Zinvol zelfonderzoek

Ik citeer uit een email naar aanleiding van mijn column getiteld Toeslagenpassion van twee weken geleden: “Wat ik wil weten is hoe het komt dat we als Belastingdienst opeens zoveel fouten zijn gaan maken met het toezicht op de toeslagen. Als ik naar de voorbeelden ervan kijk, vraag me oprecht af hoe het in vredesnaam mogelijk is dat we juist deze fouten hebben gemaakt”. Het zijn woorden die me diep raken. Niet alleen omdat ze door een zeer ervaren belastingambtenaar zijn geschreven. Maar vooral omdat ze de oprechte wens weerspiegelen zicht te krijgen op het waarom van de eigen rol in het veroorzaken van dit drama, dat het leven van tienduizenden heeft ontwricht. Het is precies op dit punt dat het kabinet en andere beleidsverantwoordelijken tot nu toe niet of nauwelijks thuis hebben gegeven. Bij hen gaat het niet over het hoe en waarom van dit drama maar over hoe te bereiken dat de opgelopen politieke en reputatie-schade zo snel mogelijk ongedaan wordt gemaakt. Ze schrikken er ook niet voor terug anderen de schuld in de schoenen te schuiven. Zo verdedigen ministers  het onthouden van informatie aan de Kamer met  ‘dat ze hun ambtenaren niet voor de bus willen gooien’. Maar daarmee zeggen ze in feite ‘we kunnen het hele verhaal niet vertellen zonder onze ambtenaren onderuit te halen = te beschuldigen. Wij stellen weliswaar het beleid vast, maar zij hebben er in de uitvoering zo’n puinhoop van gemaakt. Zij hebben te vaak bij bepaalde bevolkingsgroepen fout gelijk gesteld aan fraude’. Zijn ambtenaren werkelijk de beginoorzaak van het drama? Ik betwijfel het. Onder andere hierom. Toeslagen worden vooral  aangevraagd door sociaal of financieel zwakkeren. Maar dat zijn ook juist degenen die te weinig middelen of steun hebben – denk aan het afbouwen van de sociale advocatuur – om zich van deskundig advies of juridische bijstand te voorzien bij conflicten met de overheid. De affaire is dus ook een symptoom van maatschappelijke tweedeling: van arm versus rijk, kwetsbaar versus weerbaar, laagopgeleid versus hoogopgeleid en van de vooroordelen die daarmee gepaard gaan zoals: onbetrouwbaarder versus betrouwbaarder, hulpelozer versus zelfredzamer, loser versus winner. Rondom bepaalde bevolkingsgroepen is zelfs een cultuur van wantrouwen ontstaan, aangevuurd door bepaalde politieke partijen en stromingen, waardoor allerlei overheidsinstanties, de belastingdienst inbegrepen, sluipend zijn beinvloed. Maar geen minister zit te wachten op het blootleggen van deze factor. Want het betekent dat niet iedereen gelijk is voor de wet, en dus ook niet voor de belastingen. Een doodszonde. Psychologisch-wetenschappelijk onderzoek over het corrigeren van ernstige fouten jegens anderen toont het belang van een drietal stappen aan: 1) onderzoek grondig hoe het heeft kunnen gebeuren; 2) leg uit, bied excuses aan en herstel waar mogelijk de schade; 3) maak duidelijk wat je doet om herhaling te voorkomen. Maar opgelet, in de gegeven volgorde. Bij wie 1) overslaat, is 3) vaak een slag in de lucht en 2) een judasloon of afkoopsom. Gelukkig zijn er  belastingambtenaren die ze heus op het juiste rijtje hebben.

 

 

Foto van (C) Husky zie WikiCommons: https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/thumb/b/b5/Plenaire_zaal_Tweede_Kamer_-_panorama.jpg/1280px-Plenaire_zaal_Tweede_Kamer_-_panorama.jpg

