Helende opperbevelhebber

Het is twee dagen vóór zijn dertigste verjaardag en zeven dagen vóór Kerst. Zijn vrouw Neilia heeft samen met hun drie kinderen, Beau (3), Hunter (2) en Naomi (1) zojuist inkopen gedaan. Bij het verlaten van een kruising worden ze door een truck aangereden. Neilla en Naomi zijn op slag dood. Beau en Hunter komen er met niet onherstelbare breuken en verwonderingen van af. Maar de impact op zijn leven is begrijpelijkerwijze enorm. Hij besluit, hoewel hij pas enkele weken als politicus in functie is, deze functie op te gegeven. Hij wil er eerst en vooral voor zijn zoontjes zijn. Het verdriet, de ontreddering en de boosheid maken het hem bovendien vrijwel onmogelijk zich goed op zijn werk te concentreren. Hij zou later in een uitbarsting van verdrietige woede, verklaren dat God hem een vreselijke rotstreek had geleverd, ‘a horrible trick’. Niettemin weten collega’s en vrienden hem uiteindelijk over te halen de tragedie ook als een uitdaging of opdracht te gaan zien. Of zoals een van hen het verwoordde, te proberen: ‘to turn tragedy into triumph’. En precies dat heeft hij in de volgende vijftig jaar, hij zou later nog eens een zoon aan de dood verliezen, tot op de dag van vandaag, hij is gisteren, 20 november, tachtig geworden, gedaan. En als de voortekenen niet bedriegen zal hij dat nog minstens een aantal jaren blijven doen. Van mij mag hij als hij het blijft doen zoals hij het tot nu toe doet, in een van de moeilijkste perioden die de wereld of in ieder geval Europa sinds de Tweede Wereld Oorlog mee maakt. Want Joe Biden, daar heb ik het natuurlijk over, is niet alleen de oudste president die de VS ooit heeft gehad. Het zal me niet verbazen als het oordeel van de geschiedenis over hem, mogelijk ex aequo met Abraham Lincoln (1809-1865),  ook zal luiden dat hij de wijste was. Biden is in ieder geval een treffend voorbeeld van de voornaamste bevindingen in het psychologisch wetenschappelijk onderzoek naar het verband tussen leeftijd en wijsheid. Wijsheid is een combinatie van een aantal kwaliteiten. 1. Het  vermogen om van perspectief te kunnen wisselen en een situatie of conflict vanuit verschillende gezichtspunten te kunnen en willen bekijken. 2. Het inzicht dat mensen kunnen veranderen en dat ook vaak doen als er maar naar ze geluisterd wordt of ze  alternatieven aangeboden worden.3. De gerichtheid op het zoeken naar oplossingen. 4. En wel zo dat niemand van de betrokken partijen gezichtsverlies lijdt. Komt deze conflictwijsheid met de jaren? Veelal ja. Mensen boven de 65 scoren  op deze dimensies gemiddeld hoger dan die daaronder. Ze gaan wijzer en effectiever om met conflicten die aan hen worden voorgelegd. Dat geldt zowel voor politieke conflicten (tussen bevolkingsgroepen) als voor conflicten tussen familieleden, partners en vrienden. Bovendien blijkt dat goed voorbeeld goed doet volgen. Ouderen blijken op deze punten vooral van andere goede-voorbeeld-ouderen te leren. Zoals van deze woorden van Joe: ‘ik wil helen, niet verdelen’. In mijn woorden: laten we nog lang zo’n healer-in-chief als voorbeeld mogen houden.

 

 

Image by Welcome to All ! ツ from Pixabay 

Gebrek aan zelfcompassie

Enige tijd geleden werd ik uitgenodigd door een scholengemeenschap om een demonstratieles psychologie te geven. Het thema mocht ik zelf bepalen maar ik besloot de leerlingen te laten kiezen uit de inhoudsopgave van het lesboek Psychologisch.  Tot mijn verbazing gingen de meeste stemmen naar het hoofdstuk Suicidaliteit en Depressie. Naar ik later begreep had dat veel te maken met de lopende oorlog, de klimaatcrisis, de economische crisis (inflatie en energieschaarste), de twijfel onder de jongeren of deze crises nog wel oplosbaar zijn en de toenemende depressieve en suicidale gedachten bij hen. Mede daarom ging het gesprek vooral over de situatie van een jongere, Raoul, 18 jaar, en de vraag of zijn zelfdoding te voorkomen was geweest. Op een dag vond zijn moeder hem in zijn kamer, vrijwel bewusteloos door het innemen van een grote hoeveelheid slaap- en aspirinetabletten. Hij werd met spoed opgenomen in het ziekenhuis. Weer thuis vonden zowel zijn ouders als hij het moeilijk om te praten over wat er was gebeurd.

