Onlangs was een collega bij mij op bezoek. We hadden op ons genomen om samen voor een publicatie van een vereniging waar we beiden lid van zijn een bijdrage te schrijven. We kenden elkaar nog nauwelijks, dit was in feite ons eerste gesprek, en dus ging het vooral over de meer alledaagse dingen in onze levens. Maar toen ik de voordeur achter haar sloot en terugliep naar mijn werkkamer realiseerde ik me, enigzins verbaasd, dat er aan het einde van het gesprek enkele heel persoonlijke ‘dingen’ tussen ons gewisseld waren. Maar daarover verder nadenkend vond ik dat toch niet zo vreemd. We zijn beiden werkzaam als psycholoog en een van de voornaamste doelen in het therapeutisch werk met patienten is het helpen herstellen of verwerven van veerkracht. Veerkracht wordt gewoonlijk omschreven als het vermogen om succesvol het hoofd te bieden of je aan te passen aan c.q. om te gaan met tegenslagen en niet snel op te geven bij uitdagingen of problemen. Dat maakt veerkracht natuurlijk ook een van de voornaamste doelen of stippen op de horizon van onze eigen levens. En dus vloeien juist daar werk en persoonlijk leven nogal eens in elkaar over. Zoals die middag tijdens ons gesprek. De gedachten daaraan voerden mij in herinnering terug naar een begeleidingsgesprek dat ik ooit had met een van aartsvaders van de hedendaagse psychotherapie, Albert Ellis, bij wie ik in New York in opleiding was. Kort daarvoor was mijn moeder door een dramatisch ongeval om het leven gekomen en was ik innerlijk in een kluwen van verdriet, boosheid en depressie verstrikt geraakt. Albert had me, heel sympathiek, enkele individuele gesprekken aangeboden, zulks in weerwil van het feit dat de therapeuten-opleiding altijd in kleine groepen plaatsvond. In het eerste van die gesprekken stelde hij mij een drietal vragen, die me zeer geholpen hebben en die ik zelf sindsdien aan tal van patienten heb gesteld. ‘Denk eens terug’, zei hij, ‘ aan een eerdere heftige tijd of gebeurtenis in je leven en beantwoord dan voor je zelf en mij de volgende vragen: 1) wie of wat hielp je daar doorheen; 2) wat voor positiefs leerde je daardoor omtrent je zelf? en 3) hoe heeft je dat geholpen om te gaan met moeilijke situaties later?’ Door het zoeken naar antwoorden op deze vragen realiseerde ik me onder andere dat ik zes jaar eerder, na het plotseling overlijden van mijn vader, de eerste grote dood in mijn leven, een tijdlang een rouwdagboek had bijgehouden. Dat had me zeer geholpen bij het verwerken ervan. Ellis spoorde me aan dat dagboek opnieuw te lezen en aan een vervolg daarop te beginnen. Mijn eerste reactie was dat ik dat zelf ook had kunnen bedenken. Maar dat was niet waar. Ik had blijkbaar iemand nodig die me de juiste vragen stelde. En me zo bewust maakte van het feit dat we vaak veel te weinig lering trekken uit ons eigen leven, uit onze eigen geschiedenis, uit onze vroegere veerkracht.