Troosten is een kunst

Het beeld dat de afgelopen tijd de diepste indruk op mij heeft gemaakt is dat van koningin Elizabeth, voorovergebogen, haar gezicht schuilgaand onder een zwarte hoed en mondkapje en zo alleen, niemand naast haar, zittend in een bank in Windsor Chapel tijdens de afscheidsceremonie voor haar overleden echtgenoot en zielsmaat van bijna driekwart eeuw, prins Philip. Ik zie een verdriet dat oneindig, een mens die ontroostbaar lijkt en voel de neiging opkomen een arm om haar heen te slaan. Het voelt als wreedheid, iemand zo alleen, zo zonder troost, te laten zitten. En mijn gedachten verschuiven naar een boekje dat schrijver Jeroen Brouwers mij ooit zond  met daarin deze opdracht: ‘Voor René….,,onze behoefte aan troost is onverzadigbaar…”. Het boekje gaat over een van Zwedens grootste schrijvers, Stig Dagerman. Hij behoorde tot de mensen die niet geloven dat wij onszelf of anderen kunnen troosten. Troost is altijd een vorm van jezelf of anderen voor de gek houden. Heeft Dagerman gelijk? De wereld staat inderdaad bol van onware en tot niets verplichtende troostprevelementen zoals  ‘Je zult het zien, je komt hier sterker uit’ of ‘Ieder mens krijgt kracht naar kruis’. Behalve onwaar want lang niet iedereen krijgt kracht naar kruis, verplicht het ook nog eens tot niets. Als  iedereen toch kracht naar kruis krijgt, hoeven anderen zich niet in te spannen iemand na een groot verlies te troosten. Vergelijk dat eens met deze waarachtige troostreiking: ‘Je zult je mogelijk nog heel lang kwetsbaar voelen en onze steun kunnen gebruiken voordat je je uiteindelijk beter, sterker gaat voelen’. Behalve uitdrukking van oprechte betrokkenheid ook realistischer. Mensen die een ernstig trauma of verlies lijden, worden daar doorgaans lange tijd niet sterker maar juist kwetsbaarder door. Voor alle ‘verliezers’, dat zijn wij allemaal, koninginnen inbegrepen, is te hopen dat ze mensen in hun omgeving hebben die de kunst van het troosten verstaan maar zich ook bewust zijn dat we het voor troost nooit alleen van anderen moeten hebben. Een deel van onze troost moet van ons zelf komen. Van de trouw aan ons zelf. Trouw aan onszelf betekent dat we bij verliezen gevoelens als angst, verdriet, depressie, boosheid en schaamte, emotionele pijn kortom, erkennen en aanvaarden. Het jezelf inenten met je pijn, hoe heftig soms ook, helpt om psychische immuniteit, weerbaarheid, op te bouwen. Dat is het paradoxale van echte troost. In de woorden van de beroemde psycholoog Carl Gustav Jung: pas als de maan vol is, neemt ze af. Pas als anderen ons helpen onze pijn en kwetsbaarheid volledig te doorstaan, helpen ze ons naar onze sterkte. Een probleem is dat er maar zo weinig anderen zijn die dat kunnen of willen of bij wie wij dat kunnen of willen. Stig Dagerman had ze blijkbaar niet. Veel andere ‘verliezers’ hebben ze blijkbaar ook niet. Kortom, met het oog op de verliezen die je vroeg of laat onvermijdelijk zult lijden, zoek nu al naar zulke anderen. En heb je ze gevonden, wees er dan verdomd zuinig op.

 

 

Foto (C) Michel Claude
Wikicommons licentie info: https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Unesco_history,_Visit_Prince_Philip_-_UNESCO_-_PHOTO0000002675_0001.tiff