Een week later werd Raoul dood gevonden onderaan een flatgebouw in de buurt. Hij was daar vanaf gesprongen. In zijn afscheidsbrief maakte hij duidelijk dat hij zich wanhopig en depressief voelde. Hij meende niet te kunnen voldoen aan de verwachtingen van zijn ouders, begreep hun stille verwijten over zijn eerdere suïcidepoging, maar had er geen vertrouwen in dat iemand hem kon helpen. Zijn brief eindigde aldus: ‘Ik wil niet langer een last en een teleurstelling voor jullie zijn, omdat ik school niet af heb gemaakt en het met werk vinden iedere keer niet goed lukt. Ik ben er zeker van dat jullie vroeg of laat zullen begrijpen dat het zo beter is voor ons allemaal’.

In de nabespreking wezen meerdere leerlingen erop dat Raoul geen vrienden leek te hebben gehad en bepaald ook geen vriend van zichzelf was  geweest. Hij bleek vooral streng zelfveroordelend. In de psychologie wordt dat een gebrek aan zelfcompassie genoemd.  Het gaat hier om essentiele vragen als hoeveel compassie heb je met jezelf als je door een fout of misser van jezelf in moeilijkheden bent geraakt? Blijf je jezelf eindeloos verwijten maken? Doe je dat zelfs als het gaat om gebeurtenissen waar je geen of weinig controle over hebt?. Terwijl we tegen een goede vriend die iets ergs buiten zijn of haar schuld overkomt, zoals een depressie, zeggen dat zelfverwijten onterecht zijn, hebben we ten opzichte van onszelf in zo’n situatie lang niet altijd compassie. Zelfcompassie, vergevingsgezindheid tegenover jezelf, is bepaald niet hetzelfde als zelfmedelijden. Het is de houding van vrienden blijven met jezelf, ook als je in moeilijkheden verkeert, van inzien dat fouten of moeilijkheden niet meer betekenen dan dat je lid bent van de afdeling mensheid, je bewust bent van je negatieve gedachten en gevoelens en van vastbesloten zijn daar niet in te blijven hangen.

Gebrek aan zelfcompassie kan ernstige gevolgen hebben: zelfhaat, depressieve gedachten over jezelf en de toekomst, agressie tegen jezelf. Tot op het punt, zoals bij Raoul, dat je voor jezelf geen toekomst meer ziet en wilt.

Homo Amicus

Het is een vraag die me al langere tijd bezighoudt: is het zo dat net zoals wij vrienden nodig hebben, we ook vijanden nodig hebben? Of in de woorden van de Amerikaanse psycholoog en essayist Sam Keen, is de mens niet zozeer een homo sapiens, een rationeel denkend wezen, als wel een homo hostilis, een vijandenmaker? En vervult het maken van vijanden een psychologisch belangrijke behoefte, namelijk bewust of onbewust die eigenschappen van ons zelf die we niet waar willen hebben, toedichten aan onze vijanden? Een van de grondleggers van de Verenigde Staten, Benjamin Franklin, heeft in dit verband eens gezegd: ‘heb je vijanden lief want zij vertellen je je fouten’. Moeilijk om je dat bij Vladimir Putin voor te stellen, hem liefhebben en van hem willen horen wat wij niet goed doen. Een van mijn goede kennissen is Rus en al direct na het uitbreken van de oorlog deed hij alle mogelijke moeite mij ervan te overtuigen dat het geen oorlog was maar een militaire rechtzetting en hoe terecht het was dat Putin die was begonnen. ‘”Want de Oekrainers, dat zijn in feite Nazis”. Omdat die gesprekken de nodige spanning teweeg brachten en we dreigden bijna als vijanden tegenover elkaar te komen staan – dat wilde ik per se voorkomen, onze relatie is mij dierbaar – ben ik vervolgens gesprekken over de oorlog  systematisch uit de weg gegaan. We praten verder over van alles, alleen niet meer daarover. Ik heb hem dus ook niet verteld dat een vriendin van mij Oekrajinse vluchtelingen in haar huis heeft opgenomen. Ik wil geen verdere  onvruchtbare meningsbotsingen. Maar onze onuitgesproken wederzijdse vermijding van het onderwerp blijft me bezighouden.  Evenals de vraag welke fouten wij aan onze kant hebben gemaakt dat  het zover is gekomen dat we in oorlog zijn zonder enig uitzicht op hoe we daar ooit weer uitkomen. Ik kan daar geen goed antwoord op vinden. Of het moet zijn, ik voel weerstand het op te schrijven, dat wij de Russen nog altijd zien als een inferieur, achterblijvend volk zien dat onvoldoende beseft dat ook voor hen de Amerikaans-westerse way of life en cultuur de beste is.Terecht toch dat de Oekrainers bij ons willen horen?  Maar dat is natuurlijk superioriteitsdenken. En, meen ik, een  kardinale fout. Zoals het een fout was dat toen in het najaar 1990 in Moskou de eerste McDonald werd geopend, dat hier luid werd toegejuichd als een aanwijzing dat ook de Russen onze cultuur- en consumptiepatronen gaan prefereren. Deze oorlog is daarom  geen evolutionair bepaalde onvermijdelijkheid maar een psychologisch aangestuurd drama waarin partijen, machteloos  om meer te doen dan de agressie van de ander met agressie te beantwoorden, proberen hun morele superioriteit te demonstreren. Het hameren op óns moreel gelijk leidt daarom niet tot vrede, hoogstens tot verdere escalatie. En betekent, mochten wij deze oorlog winnen, dat daarmee het zaad voor de volgende al is gezaaid. Hoog tijd de Russen uit te nodigen met ons samen te werken aan een psychologisch verbeterd menstype, de homo amicus. Ik kom erop terug.