Maand: oktober 2018
Toeristische waanzin
Onlangs gaf ik een training aan docenten van de Tor Vergata universiteit in Rome en besloot van de gelegenheid gebruik te maken om de Sixtijnse kapel te zien. Die had ik ooit eerder gezien maar in haast. Deze keer wilde ik op mijn gemak in een klein groepje met een gids de kunstschatten bekijken. Wat een misrekening! Al ver vóór de ingang van de Vaticaanse musea komen we in een kolkende mensenmassa terecht. Dankzij de gids kunnen we van een snelingang gebruik maken, maar dat helpt nauwelijks. Want al vanaf de veiligheidspoortjes worden we ingesloten in een metersbrede en onafzienbaar lange stoet van mensen. Even denk ik dat wij toch geluk hebben, omdat we onze gids mogen volgen die ons voorbij een aantal rijden laveert. Maar al gauw komen ook wij tot stilstand in weer een eindeloze stoet mensen, zeker een paar honderd meter. Eigenlijk zover het oog reikt. Schuifelen en stilstaan is ons lot. Met zijn vijven of meer naast elkaar, regelmatig duwend tegen elkaar en nauwelijks in beweging met elkaar. Het is daardoor vrijwel onmogelijk enige aandacht te geven aan de bizondere kunstschatten die links en rechts bij of aan de muren uitgestald zijn. In feite is het enige dat we wat langer kunt bekijken het plafond vóór ons. En wat geluid betreft, rondom ons niets anders dan geroezemoes dat alles dempt. We hebben weliswaar na de veiligheidscontrole koptelefoons gekregen, maar de stem van de gids is nauwelijks hoorbaar en waar ze opwijst vrijwel niet bekijkbaar. Ik klamp me vast aan de gedachte dat het dadelijk in de Sixtijnse kapel beter zal zijn. De finish-beloning zogezegd. Maar dadelijk blijkt ruim een uur later te zijn. En de overbevolking is nergens zo erg als juist in de kapel. Alsof God een enorme bak schepselen op de kapelvloer heeft leeggekieperd. Waardoor er eigenlijk geen bewegingsruimte meer is en je nog meer dan eerder moet duwen. Om er in te komen. En om er weer uit te komen. Van het enigzins rustig kunnen bekijken van de beroemde fresco’s is al helemaal geen sprake. Als ik later op het St. Pieter plein sta, vraag ik me verbijsterd af wat ik in Godsnaam gedaan heb. Van waarvoor ik gekomen ben, is niets terechtgekomen. Ik voel me belazerd. Ik heb voor dat geschuifel 66 euro pp. betaald. En ik voel me beschaamd. Dat ik me tot willoos slachtoffer van overtoerisme heb laten degraderen. Waarom eigenlijk? Ik ken het antwoord. Dat is wat toeristen doen. Ze nemen eindeloos wachten, ongemakken en geldklopperij voor lief omdat ze verwachten dat er aan het eind een Whau! ervaring op hen ligt te wachten. Het probleem is alleen dat hoe meer mensen voor die Whau! ervaring gaan, hoe groter de kans dat er vooral een kater je opwacht. Hoe die te voorkomen? Misschien je s’ochtends als eerste melden? Aangenomen dat niet iedereen op datzelfde idee komt? Maar dan is het natuurlijk niet zo handig dat ik dat hier opschrijf.
Relatie-administratie
Lange tijd heeft de uitdrukking veilig vrijen uitsluitend gestaan voor het vrijen met een condoom. Om ziektes en zwangerschap te voorkomen. Maar sinds kort kom je er niet meer met enkel een condoom. Wil je later, ook decennia later, niet als nog gedonder krijgen vanwege een vrijpartij, zorg dan dat je relatie-administratie op orde is en bewaar die zorvuldig. Want voortaan zul je moeten bewijzen, vooral als je een bekende Nederlander bent (geworden), dat je met wederzijdse instemming te keer bent gegaan. Beweert een toenmalige partner later dat dit niet zo was en jij kunt je gelijk niet zwart op wit bewijzen, dan kun je het alsnog schudden. Er is namelijk een nieuwe sexwet van kracht: wie beschuldigd wordt is schuldig. De media noemen dat trial-by-media (proces via de media). Een hypocrietere benaming is nauwelijks denkbaar. Want het gaat helemaal niet om een proces (waarbij stukken worden gewisseld, feiten vastgesteld, pleidooien worden gehouden). Laat staan een eerlijk proces. De werkelijkheid is dat een sexbeschuldiging op zichzelf voldoende is voor een veroordeling. Weliswaar nog geen veroordeling in juridische, maar zeker wel in sociale en publieke zin. En die laatste, juist omdat ze de eerste zijn en juist omdat er (nog) niets is bewezen, zijn vaak het ergst. Want iedereen om je heen begint zich toch al acuut in te dekken. Werkgevers gaan aarzelen, opdrachtgevers beginnen zich terug te trekken, uitnodigingen worden schaarser, vrienden en kennissen gaan je anders bekijken. En de media? Die gaan met elkaar in competitie over wie nog meer nieuws over jouw veronderstelde misstap(pen) weet uit te graven. Het blijft daarom zelden bij die eerste berichtgeving van een beschuldiging. Men gaat ook op zoek naar aanwijzigingen in je verleden of persoonlijkheid die de beschuldiging in een breder perspectief plaatsen: “Was er niet eerder ook al iets met…?”. Ook al was er eerder niets, alleen al het publiekelijk opperen van die vraag is voldoende om het beeld van jou onder het publiek verder te doen afbladderen. Daar blijft geen mens bij overeind. Wat hier een doorslaggevende rol speelt, is een psychologisch mechanisme met de naam ‘truth bias’ oftewel ‘waarheidsvooroordeel’. Truth bias is onze neiging om wat we horen, zien of lezen in eerste instantie voor waar te houden. Wie ergens van wordt beschuldigd en zich daartegen publiekelijk wil verdedigen staat dus al bijvoorbaat op achterstand. Hij moet nu een publiek overtuigen waarvan een deel al niet meer neutraal is, inmiddels al gelooft dat hij schuldig is. De conclusie? Als de media niet langer zelf producent van onrecht willen zijn, dan moeten ze besluiten geen beschuldigingen meer te publiceren waarvoor (nog) geen hard bewijs is overlegd. Ongetwijfeld leidt dat tot minder sensationele berichtgeving, maar ook tot minder onschuldige slachtoffers. Overigens, zolang de media dat besluit niet nemen, zorg er, of je nu een meer of minder bekende Nederlander bent, in Godsnaam voor dat je relatie-administratie op orde is en sla pas aan het vrijen als je de nodige handtekeningen hebt verzameld.