Crisiskansen

Afgelopen week publiceerde het wetenschappelijk tijdschrift The Lancet een studie uitgevoerd in 21 landen, waaronder Nederland, waaruit blijkt dat in de eerste maanden van de pandemie – april tot en met juli – geen sprake is geweest van een toename van  zelfdodingen. In sommige landen is zelfs sprake van een daling. Dat lijkt opmerkelijk maar is in lijn met wat al vele tientallen jaren bekend is. Zo trok de Nederlandse socioloog Kruijt in zijn studie Zelfmoord statisch-sociologische verkenningen (1960) op grond van eigen en internationaal onderzoek al de conclusie: “Wie in de veronderstelling leeft, dat revoluties, perioden van hevige politieke strijd, of ingrijpende sociale gebeurtenissen met een vergroting van het aantal zelfdodingen gepaard gaan, zal deze verwachting in de zelfdodingliteratuur in het algemeen gesproken niet bevestigd vinden. Al kenmerken crisistijden zich dikwijls door een veelheid van spanningen …toch blijkt dit doorgaans niet tot vermeerdering maar eerder tot vermindering van de zelfdodingfrequentie te voeren”. Kruijt was niet de eerste noch de laatste die dit constateerde. Al veel eerder had de Fransman Emile Durkheim in zijn beroemde studie Le Suicide van 1897, waarmee hii  de grondslag legde voor de suicidologie, de wetenschappelijke bestudering van de zelfdoding, hetzelfde geconstateerd. De verklaring daarvoor moet gezocht worden in het gegeven dat grote sociale crises  collectieve sentimenten oproepen – zeg maar gemeenschapsgevoelens – en dat de activiteiten van het grootste deel van de bevolking zich meer dan tevoren richten op een gemeenschappelijk doel. Zoals in het geval van covid op de voorkoming van ziekte en dood door collectieve gedragsaanpassingen. Anderhalve meter afstand, quarantaine, avondklok en vaccinatie dienen een individueel én een algemeen belang. Kortom, er vindt in crises, aldus Durkheim, “een vereenvoudiging van het leven plaats en een mobilisatie van energie om in leven te blijven of te houden. De individuele mens denkt tijdelijk minder aan zichzelf dan aan de gemeenschappelijke zaak”. Dat zou je trouwens niet zeggen als je afgaat op het beeld dat uit de (sociale) media oprijst. Daar wordt verhoudingsgewijs veel meer aandacht wordt besteed aan het verzet door een minderheid tegen belangrijke algemene gedragsmaatregelen dan aan de acceptatie daarvan door de (zwijgende) meerderheid. Overigens, door die maatregelen zien ook mensen met psychische problemen hun angst of depressieve gevoelens verminderen dan wel normaler voelen omdat ze algemener gedeeld worden. Wat eerder als afwijkend werd bestempeld, wordt nu vaker breed (h)erkend. Dat alles roept een uitermate belangwekkende vraag op. Slagen we erin de verbindende inspanningen  die we nu vanwege de coronacrisis met elkaar leveren, naar andere minstens zo dringende kwesties te verleggen, covid  eenmaal bezworen? Ik pleit dan vooral voor de klimaatcrisis. Wereldwijd is de sterfte als gevolg dáárvan vele malen groter dan de covidsterfte én het is de grootste zorg van de jongeren. Terecht, want het gaat om hun toekomst. Hoogste tijd, meen ik, voor gemeenschappelijke gedragsmaatregelen, routekaarten, en driewekelijkse persconferenties over het terugdringen van het misbruik van onze prachtige planeet. Behalve het milieu zal ook onze psychische gezondheid, vooral die van jongeren, daar zeer bij gebaat zijn.

 

 

Photo by NASA on Unsplash

Vaccinatievertrouwen

Hier zit ik dan  in de wachtruimte aan het eind van de GGD-vaccinatiestraat. ‘Een kwartier  rustig zitten en dan kunt u weg’ hebben ze bij het prikken gezegd. Terwijl ik die tijd uitzit, schieten er tal van gedachten door me heen. Zo ben ik onder de indruk van hoe soepel, vriendelijk en effectief de GGD-straat functioneert. In het kwartier dat ik er ben, ben ik geprikt, twee keer op identiteit gechecked en voorzien van de nodige documentatie voor een tweede prik later. Maar meer nog onder de indruk raak ik als ik bedenk wat hier in deze reusachtige hal, en op hetzelfde moment in tal van hallen elders, in wezen gaande is. Hier heeft een samenleving zich gemobiliseerd om zoveel mogelijk van haar leden te beschermen tegen ziekte en vroegtijdige dood. Kosten noch moeite worden gespaard en die inzet gebeurt zonder onderscheid des persoons. Hier vindt geen selectie plaats op grond van vermogen, status, nut, productiviteit of leeftijd. Zo ook  de maatregelen die buiten deze vaccinatie-straat van kracht zijn. Zoals afstand houden, de avondklok, mondkapjes dragen, zoveel mogelijk thuis werken en blijven en bezoek beperken. Die gelden voor iedereen. De meerderheid heeft die maatregelen impliciet en expliciet ook aanvaard zonder uitzonderingen te eisen. Wat niet wil  zeggen dat iedereen zich daar steeds aanhoudt en onvermijdelijk  flakkert er bij tijd en wijle op beperkte schaal heftig verzet tegen op. Hoe dan ook, soms besef ik – en ik denk velen met mij – nauwelijks van welk buitengewoon proces  we getuige zijn. Niet alleen in ons land maar ook in tal van andere.  Neem alleen maar het feit dat de halve wereld mondkapjes draagt en 1 ½ meter afstand probeert te houden. Of dat in tal van landen, net als het onze, kwaliteit van leven, sociale omgang en economische activiteit door lockdowns voor kortere of langere tijd en soms bij herhaling, ingrijpend worden ingeperkt of opgeofferd. Het opmerkelijke is dat we dat zowel uit besef van individueel als collectief eigenbelang doen. Niet alleen ziekte en dood van ons zelf maar ook van de mensen om ons heen en in onze gemeenschappen hebben we daarmee tot een zorg, of eigenlijk kan ik beter zeggen, verantwoordelijkheid van ieder van ons verheven. Laat ik eerlijk toegeven dat ik vaak getwijfeld heb of ik me zou laten vaccineren. Ik heb lange tijd de farmaceutische industrie argwanend gevolgd aangaande wat er aan wetenschappelijke informatie over werd rondgestrooid. Maar inmiddels heb ik  zoveel informatie voor en tegen bij elkaar verzameld, dat nog meer verzamelen niet of nauwelijks zinnig meer is. Dat het alleen nog aankomt op het nemen van een besluit. Van  ‘ja, ik vertrouw’ of ‘nee, ik vertrouw het toch niet’. Vorige week donderdag nam ik het besluit wél de vaccinatiestraat in te slaan. De doorslag kwam voort uit een besluit dat ik al vele jaren geleden nam: ik wil zo weinig mogelijk in wantrouwen leven. Daarom zit ik hier, nu, in de wachtruimte. Het kwartier is om, ik kan weer gaan.