 

 

Image by 41330 from Pixabay

Prietpraatprogramma’s

Al geruime tijd kijk ik niet meer naar de zogenaamde ‘praat’programma’s op TV, een enkele uitgezonderd, ongeacht of ze van de publieke omroep of de commercielen zijn. Dat levert me s’avonds een hoop open creativitijd op evenals verstandiger bedtijden. Maar daar is het me niet om te doen. Ik wil niet langer blootgesteld worden aan wat ik ervaar als de dikwijls belabberde en infantiele invulling en uitvoering van veel van die programma’s. Geadverteerd als talkshows blijkt de voornaamste activiteit het ondervraagd worden door ‘hosts’ van  gasten aan tafel die verondersteld worden de gestelde vragen te beantwoorden en  daarover niet met enige diepgang met elkaar in gesprek of dialoog te gaan. Een aanzienlijk deel daarvan zijn vaste gasten of  voorzover niet vast, toch dikwijls ook in andere TV programma’s optredend. De talkshow is daarmee in feite inteelt-televisie waarin het vrijwel nooit voorkomt dat de ene gast de andere echt inhoudelijk aan de tand voelt en waar ook de hosts vrijwel altijd gespaard worden. Ik heb nog nooit gehoord, hoewel daar vaak alle reden toe is “Wat is dat nou voor maffe vraag!’. De talkshow is een plaats, in de woorden van Joachim Bodamer in zijn prachtige boek De Psychologie van van de Hedendaagse Man:”waar iedereen in het fluidum van de tevredenheid met zichzelf niet ophoudt te betogen dat hij het bij het rechte eind heeft en juist handelt en waar de leuze van de dag als hoogste wereldwijsheid geldt”.  Vandaar die beginvraag in veel programma’s: “Wat is jouw nieuws van de dag?” Terwijl de veel interessantere vraag is: “Wat is er volgens jou niet nieuw aan vandaag?” De filosoof Heidegger was de eerste die onze hedendaagse cultuur als ‘praatcultuur’ bestempelde en wel in de meest oorspronkelijke betekenis van ‘praten’ dat een afgeleide is van het Engelse ‘to prate’ dat wauwelen betekent. “Het is … eigenaardig”, aldus Bodamer over Heidegger’s cultuurtypering,” dat de mens nog nooit zo uitvoerig, grondig en snel over van alles wordt ingelicht maar blijkbaar zijn het juist die overvloed aan gegevens en de behoefte zoveel mogelijk van alles op de hoogte te zijn, die een zelfstandig denken en een echte dialoog practisch onmogelijk maken”. Met de opkomst van de sociale media is dat er niet beter op geworden en de term smartphone is wel het toppunt van cynisme want in plaats van smartness een bron van infantilisme. Het gepraat waar Heidegger het over heeft, is ‘het totaal van alles dat men voortdurend uitkraamt en om in staat te zijn dat allemaal maar klakkeloos te aanvaarden moet men welhaast infantiel zijn. Het gepraat is de mogelijkheid om alles aan te grijpen zonder het te verwerken’. Dat ontslaat ons niet alleen van de taak om werkelijk te begrijpen, maar creert  ook een onverschillige onbegrijpelijkheid waarvoor niets meer ontoegankelijk is. Over alles, inclusief de meest maffe complottheorieen, mag en zal gewauweld worden. Een verrassend tegengif daartegen lijken de komisch bedoelde talkshows, zoals Lubach.  Volgens mijn omgeving leveren die nog de meeste diepgang en de minste prietpraat of lege intellectuele calorieen. We gaan ‘t zien.

