Hou me vast alsjeblieft

De storm van afgelopen week en vooral de beelden van omvallende bomen die neerkwamen op auto’s, huizen en helaas ook mensen riep in mij herinnering op aan een dramatische gebeurtenis in New York, ik was daar toen in opleiding, in mei 1988. Op klaarlichte dag stort een reusachtige, 35 ton wegende konstruktiekraan plotseling in elkaar. De ongelukkige Birgitte Gerney raakt bekneld onder grote stukken staal, haar beide benen verbrijzeld. Terwijl zware machines bezig zijn om de stukken verwrongen staal rond en van haar lichaam te verwijderen, houdt  brandweerman Paul Ragonese haar hand vast. Zes uur lang. De aanraking van een vreemde man geeft haar hoop en vormt een wal tegen de alsmaar aanstormende golven van paniek en wanhoop. Het is voor mij nog altijd een iconisch beeld, het voorbeeld dat van alle menselijke communicatie lichamelijke aanraking de minst afstandelijke of meest intieme en daarom, letterlijk en figuurlijk, de meest indringende, de meest krachtige, is. Sinds de opkomst van de Metoo beweging is het ongevraagd aanraken van anderen zoniet in een negatief dan toch wel in een dubieus licht komen te staan. Al te zeer naar mijn oordeel afgaande op wat het onuitgenodigd vastgrijpen en vervolgens  urenlang vasthouden van Brigitte door Paul voor haar moet hebben betekend. Of wat het onderzoek van de psycholoog Hubble naar het effekt van aanraking bij het voorschrijven van behandelingen in de gezondheidszorg aantoonde. Hij trainde artsen en psychologen om een deel van hun patienten tenminste tweemaal aan te raken (even een hand op een arm), terwijl ze instructie gaven over wat deze zelf moesten doen om een behandeling succesvol te laten verlopen. Patienten die tijdens de instructie aangeraakt werden, hielden zich gemiddeld beter aan de voorschriften en waardeerden het kontakt positiever dan patienten die niet aangeraakt werden. Hoewel, bij sommige mannelijke patienten nam de spanning als gevolg van de aanraking, ongeacht of de behandelaar man of  vrouw was, eerder toe dan af. Mogelijk hebben bepaalde mannen meer moeite met passiviteit, in de zin van het ontvangen van lichamelijke aanraking. Daarop wijst in ieder geval een onderzoek dat de psycholoog Thayer van de Universiteit van New York deed in een aantal restaurants naar het effekt van de aanraking van mannelijke klanten door serveersters op de grootte van de fooi. Een serveerster die bij het afrekenen even de hand of de schouder van een klant aanraakte, kreeg gemiddeld een aanzienlijk grotere fooi dan een serveerster die ‘op afstand’ bleef. Toen Thayer vervolgens onderzocht wat het effekt was als degene die serveerde een man was, vond hij geen ‘fooi’verschil tussen wel en niet aanraken. Wat hij wel vond was dat sommige mannelijke klienten een duidelijk zichtbare spanningsreaktie vertoonden als ze door een man werden aangeraakt. Dat roept intrigerende vragen op. Zou Paul Ragonese de hand van zijn beknelde medemens ook hebben vastgehouden als deze een man was geweest en zou in dat geval de beknelde man het urenlange lichamelijke contact met een andere man hebben toegestaan? Ik hoop voor de mannen van deze wereld dat het antwoord op beide vragen onvoorwaardelijk positief luidt.

 

 

Image by Myriams-Fotos from Pixabay 

De natuurlijkheid van zelfdoding

Een patiënt meldt zich bij een collega van mij met het volgende verzoek. Ze heeft besloten zelf een einde aan haar leven te maken en heeft daarvoor de geschikte middelen in huis.  Maar ze wil nog graag met een iemand die een erkend en bekwaam psycholoog is enkele exitgesprekken, zoals zij dat noemt, voeren. Onder andere over de mogelijke effecten van haar zelfdoding op bepaalde mensen in haar omgeving en wat ze kan doen om die te verzachten. Mijn collega antwoordt dat het voeren van exitgesprekken niet tot zijn competentie en behandelingsrepertoire behoort. Zij vraagt hem dan haar daarvoor naar een collega te verwijzen. Maar dat wil hij niet doen zonder eerst zelf contact met een collega die daar mogelijk wel toe bereid is, te hebben opgenomen. Daarop belt hij mij, legt de situatie uit en vraagt of zij mij mag bellen. Er volgt een gesprek tussen haar en mij. Daarin verwoordt ze duidelijk haar doodsverlangen en blijkt dat ze ook al een datum voor haar zelfdoding heeft bepaald. Ze vertrouwt erop, zegt ze, dat mocht het tot exitgesprekken met mij komen, ik niet zal proberen haar toch op de een of andere manier van haar suïcidale voornemen af te brengen. Mocht ze op een bepaald moment de indruk krijgen dat ik dat toch doe, dan stoppen wat haar betreft daarmee de gesprekken. Ik leg uit haar verzoek een verwarrende en lastige opgave te vinden die ik niet zonder meer wil aangaan. Maar vanwege de uitzonderlijkheid ervan ook niet al bij voorbaat wil afwijzen. En zeg haar toe erover in beraad te gaan met een klankgroep van collega’s vertrouwd met suïcideproblematiek. Ik  spreek de wens uit dat zij bij dat beraad aanwezig zal zijn en dat ik mede op basis van de uitkomsten/adviezen daaruit zal besluiten al dan niet op haar wens in te gaan. Zo is gebeurd. Alleen zijn het  niet enkele maar enkele tientallen exit-gesprekken geworden en heeft ze haar exit-datum verschillende malen vooruitgeschoven. In die tijd heeft ze zich behalve via onze gesprekken ook via tal van boeken en andere publicaties bezig gehouden met denken over zelfdoding en daar zelf een essay, een passender woord kan ik er niet voor bedenken, aan toegevoegd onder titel ‘De natuurlijkheid van zelfdoding’. Opgedragen aan haar vriendin met de woorden: “Ik vraag je niet mij te vergeven dat ik je verlaat. Ik ben zolang mogelijk gebleven.” Van de ruim 40 pagina’s die het essay omvat zijn er een aantal die  naar mijn oordeel tot de meest indrukwekkende uit de suïcide-ervaringsliteratuur behoren. Ze zouden eigenlijk voor  een ieder toegankelijk moeten zijn. Wat wel zou betekenen dat bepaalde ‘onaffe’ teksten alsnog in haar stijl moeten worden voltooid. Daarvoor heeft ze me tenslotte per notariële akte toestemming verleend. Maar ik twijfel nog. Suïcide is geen onderwerp voor bange mensen. En hoe velen zullen zich toch laten afschrikken door wat haar laatste citaat zo eenvoudig en zo treffend uitdrukt: “Wat wij dood noemen, mijn vriend, is slechts de horizon waar voorbij we niet kunnen zien”. Iets wat zij zeker wel heeft geprobeerd.