 

 

Photo by CDC on Unsplash

Je belangrijkste interview

‘Toen ik mijn vader belde om hem te vragen of hij zich door mij over zijn leven wilde laten interviewen, was ik behoorlijk zenuwachtig. Ik had eigenlijk gedacht dat hij het maar een vreemd verzoek zou vinden, en er niet aan zou willen. Maar tot mijn verbazing reageerde hij heel positief. Alsof hij erop had zitten wachten tot iemand hem eindelijk eens zou vragen zijn verhaal te vertellen.’ Onlangs heb ik de laatste hand gelegd aan een boekje,  getiteld In gesprek met je ouders. Handleiding voor je belangrijkste interview, waaruit dit citaat. Het is de neerslag van talloze reacties van lezers op twee columns en een zaterdagbijlage in deze krant over betekenis en belang van het leren kennen van de levensloop van je ouders. Het daarin gepresenteerde interviewschema is de afgelopen maanden door velen opgevraagd, gebruikt en van commentaar, suggesties of ervaringen voorzien. Voor mij reden het schema aan te passen en een overzicht samen te stellen van de naar mijn oordeel meest zinvolle aanbevelingen en meest indrukwekkende ervaringen. Zo heeft me getroffen hoezeer ouders het waarderen als ze door een volwassen kind voor een levensloopgesprek worden uitgenodigd. Zoals de vader hierboven. Getroffen heeft me ook het grote aantal oudere ouders dat het interviewschema heeft opgevraagd om aan een volwassen kind te vragen met hen zo’n levensloopgesprek hen te voeren. Uitdrukking van een diepgevoeld verlangen door hun kind(eren) beter gekend te worden. Die blijken daartoe niet altijd onmiddellijk te motiveren, maar juist de beschikbaarheid van een vragenschema helpt hen nogal eens over de drempel. Sommige ouders besluiten daar niet op te wachten en aan de hand van de interviewvragen hun levensloop-relaas alvast zelf op te schrijven en hun kind(eren) op de beschikbaarheid daarvan te wijzen. Dat zelf uitschrijven blijkt dikwijls een therapeutisch-nuttige ervaring. Een ouder: ‘Al schrijvende heb ik mezelf beter leren kennen’.

Diep getroffen ben ik ook door degenen die bedacht hebben dat het interview ook helpend kan zijn in andere dan ouder-kind relaties. Zo besloot een vrijwilligster in een verzorgingstehuis een mevrouw (89) die ze al enkele jaren had begeleid maar maandenlang door de corona-maatregelen niet had mogen zien, te interviewen. Ze schrijft daarover: ‘Zij mocht nu eindelijk naar buiten, maar niemand mocht haar nog binnen opzoeken. Ik zag een vrouw die ik niet meer kende van vóór die tijd. Ze liep gebogen achter haar rollator, haar haren waren al vele weken niet meer gekapt, haar motoriek liet te wensen over. Ze liep  langzamer en was heel onzeker.  Maar tijdens het interview veranderde haar uitstraling totaal. Niet alleen door de aandacht die ze nu kreeg, maar vooral door het zelf kunnen vertellen over haar leven, kwam ze in een andere, vroegere tijd, háár tijd, terecht. Kortom: ik zag een vrouw die aan de hand van het interview zich waardiger en zekerder ging voelen”. Ik herhaal het daarom nog maar eens: ‘ga naar huis, interview je ouders. En waar het past in je (vrijwilligers)werk, graag ook een of meer andere ouderen’.