 

 

Image by OpenClipart-Vectors from Pixabay

Minder kinderen, beter klimaat?

Twee planeten ontmoeten elkaar. Vraagt de een de ander: ‘Hoe gaat het met je?” “Niet zo goed “ luidt het antwoord. “Ik heb de homo sapiens”. “Maak je geen zorgen” is de reactie. “Ik had ‘m ook, maar hij brengt vroeg of laat zichzelf wel om zeep”. Deze ‘mop’ schoot me te binnen  toen ik onlangs in The Lancet, een vooraanstaand medisch-wetenschappelijk tijdschrift, een studie onder jongeren en jongvolwassenen las naar wat de onderzoekers aanduiden als klimaatangst. De angst die te maken heeft met de toenemende dreiging van klimaatcrises als gevolg van de opwarmende aarde. In totaal werden 10.000 16-25 jarigen uit 10 landen, 1000 per land, in de studie betrokken. Zowel Europese landen als Groot-Britannie en Frankrijk (Nederland helaas niet) als Afrikaanse en Aziatische en de VS. Wat bleek? Een aanzienlijke meerderheid van hen is zeer tot extreem bezorgd over de klimaatveranderingen en ervaart daarover gevoelens als angst, verdriet, boosheid, machteloosheid en schuld. Gevoelens die  een negatieve invloed hebben op hun dagelijks functioneren. Zo’n driekwart rapporteert ook negatieve gedachten over de toekomst, beangstigend, bedreigend. Ruim 80% blijkt van mening dat de hedendaagse mens, de homo sapiens dus, niet goed voor de planeet heeft gezorgd. Velen voelen zich ook verraden door de nalatigheid van hun regeringen in het nemen van de noodzakelijke maatregelen. Maar de uitkomst van de studie die mij het meest heeft geraakt? Afgelopen zaterdagochtend was ik gast in Nieuwsweekend, het radioprogramma van Max op NPO1. Ik werd geinterviewd over de problematiek van grootouders die geen contact (mogen) hebben met hun kleinkinderen. Een van de andere gasten, een vrouw van circa 30, geeft na afloop te kennen  dat ze het volledig eens is met mijn stelling dat grootouderverstoting dom en schadelijk is. Op mijn vraag of ze zelf kinderen heeft, antwoordt ze ontkennend en op mijn vervolgvraag of ze overweegt ooit kinderen ‘te nemen’ geeft ze exact hetzelfde antwoord als zo’n 40% van de ondervraagden in The Lancet studie: hevige twijfel vanwege de klimaatcrisis. Zij en haar partner worstelen met de vraag of het nog wel verantwoord is, je het kinderen nog wel aan kunt doen, ze te zetten op een planeet waarmee het zo snel achteruit gaat. “Aan wat voor toekomst lever je ze uit?”. Dan verwijst ze mij naar een boek, ik kende het niet, getiteld The sky under which we live (De hemel waaronder we leven) van klimaatonderzoeker Kimberly Nicolas. Die stelt dat er vier belangrijke manieren zijn waarop wij onze co2 emissies aanzienlijk kunnen verminderen, te weten: de auto weg doen, niet of nauwelijks meer vliegen, stoppen met vlees consumeren en besluiten niet meer dan één kind te nemen. Wat het laatste betreft, minder nieuwe mensen op de planeet zetten betekent op de korte maar vooral op de lange termijn minder emissie, minder vervuiling van allerlei aard  en mogelijk zelfs minder spanningen tussen volkeren en landen en dus minder oorlog. Is de conclusie dan dat kinderwensen geofferd moeten worden om de planeet te redden? Of kunnen we toch beter een andere planeet opzoeken?

