Sammy….

Je besluit met een vriend een bijzondere ervaring te ondergaan, namelijk te gaan experimenteren met de harddrug LSD. Voor jou blijkt het een fantastische beleving, maar voor je vriend een ‘bad trip’, een vreselijke ervaring. Hij raakt er door in een diepe depressie. Jij bent artiest, verdienstelijk zanger en liedjesschrijver en besluit speciaal voor hem een lied te schrijven, om hem als het ware uit zijn depressie te zingen. Je geeft je vriend in het lied de naam Sammy, mede ingegeven doordat je in die periode rollen speelt in een musical van de Joodse toneelschrijver Sammy Gronemann. Hoewel je het lied in amper tien minuten uit je pen perst, blijkt het een absolute hit. Met Sammy raakte, en raak je, ook nu nog tien jaar na je dood, een psychologisch zeer gevoelige snaar. Namelijk hoe onszelf aan de haren uit een depressie, zwartgalligheid en emotionele verkilling te trekken. Het is zonder meer verbazingwekkend hoe een in zulke eenvoudige woorden gevat lied alle kernkenmerken van een depressie niet alleen weet weer te geven maar ook uit te dagen. (In verkorte versie:) ‘‘Waarom loop je zo gebogen, Sammy, waarom denk je dat de mensen je niet mogen, waarom loop je zo verlegen, Sammy, door de stad en stegen, waarom wil je bij niemand horen, Sammy, want op die manier voel je je inderdaad verloren, waarom wil je zelf met niemand praten en  voel je je toch door anderen verlaten, waarom doe je alles alleen, kijk je niet om je heen. Domme kromme Sammy. Je zegt dat je wel wilt veranderen, maar dat je bang bent voor anderen. Ga niet op een wonder zitten wachten, Sammy, dat betekent alleen maar koude, onvruchtbare nachten. En dan kan het op een gegeven moment te laat zijn om te veranderen. Domme, kromme Sammy. In plaats van het hoofd te buigen, je neer te laten drukken, strek je rug, in plaats van met je ogen te vluchten, kijk naar de blauwe luchten, kijk omhoog, voel de regen, zie de wereld, het heelal. En ontdek zo dat er ook van jou door iemand wordt gehouden”. Beste Ramses Shaffy, iemand stuurde mij ooit in een beroerde periode van mijn leven de tekst van jouw fabuleuze lied Sammy. De afzender had overal waar die naam in de liedregels voorkomt deze doorgehaald en vervangen door mijn voornaam. Dat ontroerde me diep. Maar vooral ook confronteerde het me. Dat depressie soms inderdaad kan worden veroorzaakt of kan blijven voortbestaan door domme, kromme gedachten. En dat daarover kunnen zingen je tot op zekere hoogte van je depressieve gedachten los kan zingen. Liederen die dat kunnen zijn psychologische hoogstandjes, zijn letterlijk en figuurlijk levensliederen. Ik denk dat jij me die aanduiding niet in dank zou hebben afgenomen, maar, geloof me, Sammy is zo’n levenslied. Ik hoop daarom dat het voor Sammy geplande monument in Leiden, jij bracht daar je jeugd door, er komt. Wat mij betreft mag het zelfs uitgroeien tot een psychologische bedevaartsplaats.

Check voor meer informatie over dit unieke project op https://hoogsammy.nl

Openbaren of onderdrukken?

Sinds kort is er een landelijke campagne gaande onder de titel ‘Hey, het is oké’ en met als motto ‘de angst die je draagt, hoef je niet te verbergen’. Doel ervan is angsten en angststoornissen meer bespreekbaar te maken. Dit vanuit de veronderstelling dat  als mensen meer voor hun angsten durven uitkomen en er met anderen over praten, ze er minder last van zullen hebben en eerder hulp krijgen waar nodig. Maar is het wel altijd zo gunstig  anderen deelgenoot te maken van onze angsten of zij ons van de hunne? Het onderzoek laat zien dat het voor kinderen en jongeren overwegend goed is als ze voor hun angsten uit kunnen of mogen komen. Dat leidt vaak tot vermindering of zelfs verdwijnen ervan en het vermindert een naast gelegen angst, namelijk de angst abnormaal te zijn. Geldt dat ook voor volwassenen? Ooit waren mijn vrouw en ik met drie jonge kinderen, 3, 8 en 9, op weg naar Italie toen zij ernstig ziek werd en in een ziekenhuis in Neurenberg een ingrijpende operatie moest ondergaan. De kinderen waren heel erg bang dat ze daar dood zou gaan en vroegen me herhaaldelijk of ik daar ook bang voor was. Dat was ik ook maar ik heb steeds gezegd dat ik dat niet was en hen verzekerd dat het goed zou komen. Die verzekering bleek voor hen iedere keer als we haar in het ziekenhuis hadden bezocht of s’avonds in de hotelkamer voordat ze gingen slapen, heel geruststellend. Maar sliepen ze eenmaal dan gaf ik in mijn dagboek woorden aan mijn eigen angsten. Dat pendelen tussen onderdrukken en verwoorden hielp mij, en ik denk via mij ook de kinderen, de bedreigende situatie zo goed mogelijk het hoofd te bieden. Ik zou er verkeerd aan gedaan hebben in die situatie de kinderen met mijn angst angstiger te maken. Zoals een chirurg die’ ja’ zegt als je hem vlak voor jouw  open hartoperatie vraagt of hij angst heeft straks fouten te maken, (chirurgen hebben soms die angst) in de verkeerde situatie uiting aan zijn (faal)angst geeft. Dat hoort hij elders te doen, bij zijn opleider, coach, therapeut of dagboek. Of zoals de stewardess die terwijl jij bij slecht weer haar toestel instapt, laat merken zelf vliegangst te hebben. (Een aantal steward(essen) heeft die angst). Die hoort ze elders te uiten. Voor volwassenen is zowel de vaardigheid om angstgevoelens te kunnen openbaren, bespreekbaar te maken, als de vaardigheid ze te kunnen onderdrukken, ze voor zich te houden, van groot belang. Het gaat om het vinden van een balans daartussen en die verschilt van situatie tot situatie. Anders gezegd, doen alsof je oké bent terwijl je niet oké bent, is in bepaalde situaties oké. Dat kan de mensen om je heen tegen (onnodige) angst of paniek beschermen en het helpt jou tegen de angst in te blijven functioneren. Conclusie? Je positieve invloed op anderen hangt soms ook af van de angsten die je besluit niet te delen.

