Als ik aan winter en Kerstmis denk, is dikwijls het eerste beeld dat opkomt dat van een grote met sneeuw bedekte vlakte of helling met daarop in de verte niets anders dan een kale boom. Kaal, met uitzondering van iets op een tak iets dat lijkt op een uitstulping in de vorm van een groenachtig struikachtig boeket. De suggestie, die er vanuit gaat als ik probeer het beeld een tijdlang vast te houden als het enige levende in een verder doodse wereld, raakt me nog altijd. Al sinds de tijd dat ik met mijn gezin in een bergdorpje in Frankrijk woonde, in de winter omringd door besneeuwde en zeer spaarzaam begroeide hellingen. Op een dag legde een Franse collega tevens natuurarts die dol was op raadsels mij de volgende voor: “René, wat hebben Kerstmis, epilepsie en Asterix (de kleine held uit de beroemde Franse stripserie Asterix en Obelisk) met elkaar gemeen?” Ik wist het natuurlijk niet en de oplossing zei mij aanvankelijk ook niets, namelijk: misletoe of maretak. Totdat hij uitlegde dat misletoe eeuwenlang beschouwd is als een geneeskrachtige plant tegen lichamelijke ziektes, met name epilepsie, “de ‘vallende ziekte’ Een plant die niet op de aarde valt maar hoog daarboven uit zetelt op bomen, met name de krachtige eik, en zelfs doorgroeit in een verder koude, lege wereld, dat moet wel een bizonder (genees)krachtige plant zijn. Een die volgens de overlevering en het principe uit de homeopathie ‘similia similibus curantur’, ‘het gelijke geneest het gelijke’, beschermt tegen meerdere lichamelijke aandoeningen. Overigens niet alleen tegen lichamelijke maar ook tegen sociale en relationele problemen. Vandaar de gewoonte bij verschillende volkeren om ter voorkoming van conflicten met anderen een misletoe tak bij zich te dragen of een elixir daarvan getrokken te drinken. Of om gezeten onder de misletoe conflicten met anderen uit te praten en op een wijze manier op te lossen. En zelfs om de waarschijnlijkheid van liefde of verliefdheid te vergroten. Zoals, vooral in Angelsische landen, de eeuwenoude aanbeveling aan potentiele partners om elkaar te kussen onder de misletoe. Rest de vraag: waar komt de mistletoe dan vandaan als hij niet uit de aarde komt? Het logische antwoord daarop was – de Romeinse schrijver Plinius (ca. 23-79) tekende dat op uit de mond van een druide, een priester – dat de plant uit de hemel was gevallen en de boom, waarop de plant terecht kwam en ging groeien, door een god zelf was uitgekozen. Maar om zijn goddelijke kracht als elixir te behouden, moest de mistletoe door de druide met een gouden mes worden afgesneden (zoals in de Asterix strip) en zonder de aarde te raken opgevangen worden in een wit kleed. En dat moest gebeuren op het moment dat de zon weer in kracht ging toenemen, tijdens de zonnewende, circa 25 december, Kerstmis dus. De mistletoe is net als het Kerstkind, een eeuwenoud symbool van een fundamenteel menselijk verlangen, van hoop op nieuw, minder somber, minder problematisch, zonniger, lichter leven. Van hoop op ‘iets dat uit de hemel valt’, iets ‘goddelijks’. Zoals de wapens neerleggen en elkaar onder de misletoe tegemoet komen.