 

 

Image by Prawny from Pixabay

Oekraïners op zolder

Afgelopen dinsdagochtend vroeg werd ik wakker uit een droom of wat leek op een film in een droom. Ik had daarin  een grote grijze wolk gezien met  dreigende beerachtige contouren. Daar was iets mee. Maar een tijdlang kreeg ik niet helder wat. Tot ik opeens op de plaats van ongeveer de rechterheup van het dier een grote donkere plek zag. Een wond zo leek het. Die werd alsmaar groter en er stroomde bloed uit. En rondom die wond stonden kleine wezentjes, een soort getekende mannetjes, die er voortdurend  dingen in gooiden die bloed deden opspatten. Het geheel riep een heftig gevoel van lichamelijke spanning en bijna misselijkheid in me op, die mij uit mijn slaap haalde. Ik ben mijn bed uitgegaan om, wat ik wel vaker doe, droomflarden op te schrijven. Terwijl ik daarmee bezig was, schoot me te binnen dat ik een groot deel van de vorige avond op de televisie via allerlei zenders had gekeken naar de bloedige verwoestingen die de onophoudelijke bommenregen van het Russische leger in tientallen Oekraïnse steden had aangericht. Van een werkelijk duivelse wreedheid waar ik van over mijn nek was gegaan en verschillende keren met woedende uitlatingen op had gereageerd. Woede vooral op ons, op Europa, op de Navo, op de VS, die dat laten gebeuren. Wij Europeanen die laten gebeuren dat, nota bene in het hart van ons eigen continent, een enorme wond, want dat is Oekraïne inmiddels, dag na dag groter, bloediger, onherstelbaarder, ongeneeslijker wordt gemaakt. Oekraïne bloedt dood. Er wordt zoveel gedood, zoveel onleefbaar, zoveel kapot gemaakt, zonder enig uitzicht dat dit proces op afzienbare termijn wordt gestopt, dat nog even en er valt decennia lang daar geen normaal leven meer te leiden. Een nucleaire bom zou het niet veel beter gedaan hebben. Oekraïne zal jarenlang Europa’s open wond zijn. Maar omdat we erbij staan en er naar kijken, laden we  de morele verplichting op ons die wond te verzorgen en alles in het werk te stellen die ooit te helen. Dat zal niet zonder diepe littekens gaan. En niet zonder ingrijpende verplichtingen van onze kant jegens het Oekraïnse volk. Terwijl hun land steeds verder in bloedige puinhopen wegzinkt, moet voor miljoenen Oekraïners voor lange tijd elders een leefwaardig veilig bestaan worden geschapen. Dat zal vooral van en in  Europa moeten komen en een zware last blijken. Maar de bereidheid daartoe zal van ons ook betere mensen maken. Vorige week verscheen het boek Oekraïners op zolder, waarin oud-journaliste Marianne Janssen beschrijft hoe zij en haar man Oekraïnse vluchtelingen voor maanden in hun huis hebben opgenomen, en nog. Het is een openhartig, bij tijd en wijle ontroerend maar vooral leerzaam verslag van wat mensen die alles nog hebben, kunnen betekenen voor mensen die vrijwel niets meer hebben, mogelijk zelfs geen toekomst meer voor hun kinderen. Hoe ze samen kunnen leven, culturele verschillen overwinnen, omgangsafspraken  overeenkomen en omgangswrijvingen kunnen oplossen.Maar vooral hoe uit leed begrip, respect en vriendschap kan opbloeien. Liefde, had ik er ook nog aan toe kunnen voegen.

 

 

Photo by Kedar Gadge on Unsplash

Toekomst of armageddon?

