uit het zicht of moeten remmen en wij dus ook. De combinatie van invallende duisternis en het beroerde zicht doen onze angst toenemen de afslag naar Bled te missen. Het brengt ons ertoe steeds langzamer te rijden en steeds vaker met grootlichten aan en uit te knipperen. Totdat opeens, Godlof, mijn vrouw die vanaf het puntje van haar stoel  heeft meegereden, roept “ik zag ‘Bled’ op dat bord staan, hier moeten we dadelijk af”. Het is even alsof er een paar strakstaande airbags in me ontspannen. Ik minder vaart, zet mijn richtingaanwijzer  uit en houd dat vol totdat ik inderdaad de afslag ‘Bled’ kan nemen. Waarmee overigens de stress nog echt niet is opgelost, want vanaf de snelweg is de provinciale weg naar Bled  zeker onder deze omstandigheden, niet zonder risico’s.  Tweebaans, beroerde markeringen en grotendeels zonder bermafzettingen. Zodat het risico een tegenligger te raken of van de eigen weghelft in de berm terecht te komen nog steeds levensgroot aanwezig is. Als we na nog eens een half uur van alles eisende oplettendheid de oprijlaan van ons hotel inslaan, voelt dat als bevrijding uit een soort van wereldondergangsgevoel. Wat niet eens zo’n irreele diagnose blijkt. Na een bepaald onrustige nacht zittend aan ons ontbijt schuift de manager van het hotel aan. We komen er al jaren en zijn zeer bevriend geraakt. Hij vertelt dat zich in de voorbije zesendertig uur een ware en ongekende ramp in zijn land heeft voltrokken. In nagenoeg de helft is er sprake van grote verwoestingen, overstromingen, wegblokkades, doden zelfs. Op nog geen anderhalve kilometer van het hotel is een groot stuk weg weggeslagen. ‘We hebben weer eens geluk gehad’ denk ik, maar spreek het niet uit. Zeker niet als hij droef vertelt over een bevriend stel dat in één dag hun huis en vrijwel alles wat er zich in bevond, zeg maar hun hele levenshistorie, hebben zien wegspoelen.  “Maar” zegt hij terwijl er een glimlach van hoopvolle betrokkenheid over zijn gezicht verschijnt, “er is inmiddels voor heel Slovenië besloten dat iedereen een dag mag vrij nemen om elkaar hoe dan ook te helpen. Helpen maakt iedereen gelukkiger. Ook de helper. Vandaar deze leuze voor die dag: Gooi je hart voor je uit en ren er achteraan om het te vangen”.

 

 

Image by Melvin from Pixabay

‘Closure’ oftewel vaarwel zeggen en het goed zeggen

‘Closure’ oftewel vaarwel zeggen en het goed zeggen

Rene Diekstra

Het komt in deze ‘online’ tijd nog maar zelden voor dat een envelop tussen de borstels van mijn brievenbus blijft hangen en ik ‘m een tijdlang niet onder ogen krijg. Zo ook enige dagen geleden. De blanco envelop met mijn adres op de voorkant maar geen tekst op de achterkant, die ik tenslotte toch ontwaar, geeft me geen aanwijzing omtrent de afzender. Maar als ik de brief openvouw en ga lezen, slaat mijn hart een aantal keren voelbaar over. Deze blijkt geschreven door een man op wiens leven ik een groot aantal jaren geleden, zeker twintig, intensief betrokken ben geweest. Hij laat me weten ernstig ziek te zijn, kanker in een vergevorderd stadium, en uitbehandeld. En wil me, aangekomen bij deze grenssituatie van zijn leven, zijn erkentelijkheid laten weten voor wat de relatie met mij indertijd voor hem heeft betekend. De woorden die hij kiest en het feit dat een van zijn kinderen, naar hij aangeeft, hem gegeven zijn zwakke conditie daarbij heeft geholpen, raken me diep. Niet alleen door hun directe oprechtheid maar ook door het besef van de moeite die het hem in dit stadium gekost en de moed die het gevraagd moet hebben. Met tranen in mijn ogen lees ik verder. Helemaal als hij het vervolgens niet uit de weg blijkt te gaan om ook  stil te staan bij de getijden, bij de eb en vloed voor zover hij daarvan op de hoogte is geweest, in mijn leven en hoe ik daar naar zijn oordeel mee om ben gegaan. Een van de voor mij moeilijkst vertaalbare maar psychologisch cruciale Engelse termen is ‘closure’, meestal de betekenis gegeven van zoiets als ‘afsluiting’, ‘afhechting’, ‘beeindiging’. Allemaal betekenissen die wat mij betreft net niet de kern raken van wat ik voel bij ‘closure’. Dat wordt het best  weergegeven met ‘passend-oprecht afscheid of afronding’, of ‘afscheid op een goede, afrondende manier, waardoor er geen losse einden meer zijn’. Feit is dat de meesten van ons heel wat beter zijn in de ‘commencement’, in het  beginnen van  contacten of relaties dan in de ‘closure’, in het op een passende manier afronden of afscheid nemen daarvan. Terwijl, nota bene, al onze gesprekken, contacten en relaties eindig zijn en daarom goed afscheid kunnen nemen of afronden tot onze psychologische basisuitrusting zou moeten behoren. Omdat het goed is en goed voelt voor alle betrokkenen. En omdat het de waarschijnlijkheid vergroot dat gesprek, contact of relatie, waar nog mogelijk of wenselijk, een korter of langer vervolg krijgen. Ik voor mij heb daarom besloten me te blijven oefenen in goed afscheid nemen en geven. Mede aangespoord door een reeks recente studies onder de titel Saying Goodbye and Saying it well en door dit citaat uit de mond van de beroemde  schilder Salvador Dali: “elk goed  afscheid is de geboorte van een dierbare herinnering”. Maar eigenlijk meer nog door mijn briefschrijver. Het is bovenal zijn ontroerende closure die voor mij bewijst dat goed afscheid nemen en geven een cruciale kunst en kunde is.