Rene Diekstra is 22 april Live in zijn Webinar over In Gesprek met Je Ouders. Meer informatie kun je vinden op: https://www.eventbrite.nl/e/tickets-webinar-rene-diekstra-in-gesprek-met-je-ouders-148433539713

Webinar Rene Diekstra In Gesprek met Je Ouders!

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Verkiezingswoede

Als ik de telefoon opneem, hoor ik meteen aan haar stem dat er iets flink mis is.Het is de ochtend na de verkiezingen. “Ik heb aan je gedacht” begin ik om haar het spreken gemakkelijker te maken. Met verstikte stem en een ondertoon van woedende tranen zegt ze: “Maar hoe kan dat nou, die partijen die alle ellende hebben aangericht hebben gewonnen en de partijen van die twee die het allemaal boven tafel hebben gekregen, Renske Leijten  (SP) en Pieter Omtzigt (CDA), die partijen hebben verloren!”. Waar ze op doelt is de zogenoemde Toeslagenaffaire waarin tienduizenden ouders door de Belastingdienst en andere instanties ten onrechte als fraudeurs zijn weggezet en door boetes en terugbetalingsdwang in ernstige financiele problemen zijn gebracht. Niet zelden met enorme gevolgen voor hun leven, zoals gezinsontwrichting, verlies van relatie of huwelijk, van woning en van lichamelijke of psychische gezondheid. De vrouw die ik aan de telefoon heb, Fatima, is een van degenen die daardoor in ernstige problemen zijn gekomen. Op verzoek van haar advocaat heb ik enkele gesprekken met haar. Bij tijd en wijle heeft ze  woedeuitbarstingen of stikt ze bijna in haar woede over wat de overheid in haar leven allemaal kapot heeft gemaakt en vooral ook over het feit dat daar niemand echt voor verantwoordelijk wordt gesteld. “Ze komen er allemaal gewoon mee weg” zegt ze woedend in ons telefoongesprek. “Geen ambtenaar zal er voor veroordeeld worden”. En in de verkiezingsuitslag ziet ze enkel bevestiging van het feit dat ook de politici die dat allemaal hebben laten gebeuren, zeg maar Rutte en de zijnen, met de zegen van het Nederlandse volk gewoon kunnen blijven zitten. “Je bent toch zelf fraudeur als je anderen onterecht, zonder enig bewijs, van fraude beschuldigt en voor de rechter sleept die daar ook nog eens in meegaat. “Ik snap het gewoon niet” zegt ze keer op keer. “Daar ligt toch dat rapport van nog geen drie maanden oud. Ongekend Onrecht heet het nota bene!! Daar staat in dat  bij de behandeling van ons, wat heet ons, van tienduizenden, de grondbeginselen van de rechtstaat zijn geschonden. Het kabinet is toch niet voor niets afgetreden! Maar dan zonder enige straf zetten de kiezers ze  gewoon terug op hun pluche stoelen. Wat is dit voor land? Wat zijn dit voor mensen?” Dan volgt er een serie scheldwoorden, die ik hier niet zal herhalen, maar die ik op haar  manier naar de verkiezingsuitslag kijkend, wel degelijk begrijp. Alleen, ze heeft contact met mij gezocht om haar te helpen haar woedeuitbarstingen  beter te hanteren. Ze maakt daarin niet zelden zelf dingen kapot, jaagt haar kinderen angst aan en vervreemdt anderen van haar. Bovendien overvallen haar na een woedeuitbarsting vaak ook een tijdlang depressieve buien. Kortom, zo lang ze die woedeuitbarstingen niet beter leert hanteren of voorkomen is ze eigenlijk op twee manieren slachtoffer. Van de overheid, en van zichzelf. Aan het eerste kan ik, met verdriet in het hart, weinig doen, aan het tweede des te meer.