Wat doet de wereldwijde nucleaire dreiging met de psyche van kinderen en jongeren? Maakt het ze angstiger, gedeprimeerder, apathischer? Vraag eens aan jongeren: waar denk je aan als je het woord ‘nucleair’ hoort?. En verwacht dan antwoorden als: ‘aan een reuzepaddestoel, aan de hele aarde één puinhoop, alle gebouwen weg, geen gras meer, geen bomen, geen natuur, geen groen, alleen nog dode mensen, eindeloos veel dode mensen, en niemand die je kan helpen’. Aldus enkele antwoorden die 14-15 jarige Amerikaanse scholieren enkele decennia geleden gaven op een enquete naar hoe de dreiging van een nucleaire ramp of oorlog hun denken en toekomstbeeld beinvloedt. Op de vraag of ze weleens aan zo’n ramp of oorlog denken antwoordde driekwart dat ze dat doen, maar bijna eenderde dat ze dat vaak  doen. Op de vraag of ze denken een nucleaire oorlog te kunnen overleven antwoordde de meerderheid dat dit zeer onwaarschijnlijk of zelfs uitgesloten is. En op de vraag of een nucleaire oorlog waarschijnlijk is, antwoordde een derde dat uitroeiing van de mensheid door nucleaire of biologische wapens naar alle waarschijnlijkheid nog tijdens hun leven zal plaatsvinden. We weten niet of het beeld dat hieruit naar voren komt indertijd ook gold voor jongeren uit andere landen dan de VS en of het nu ook nog geldt.  Maar ik acht het zeer waarschijnlijk. Sterker nog, ik vermoed dat het nu nog meer geldt dan toen. Gezien de enorme toename van het aantal nucleaire wapens in de wereld, van het aantal en de aard van de landen dat erover beschikt en gezien de recent toegenomen openlijke nucleaire dreigementen vanuit Moskou naar Washington en omgekeerd. Waarbij zelfs de meest verschrikkelijke termen niet worden geschuwd. Zoals Armageddon, letterlijk ‘waar de kwade, duivelse, demonische krachten zich zullen verzamelen en zullen proberen de ondergang van de wereld te bewerkstelligen’. Een vraag die mij als psycholoog vooral bezighoudt is: wat betekent dit alles voor het toekomstgeloof en emotioneel welbevinden van jongeren? Triest veeltekenend antwoord van een jongere uit de Amerikaanse studies: “Toekomst? Ik denk dat we de toekomst niet halen”. Hoe zit het met de Russische jongeren? Daar is indertijd ook onderzoek naar gedaan. Enigszins tot mijn verrassing bleek dat zij met dezelfde nucleaire angsten kampen als de Amerikaanse. Wel schatten ze hun kansen een nucleaire oorlog te overleven aanzienlijk lager. Maar(!) hun mogelijkheid die te voorkomen hoger. Alle reden mijns inziens om de bovengenoemde onderzoeken nu te herhalen en, aangenomen dat de uitkomsten globaliter overeenkomen met die van toen, delegaties van jongeren uit Oekraine, Rusland en de VS tijdens een langdurige wapenstilstand machtigen vredesonderhandelingen te voeren. Op het spel staat immers hun toekomst met elkaar. Dus moeten zij ook de eerste en zwaarste stem hebben. Wij, ‘grown-ups’, kunnen het echt niet langer maken jongeren te doen opgroeien in een wereld in de toekomst waarvan zij niet geloven. Of zoals een Russische  jongere het verwoordde: “ik denk steeds dat ik later astronaut wil worden, maar ik denk ook steeds dat ik daar maar beter niet in kan geloven”.

 

 

Image by Daniel Reche from Pixabay

Persoonlijkheidslift

Stel je voor dat het mogelijk is je persoonlijkheid te laten ‘liften’, net zoals dat kan met je gezicht of lichaamsvormen. Zou je daar gebruik van maken? En welk aspect van je persoonlijkheid zou je het eerst onder handen laten nemen? Is dat je verlegenheid,  nervositeit, jalouzie, ijdelheid, neiging tot opscheppen, gelijk willen hebben, altijd alle aandacht opeisen, hebzucht, overgevoeligheid voor kritiek, wraakzucht of neiging tot overdrijven? Of heb je geen van die eigenaardigheden? Geldt voor jou wat Oscar Wilde, een van de meest populaire (toneel)schrijvers en dichters uit de tweede helft van de negentiende eeuw, van zichzelf zei: “Zelf heb ik dat soort neigingen niet, maar ik moet toegeven dat ik vermoedelijk een uitzondering ben”. In een prikkelend en wijs boekje getiteld The conquest of happiness (De verovering van Geluk) schreef een bijna tijdgenoot van Wilde, de wiskundige en filosoof Bertrand Russell: “De meeste mensen klagen wel over hun geheugen maar zelden over hun persoonlijkheid”. Maar waarom eigenlijk? Te confronterend? Of Is het omdat we van mening zijn dat achteruitgang van het geheugen ons overkomt, we daar nauwelijks invloed op hebben, terwijl ‘achteruitgang’ van onze persoonlijkheid in aanzienlijke mate onze eigen keuze kan zijn? Je kunt immers beslissen koppiger, hebzuchtiger, minder invoelend enzovoorts te zijn. Dat brengt me op een belangrijk punt. Uit onderzoek blijkt dat bereidheid tot zelfverbetering van je persoonlijkheid bijdraagt tot de kwaliteit van je leven en dat van de mensen om je heen. Omgekeerd leidt ‘persoonlijkheidsverwaarlozing’ tot afbraak van je kwaliteit van leven, van relaties met anderen alsook en van je toekomstperspectief. Een persoonlijke ervaring als illustratie. Ooit werd ik uitgenodigd te solliciteren naar de functie van Ombudsman bij de Wereldbank. Na twee sollicitatierondes, een schriftelijke en een in Parijs, werd ik uitgenodigd voor een volgende in Washington. Dat verliep niet goed. Terugkijkend heb ik mijn kansen vooral  verspeeld, denk ik, door mijn antwoord op de  vraag of ik iets aan mijn persoonlijkheid zou willen veranderen. Een volstrekt onverwachte en spannend kwetsbare vraag. Ik dacht nadenktijd te winnen én grappig te wezen door een tegenvraag te stellen: “Hoeveel tijd hebben we?” Waarop heel droog de reactie kwam “U kent u zelf het beste. Dus zoveel als ú denkt nodig te hebben”. Dat bracht me flink van mijn apropos. Juist als psycholoog die zulke vragen vaak aan  anderen stelt, had ik er niet alleen op voorbereid moeten zijn maar ook in mijn antwoorden moeten laten doorklinken dat en waarom zelfbewustzijn/zelfkennis en zelfverbetering voor de mensen waarmee ik werk en voor mijzelf uiterst belangrijke kwesties zijn. In plaats daarvan ging ik in de verdediging door het vooral te gaan hebben over ‘dingen’ die ik wel goed kon. Me gaandeweg het gesprek daarvan bewust wordend, heb ik nog getracht te redden wat er te redden viel. Onder andere door toe te geven dat ik anderen en ook mezelf niet gemakkelijk ‘fouten’ of ‘missers’ vergeef. Dat mocht niet meer baten. Vandaar dat ik terug uit Washington toch maar weer eens een afspraak heb gemaakt voor een persoonlijkheidslift. Voor mezelf.

