Mijmer meer

Oudejaarsdag. Ik zit in de bioscoop en kijk naar de film Bohemian Rhapsody, soms met tranen in mijn ogen. Vooral bij de scènes waarin Freddy Mercury, de leadzanger van Queen, de band waar de film over gaat, aan zijn vriendin de liefde verklaart. De essentie van liefde zegt hij is niet zozeer van elkaar houden als wel in elkaar geloven. Geloven het beste, het meest bizondere, het meest lieve in elkaar naar boven te willen en te kunnen halen. En toen was het pauze, ging het doek op wit en stonden vrijwel op slag tal van mensen op. Om versnaperingen of het toilet te halen. En rondom mij haalden tal van anderen die bleven zitten ook als op slag hun mobiel te voorschijn. Dat was ook mijn eerste neiging. Maar vrijwel meteen onderdrukte ik die ook weer. Het was alsof er iets in mij zei dat ik de diepe emotionele indruk die de laatste filmbeelden op mij gemaakt hadden, onrecht aan zou doen door domweg wat op mijn mobiel te gaan zitten vingeren. Hoe ik erop kwam weet ik niet meer, maar in stilte gaf ik mezelf de opdracht ‘ga mijmeren’. (Toen ik later thuis de herkomst van dat woord opzocht, werd me duidelijk hoe treffend het was. Mijmeren komt van het oudGriekse woord ‘mermeros’ wat zoiets betekent als ‘waar men aan blijft denken’). Ik heb een tijdlang in de bioscoop zitten nadenken over die kern van liefde volgens Freddy. Op een gegeven moment werden mijn mijmeringen onderbroken doordat iemand langs mijn stoel moest. Terwijl ik opstond,  de pauze liep op zijn einde en het licht werd langzaam gedoofd, zag ik, de zaal inkijkend, een zee van lichtgevende schermpjes om me heen. Is dat wat techniek met ons doet, vroeg ik me, weer gaan zittend, af? Ons voortdurend van de ene activiteit in de andere, van de ene indruk in de andere laten buitelen, zodat er eigenlijk nooit meer echte pauzes zijn. Neem de TV. Terwijl het ene programma nog loopt wordt het andere al herhaaldelijk aangekondigd, en tussen beiden in worden ook nog eens de meest belachelijke  productpresentaties geperst. Ieder gaatje in tijd of agenda moet worden volgeplempd. Wat doet het met ons brein en met onze levenshouding als we voortdurend worden verleid om het mijmeren te vermijden? Het antwoord is griezelig. Die overproductie en overconsumptie maakt dat we voornamelijk verzamelaars van indrukken en ervaringen zijn geworden in plaats van verwerkers en zingevers. Dat is ook wat ik in mijn psychologische praktijk steeds vaker zie: ‘zin-loze’ mensen. Mensen op zoek naar zin door als maar meer indrukken en ervaringen te consumeren en te communiceren maar onbewust van het feit dat  juist daarin hun probleem ligt, dikwijls symptomatisch uitgedrukt in de vorm van een burn-out of depressie-klacht: ze kunnen de pauzeknop maar niet vinden. Daarom is het ook niet gemakkelijk mensen ervan te overtuigen dat je tot stilstand komt als je nooit stil staat. Als je nooit meer mijmert.