 

 

Image by Giani Pralea from Pixabay

De zin van zelfspot

Er vindt bijna geen contact tussen mijn broers en mij plaats, telefonisch of in persoon, of er wordt minstens één mop of grap gewisseld. Als ik die de moeite waard vind, maak ik er een aantekening van in een hardleren schriftje dat ik ooit daarvoor  heb aangeschaft. Daarin staan er inmiddels honderden. Af en toe lees ik ze na, omdat ik de ervaring heb opgedaan dat ze mijn stemming kunnen verlichten of me aan het denken zetten. Het zijn vooral de uitspraken of moppen die een flinke dosis zelfspot bevatten die dat bewerkstelligen. Het antwoord op de vraag waarom dat zo is, werd me kortgeleden pas echt duidelijk uit een artikel dat een internationaal wetenschappelijk tijdschrift me voor commentaar toezond en dat de titel draagt ‘Selfreferential Humor and meaningful Life’ (zeg maar: zelfspot of zelfironie en zinvol leven).

Zelfspot, aldus de auteur, verkleint vaak de afstand tussen jou en anderen of, als je cabaretier bent, tussen jou en je publiek. De grondtoon daarvan is namelijk vaak “niets menselijks is ook mij vreemd”. Een paar voorbeelden. “Mensen zeggen vaak dat ik creatief ben en ik ben het daar zeer mee eens, want ik creer zelf de meeste van mijn problemen”. Of: “Ik heb veel geleerd van de domheden door mensen die mij om advies hadden gevraagd”. Of: Ik probeer iedere dag weer het beste te zien in de mensen om me heen, maar sommigen maken het je wel verrékte lastig”. Wat deze  voorbeelden gemeenschappelijk hebben is de bewustmaking van de  kloof tussen onze manier van leven en gedragen en de basale eisen waaraan we menen te moeten voldoen. Zoals de eis van volmaaktheid versus  onze onvolmaaktheid, de eis van normaal doen versus onze abnormaliteiten  en de eis van bizonder-zijn versus onze middelmatigheid (in veel opzichten). Maar als dat alles is wat zelfspot teweegbrengt, lopen we dan niet het risiko daardoor  ons zelfbeeld of zelfwaardering te ondermijnen en gevoelens van onvrede met onszelf en het leven versterken? Nee, dat hoeft het niet te doen als we tenminst tevredenheid met ons leven als een deugd en doel zien. Dan beseffen we vaak dat het allemaal beroerder had kunnen zijn dan het is en dat zelfspot, kunnen lachen om jezelf, doorgaans gelukkiger of minder ongelukkig maakt dan zelfmedelijden, huilen om je zelf. De kern hier is je bewustzijn dat de sleutel tot geluk je vermogen is om je levensverwachtingen tijdig bij te stellen, nu eens naar beneden dan weer naar boven. Ex-beatle John Lennon zei daar ooit het volgende over. “Toen ik voor het eerst naar de middelbare school ging, vroegen ze mij daar wat ik later wilde worden. Ik schreef op: Gelukkig’. Zeiden zij tegen mij ‘je hebt de opdracht niet goed begrepen’. Ik tegen hen ‘, nee, jullie hebben het leven niet goed begrepen.’ De spijker op zijn kop. Want wie het leven begrijpt, die begrijpt dat piloot, brandweerman, dokter, rijk of wat dan ook willen worden hoogstens verwachtingen zijn die je mogelijk ooit of mogelijk nooit  brengen tot wat in het hier en nu en later het belangrijkste is: je content voelen.

 

 

 

Image by Jürgen from Pixabay