Is hel mannelijk?

“Ik ben de oorlog beu en spuuzat. De glorie ervan is alleen maar gezwam. Oorlog is hels“. Aldus William Sherman (1820-1891), een van de militair meest succesvolle leiders tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog in een toespraak in 1879 tot officieren in opleiding. Sherman, die zelf tijdens die oorlog met zijn legers herhaaldelijk op gruwelijke wijze te keer was gegaan,  blijkt zich maar al te goed gerealiseerd te hebben, dat, in zijn woorden,  ‘de mens het meest te duchten heeft van zijn eigen soort’. Wat hij vergat, of mogelijk zich ook niet gerealiseerd heeft, is in plaats van over ‘mens’ over ‘man’ te spreken. Oorlog, de hel, ik zeg het met schaamte en verdriet, is eerst en vooral ‘Mannersache’. Mannen, mannen, alleen maar mannen. De politici die zich over de oorlog uitspreken, de legerwoordvoerders die krijgsverschuivingen komen verklaren, de soldaten in actie op de slagvelden, de ‘deskundigen’ die aan de tafels van actualiteitenrubrieken leeglopen.  Voor zover de media vrouwen tonen, is dat vooral in de rol van slachtoffer, huilend om de vernietiging van hun huis en haard, het dodelijk verlies van hun man of zonen, of in paniek vluchtend voor het onheil van de naderende vijanden, ook vrijwel zonder uitzondering mannen. Het lijkt wel alsof oorlog de man in zijn traditionele machtsgeweldspositie herstelt en de vrouw terugjaagt in haar  kwetsbare volgzaamheid van eertijds. Ook in woorden. Waar het gaat om onschuldige burgerslachtoffers hebben de media het vrijwel alleen over de geschatte aantallen gedode  vrouwen en kinderen. En dat op een manier alsof er tussen die twee nauwelijks verschil bestaat. Alsof vrouwen een soort kinderen zijn, even onschuldig en hulpeloos. Oorlog is mannenwerk. Daarom ook zijn in oorlogstijd vrouwen het onschuldige, en mannen het schuldige geslacht. En daarom kan het geen hond wat schelen als er mannen sneuvelen. Niet als die mannen gewone burgers zijn, en  helemaal niet als het soldaten zijn. Een soldaat is geen slachtoffer, maar oorlogspuin. Tenminste als het een vijand is. Dode soldaten zijn niet zonen, vaders, geliefden, vrienden, maar oorlogsafval, tuig, dat ondergeschoffeld, verbrand, opgeruimd moet worden. Niets om verder woorden, beelden of handen aan vuil te maken. Dat doen de media en wij dan ook niet. En zo kan het dat doorheen heel Oekraine vele duizenden dode lichamen van jongens en mannen liggen over wie de wereld geen traan zal laten en voor wie dat wel doet, troost vrijwel onvindbaar is. Daarin, in die poolkoude onverschillige vernietiging van een groot deel van huidige generaties mannen aan beide kanten van het front, ligt de werkelijke tragedie van deze oorlog. Een tragedie die de komende tijd door mobilisatie van reservisten aan Russische kant, enkel mannen, en de onvermijdelijke tegenreacties van de Oekrainse, met honderduizenden verder zal oplopen. Terwijl als er iets moet stoppen het ‘t geweld van mannen tegen mannen is. Maar juist dat is vrijwel nergens op deze planeet topprioriteit. Ook  niet onder vrouwen, zo lijkt het. Terwijl misschien juist van hen de tegenbeweging moet komen. Vrouwen, hou in Godsnaam massaal je mannen tegen de hel in te gaan.