Bestaanspijn

Sinds 2013 is 20 maart de International Day of Happiness, Wereldgeluksdag, zo uitgeroepen door de Verenigde Naties.  Op de afgelopen Wereldgeluksdag waren er twee opvallende berichten. Een is dat ons land op de wereldranglijst van gelukkigste landen inmiddels op plaats 5 staat. Het andere is dat volgens een aantal wetenschappers Nederland wat geluk betreft het voortaan vooral zal moeten hebben van het op veel grotere schaal beschikbaar maken van psychotherapie. Want het zijn in toenemende mate psychische problemen die de voornaamste bron van ongezondheid in landen zoals het onze (gaan) vormen. Toch krijgt maar een minderheid (circa 1/3) van de mensen met die problemen hulp. Vooral voor degenen met angststoornissen, al dan niet in combinatie met stemmingsstoornissen, zoals depressie, is er te weinig effectieve hulp. En waar die wel beschikbaar is, zijn de wachtlijsten veel te lang. Dat kost de samenleving door verlies van arbeidsproductiviteit en andere complicaties veel meer dan het op grote schaal en snel beschikbaar maken van psychologische hulp kost. Maar wat vooral zou moeten tellen is dat door te weinig psychologische hulp het lijden van veel mensen – circa 43% kampt op enig moment met psychische problemen – onnodig wordt verlengd of verergerd. Iedere keer als ik een nieuwe patient zie die al te lang op een collega of mij heeft moeten wachten, zit me dat dwars. Niet alleen omdat hun ‘oppervlakkige’ problemen daardoor verergerd zijn – sociale angsten, paniekaanvallen, spanningshoofdpijnen, rouwreacties, stemmingswisselingen, relatiespanningen – maar ook om dat onderliggende existentiele problemen hun leven en levensvreugde verder hebben uitgehold. De vooraanstaande psychotherapeut Irvin Yalom schreef ooit dat een kernprobleem achter veel psychische klachten, bewust of onbewust, bestaansangst is, de moeilijkheid om met de harde feiten van het leven om te gaan. Hij noemt er vier. 1) de onvermijdelijkheid van de dood voor ieder van ons en de mensen waarvan we houden; 2) de vrijheid maar daarmee ook de verantwoordelijkheid om ons leven zelf in te richten; 3) onze ultieme eenzaamheid. We worden alleen geboren en sterven alleen; 4) de afwezigheid van enige vaststaande zin van het leven. Deze vier feiten kunnen we zien als obstakels voor onze ontwikkeling en levensvreugde. Maar we kunnen ze ook zien als uitdagingen en daaraan onze persoonlijke ontwikkeling en groei ontlenen. Zo komt het gezond omgaan met de onvermijdelijkheid van de dood in wezen neer op het leren verdragen van het altijd aanwezige conflict tussen onze wens te blijven voortbestaan en het besef van de onmogelijkheid daarvan. En betekent het psychisch gezond omgaan met onze existentiele keuze-vrijheid ophouden met anderen of externe toestanden verantwoordelijk te stellen voor onze problemen en vooral onze eigen verantwoordelijkheid in deze onderkennen en nemen. En betekent het hoofd bieden aan de fundamentele zinloosheid van het leven inzien dat ons leven haar zin vooral ontleent aan datgene waarvoor wij ons actief inzetten. De ervaring heeft mij inmiddels geleerd, niet alleen in de rol van therapeut maar ook van patient, dat psychotherapie helpt bij die bestaanspijn. Niet zelden is het zelfs levensreddend.