 

 

Foto van Wouter Engler, WikiCommons licentie: https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Bord_Verkiezingen_Tweede_Kamer_2012.jpg

De weg omhoog

Komende maandag 22 maart is het precies 400 jaar geleden dat een van de meest merkwaardige gebeurtenissen in onze vaderlandse geschiedenis plaatsvond. Op die dag in 1621 ontsnapte Hugo de Groot, zonder twijfel Nederlands grootste rechtsgeleerde ooit en grondlegger van het internationaal recht, met behulp van zijn vrouw en dienstmaagd in een boekenkist uit Slot Loevesteijn. Hij zat daar een levenslange gevangenisstraf wegens hoogverraad uit. De Groot vluchtte naar Frankrijk en later naar Zweden. Vandaaruit  ondernam hij pogingen zich weer in Nederland te vestigen. Maar daaraan stelden de autoriteiten de voorwaarde dat hij openlijk om amnestie, kwijtschelding van schuld en straf, zou vragen. De Groot weigerde dat. Hij had naar zijn oordeel niets verkeerds  gedaan behalve aangesloten te zijn bij de partij van raadspensionaris Oldenbarneveld (die werd onthoofd) en daardoor in ongenade  geraakt bij de partij van stadhouder prins Maurits. De rest van zijn leven bracht de Groot  als balling in het buitenland door. Naarmate de jaren verstreken en eerherstel en dus terugkeer uitbleven, verbitterde hij meer en meer, afgaande op beschikbare getuigenissen. Hij stierf onder beroerde omstandigheden in 1645 in Rostock, Duitsland. Onlangs was ik op Slot Loevesteijn op uitnodiging van de Stichting  Vrienden van Slot Loevesteijn en wel voor een podcast over de Groot en de psychologie van eerherstel. Tijdens  het interview met Jort Kelder besefte ik, dat als de Groot mijn patiënt was geweest, ik m’n best zou hebben gedaan  om hem verbittering te besparen en om te laten inzien: Maak van eerherstel of rehabilitatie nooit een levensdoel als je meent door anderen onrechtvaardig behandeld te zijn. Want rehabilitatie bestaat niet. Je kunt nooit terugkrijgen, in ieder geval emotioneel en relationeel niet en vaak ook materieel niet, wat je ten onrechte is afgenomen. Het verleden laat zich niet terugleggen of ongedaan maken. Wat gebeurd is, is gebeurd. Door van betrokken anderen rehabilitatie te verlangen maak je jezelf afhankelijk van die anderen. Zolang die niet bewegen, resteert dan voor jou voornamelijk frustratie en verbittering. Met als onvermijdelijk gevolg dat je je liefde voor het leven en daarmee niet zelden ook liefdevolle omgang met je dierbaren, opoffert op het altaar van je strijd tegen onrecht. Het is daarom cruciaal dat je twee besluiten neemt. Ten eerste het besluit dat je niets meer van die anderen wilt. Geen relatie, geen begrip, geen excuses en zeker geen eerherstel. Eenvoudigweg niets meer. Ten tweede het besluit dat de pijn die door herinneringen aan het onrecht of door uitlatingen van anderen daarover onvermijdelijk soms toch weer opspeelt, niet te verdringen of te ontkennen maar zo intens mogelijk te willen voelen. Zoek de pijn op. Injecteer je er als het ware mee om je er zodoende tegen te vaccineren. Leer tegen je pijn te zeggen: ‘kom maar op, je zult niet, nooit, het laatste woord in mijn leven hebben’. Want als er een ding zeker is, is het dit: pas op het diepste punt van het dal is de enige overblijvende weg de weg omhoog.