 

 

Image by Enrique from Pixabay 

For Russia with love

Het beeld sneed mij indertijd door merg en been en dat deed het nu opnieuw. Michael Gorbatsjow, ooit Rusland’s machtigste man en onlangs, op 30 augustus 91 jaar oud gestorven, die zich, het is dan 20 september 1999, over zijn dode Raisa buigt en haar voor de laatste maal kust. Zijn gezicht en lichaamshouding toonbeeld van ontroostbaar verdriet. Het beeld een aanklacht tegen het leven zelf. Alle liefdes, zelfs de grootste, de innigste, breekt ze, maakt ze kapot. Buiten het gebouw in Moskou, waar Raisa lag opgebaard, stonden dagenlang talloze Russen. Hoewel noch Michael noch Raisa populair waren bij het volk, het zag hen vooral als de slopers van het machtige Sovjetrijk, waren de mensen toch gekomen. Ook Russen herkennen grote liefdes. Beiden student en nauwelijks twintig jaar oud, ontmoetten ze elkaar op dansles. Liefde op het eerste gezicht. Vrijwel onafscheidelijk in de daarop volgende 47 jaar. Waar Michael was, was Raisa. Het leverde haar veel kritiek op. ,,Waarom moet zij altijd met hem mee?”. In een land waar politiek een zaak van mannen was en is, is een vrouw die er voortdurend bij is, verdacht. Behalve uiterlijk zeer aantrekkelijk, beschouwden ze elkaar ook als hun beste leermeester, adviseur en criticus. Michael probeerde ook in de periode dat hij partijleider en dus baas van de Sovjet-Unie was, al zijn ideeen, en die waren niet alleen voor de Russen maar ook voor ons in het Westen shockerend, zoals het openen van het ijzeren gordijn en het afbreken van de muur, eerst op Raisa uit. Zij was steeds zijn eerste klankbord. Want hij wist dat zij hem altijd openlijk, zonder iets achter te houden uit vrees hem te kwetsen of teleur te stellen, zou antwoorden. Zoals zij van hem wist dat hij haar steeds deelgenoot maakte van wat hij dacht, voelde, zich voornam. In van Dale komt het russische woord glasnost, openheid, voor met de toevoeging: ‘openheidspolitiek in de voormalige Sovjet-Unie die door partijleider Gorbatsjow in gang is gezet’. Dat is fout. Die politiek is in gang gezet door de glasnost in de relatie tussen Michael en Raisa en in zekere zin is ze daar zelfs het spiegelbeeld van. Misschien is het de romanticus in mij die me het doet zeggen, maar ik geloof dat grote liefdes de wereld kunnen veranderen. Ten goede, met hoeveel pijn de veranderingen ook gepaard kunnen gaan. Met de dood van Raisa en daarmee de dood van een grote liefde kwam ook een goede kracht in het leven aan zijn einde. Dat verlies is door velen in het beeld van die laatste liefdeskus gevoeld. Maar behalve van verdriet en verlies is het beeld ook van een onnavolgbare emotionele schoonheid. Zelden werd de liefde van een mens voor een mens, van een man voor een vrouw zo ‘glasnost’, zo open, zo authentiek, getoond als in die laatste kus. Wij stonden erbij en keken ernaar en, als we nu terugkijkend iets begrijpen dan is het wel dat Rusland een grote liefde weer ontzettend nodig heeft.

 

 

Copyright foto RIA Novosti, licentie-informatie: https://commons.wikimedia.org/wiki/File:RIAN_archive_855139_Raisa_Gorbachev_and_Mikhail_Gorbachev_during_the_official_farewell_to_Maumo_Koivisto.jpg