Meeneemzelfdoding
Zaterdag vond in Papendrecht een stille tocht plaats voor twee kinderen, 4 en 6 jaar oud en hun moeder. Naar het zich laat aanzien zijn ze vermoord door hun vader en man, die vervolgens zichzelf heeft gedood. Een ‘meeneemzelfdoding’. Helaas geen uniek verschijnsel. We komen het vrijwel wekelijks tegen in berichten over zogenaamde zelfdodingsaanslagen, waarbij een terrorist zich opblaast met als doel zoveel mogelijk anderen mee de dood in te nemen. Maar wat wel uniek en bewonderenswaardig is, is dat er voor de slachtoffers van een meeneemzelfdoding een stille tocht wordt gehouden. Want natuurlijk hebben ook kinderen die het ongeluk hebben gehad de dood te vinden door de hand van een moorddadige ouder, recht hebben op een massale, betrokken en waardig nagedachtenis. Niet anders dan kinderen die, zoals in Oss, het slachtoffer zijn geworden van een vreselijk verkeersongeluk. Toch ging het er eerder wel volstrekt anders aan toe. Op 27 november 2005 vond een vrijwel identiek gezinsdrama plaats. Een vader, inmiddels gescheiden van zijn vrouw, vermoordde eerst zijn ex en bracht vervolgens zichzelf en hun twee kinderen door brandstichting om het leven. Maar niks geen stille tocht voor hen. Wel een onderzoek op verzoek van de Burgermeester van Den Haag door een tweetal collega’s en mij zelf naar de toedracht van wat sindsdien het Haags gezinsdrama wordt genoemd. Het rapport getiteld Voldoende Schakels maar geen Keten dat wij uitbrachten was zonder meer schokkend. Een reeks van instanties, varierend van Openbaar Ministerie, Reclassering tot Jeugdzorg, en een reeks van hulpverleners bleken contact te hebben gehad met het gezin vanwege problemen, zoals mishandeling, bedreiging en gedragsproblemen bij de kinderen. Maar die informatie hadden ze nooit met elkaar gedeeld en dus was er ook nooit een taxatie gemaakt van de risico’s op onder meer meeneemzelfdoding. Terwijl de beschikbare onderzoeksliteratuur laat zien dat meeneemzelfdodingen veelal worden begaan door afgewezen partners met een geschiedenis van mishandeling en bedreiging van de ex en eventuele kinderen en die gezinsbreuk als een onaanvaarbare en dus te wreken inbreuk op zijn of haar rechten beschouwen. De afwijzing als partner wordt bovendien als een onaanvaardbare en te pijnlijke persoonlijke vernedering ervaren. Ik sluit niet uit dat een onderzoek naar de toedracht in Papendrecht bevindingen op zal leveren met meer dan toevallige overeenkomst met die uit het onderzoek dertien geleden in Den Haag. De treurige conclusie zal dan moeten zijn dat we blijkbaar van dit soort drama’s nog weinig of niets geleerd hebben. Het lijkt erop dat zorgverantwoordelijken, directbetrokkenen en wij als samenleving in het algemeen de fatale ontreddering die van een scheiding kan uitgaan, vaak nog onvoldoende serieus nemen. Terwijl het toch echt zo is dat in het geval partners niet blijven tot de dood hen scheidt, de dood hen soms toch scheidt. Met medeneming van de kinderen. Ik hoop dat die bizondere stille tocht in Papendrecht zaterdag een sein is geweest dat wij als samenleving dit soort drama’s nooit meer als niet-te-voorkomen over onze kant zullen laten gaan