Intieme vervreemding

Mijn opleider in de psychotherapie vroeg in een intakegesprek  waar ik mijn ouders het meest dankbaar voor ben. Ik heb lang over een passend antwoord nagedacht. Tot ik het als in een flits opeens wist: “dat ze nooit gescheiden zijn.” Ik kwam daarop, denk ik, omdat bij meerdere van mijn patienten de echtscheiding van hun ouders een zo ingrijpende gebeurtenis voor hen als kind of jongere was geweest, dat de pijn daarvan nog altijd voelbaar oproepbaar was. Wat me vooral trof zijn de loyaliteitsconflicten waarin kinderen heen en weer worden geslingerd en de druk die de ene ouder uitoefent om de andere te ontkennen, op afstand te houden. Ook al was de relatie tussen mijn ouders niet altijd goed en soms merkbaar gespannen, zij hebben ons nooit in de situatie gebracht dat we tussen hen moesten kiezen. Blijkbaar begrepen ze maar al te goed dat als je kinderen hebt en je scheidt, je het risico loopt niet alleen een relatie maar een heel gezelschap op te doeken. Wat dat betreft is veelzeggend dat een oorspronkelijk betekenis van het woord gezin ‘reisgezelschap’ is. Als kind heb je geen keuze aan welk reisgezelschap je wordt toegewezen en rest je aanvankelijk niets anders dan je in te voegen en te vertrouwen op de reisleiders. Dat hun intenties goed zijn en ze competent zijn, weten wat ze doen. Je moet wel. Daardoor is je gezin, je eerste reisgezelschap, ook je eerste wereld en daarmee lange tijd dé wereld. Maar precies daarom, omdat het nog geen andere werelden kent, roept scheiding van ouders in het kind dikwijls ook een alles doordrenkend wereldondergangsgevoel op. Het wordt vaak van het een op het andere moment van de vertrouwde in een vreemde wereld gekieperd. Een wereld waarin niet alleen zoveel anders is, maar je ook niet zelden door je ene ouder onder druk wordt gezet om je andere ouder voortaan als vreemde uit de weg te gaan. Al doen gelukkig niet alle scheidenden ouders dat, jaarlijks verliezen naar schatting zo’n 16.000 kinderen in ons land daardoor voor kortere maar niet zelden ook voor lang(ere) tijd het contact met een van hun ouders. Maar hoe speel je het als kind psychisch klaar je van een ouder te vervreemden als je tot nu toe van die vreemde hebt gehouden? Dan moet je wel je toevlucht nemen tot verdringen, ontkennen. Dat wil zeggen tot het je ook van je eigen gevoelens vervreemden. Zelfvervreemding, de stoornis waarbij jouw authentieke gevoelens en de wensen of eisen van anderen elkaar voortdurend verwarren, kan van grote invloed zijn op jouw relaties later als (jong) volwassene. Het bemoeilijkt vertrouwen. Vertrouwen in jezelf, vertrouwen in anderen. Scheiding baart vaak scheiding. In zijn boek ‘En altijd maar verlangen. De liefdesoorlog van mijn ouders’ doet journalist Frenk van der Linden op indrukwekkende wijze verslag van zijn worsteling als kind en volwassene met de scheiding en vervreemding van zijn ouders. Na lezing was ik mijn ouders nog dankbaarder dan tevoren.

 

 

Photo by Jackson Simmer on Unsplash

Periodieke relatiekeuring

Onlangs kreeg ik een email van een lezer die me zowel aan het denken als aan het werk heeft gezet. Hij (57), 20 jaar gehuwd met een vrouw (61) en beiden eerder gescheiden, schreef naar aanleiding van de column over het ouderinterview, een methode om als volwassene de levensloop van je ouder(s) beter te leren kennen. Hij betreurde het zijn eigen ouders niet meer te kunnen interviewen, die waren overleden, en zo was hij op het idee gekomen zich door zijn enig kind, zoon (30) uit zijn eerste huwelijk, te laten interviewen. Maar diens hoofd stond er toen niet naar. Toen hij tijden later met zijn vrouw besprak zijn zoon nog eens te vragen, kwam opeens het idee bij hem op: “Maar waarom interviewen wij elkaar niet? Het grootste deel van ons leven hebben we elkaar niet gekend. Wie weet horen we dingen die we nog niet wisten maar waarvan het leuk of goed is die te weten”. Zo gezegd zo gedaan. Een klein aantal vragen moesten ze overgeslaan omdat je die eigenlijk alleen aan je eigen ouders kunt stellen, zoals ‘hoe hebben je vader en moeder elkaar ontmoet?’. Ze ervoeren ook hoe belangrijk het is af te spreken dat je als geinterviewde altijd het recht hebt om te  passen en de ander dan niet doorvraagt. Bijvoorbeeld, in geval je gescheiden bent, naar vroegere liefdesrelaties. Het kan ook gelden voor andere onderwerpen. Zo wist hij niet dat zij als jongvolwassene jarenlang accordeon had gespeeld, daar professioneel goed in was, met haar bandje zelfs vaak was opgetreden. Ze was daar van de een op de andere dag mee gestopt vanwege conflicten in dat bandje. Maar daarover wilde ze vooralsnog niks kwijt. Niet aandringen dus. Een cruciaal moment, zo schreef hij, was toen hij haar de vraag stelde ‘zijn er gezondheidsklachten waar jij je zorgen over maakt? Ze zweeg een tijdlang, toen welden er tranen op en vervolgens vertelde ze al tijden benauwdheidsklachten te hebben, een onregelmatige hartslag en uitstralende pijn naar haar linkerarm. Dat maakte haar ongerust. Maar als echte binnenvetter had ze daarover uit zichzelf nooit iets gezegd. Doordat ze dat nu gelukkig wel deed, weten ze inmiddels na onderzoek dat er met haar hart niets mis is. Wel lijkt ze op weg naar een heftige burn-out. “Het voorkómen daarvan” schreef hij, “hebben we tot ons gezamelijke doel gemaakt”. Hij eindigt zijn email als volgt: “Door het interview kom je veel van je partner kwa levensloop en persoonlijke ontwikkeling of toestand te weten. Dat is leuk, nuttig of voelt gewoon goed. Maar nou mijn vraag. Is er ook een wetenschappelijk onderbouwde lijst beschikbaar, of te maken, waarmee je om de zoveel tijd samen je relatie kunt ‘diagnosticeren’? Om zeg maar af te vinken wat goed  gaat, wat niet, en waar reparaties aan de orde zijn.  Noem het wat mij betreft een Periodieke Relatiekeuring, zoals de APK voor auto’s”. Mijn antwoord: “Zeker weten”. En mijn toezegging aan hem: “Ik  kom daar binnenkort op terug”.

Dankzij de crisis

Er is over de gevolgen van de corona-crisis inmiddels een hele optocht aan voorspellingen aan ons voorbij getrokken. Een selectie. Door corona zou de gezondheidszorg in elkaar storten, artsen steeds vaker over leven en dood beslissen door voor jong  en tegen dor hout te kiezen, zouden volksopstanden tegen de vrijheidsbeperkende maatregelen de samenleving ontregelen, kinderen niet meer reparabele onderwijsachterstanden oplopen, huiselijk geweld dramatisch toenemen, en het aantal echtscheidingen door het dak gaan. Hoewel er voor geen van deze voorspellingen hard bewijs is, met misschien een ‘lichte’ uitzondering voor huiselijk geweld, hangen ze nog steeds als donderwolken boven ons gemoed en samenleving. Zoals we afgelopen week met het gedoe rondom de avondklok hebben ervaren. Dat heeft alles te maken met de psychologische kenmerken van een crisis. Eenvoudig gezegd is crisis een toestand waarin je niet meer op de gebruikelijke manieren  belangrijke levensdoelen, zoals gezondheid, kunt bereiken terwijl nieuwe manieren (nog) niet beschikbaar zijn of onzeker is hoe effectief die zullen zijn. De combinatie van bedreigde levensdoelen en de onzekerheid over  effectiviteit leidt onvermijdelijk tot verhoogde spanning of stress, zowel individueel, relationeel als maatschappelijk. En tot meer onenigheid. Want niets doen is in een crisis geen optie. Om uit de crisis te komen moet er uitgeprobeerd, geexperimenteerd worden en is tolerantie voor eventuele fouten die daarbij gemaakt worden cruciaal, evenals gelegenheid geven daarvan te leren. Een crisis is daardoor materieel en emotioneel vaak pijnlijk en vraagt offers  waarvan de last dikwijls zeer ongelijk verdeeld is. Maar een crisis kan ook nieuwe perspectieven en oplossingen voortbrengen, die anders nooit of pas na zeer lange tijd zouden zijn gevonden of ontwikkeld. Laat ik echtscheidingen als voorbeeld nemen. Van allerlei kanten is voorspeld dat die door de corona-crisis zouden toenemen. De redenering daarbij is dat wankele relaties door de corona-stress net dat duwtje kunnen krijgen waardoor ze omvallen. Simpel gezegd, als je toch al genoeg van elkaar of de ruzies begon te krijgen,  dan zorgt de hele dag op elkaars lip zitten door de lockdown er wel voor dat de maat nu echt vol raakt. Toch is er voor toename van echtscheidingen geen bewijs, eerder voor een afname. Is dat omdat scheidingen nu uitgesteld worden maar er straks après-crisis een tsunami van losbreekt? Of geldt ook voor partnerrelaties ‘verspil niet de gelegenheden die een goede crisis biedt’. Bij een inmiddels niet meer zo wankel stel uit mijn praktijk maakte juist het feit dat ze veel vaker met elkaar thuis opgescheept zaten, dat ze in gesprek raakten over kwesties waar eerder geen aandacht of tijd voor was. Het ontlokte hem de uitspraak: “Door al onze gesprekken de laatste tijd heb ik ontdekt dat zij vooral mijn beste vriend is. Die wil ik niet verliezen”. Waarop zij heel bijdehand antwoordde: “Als je maar onthoud dat de enige manier mij als vriend te houden is er een te zijn”. Had Nietzsche dan toch gelijk toen hij schreef: “Niet het gebrek aan liefde maar het gebrek aan vriendschap maakt huwelijken ongelukkig?”.

 

 

Photo by bennett tobias on Unsplash