De vraag die velen van ons de komende twee maanden zal bezighouden is wie ons land, en dus ons, de komende vier jaar leiding zullen gaan geven? Psychologisch is dat overigens niet de goede vraag. De goede vraag is: “wie zouden het land leiding moeten gaan geven? Oftewel, wie van de mensen die zich op het ogenblik vooraan op het politieke toneel bewegen, bezitten voldoende van de ingrediënten waaruit goede, effectieve leiders gebrouwen worden? In een enige tijd geleden gepubliceerd artikel getiteld ‘What we know about leadership ‘ in het tijdschrift van de Amerikaanse psychologen wordt leiderschap omschreven als het vermogen anderen te overtuigen om voor een bepaalde periode hun persoonlijke beslommeringen opzij te zetten en gemeenschappelijke doelen na te streven, doelen die belangrijk zijn voor de verantwoordelijkheden en het welzijn van een natie of groep. Wezenlijk voor goed leiderschap is dus overtuiging, niet overheersing. Mensen die anderen kunnen dwingen naar hun pijpen te dansen zijn geen leiders maar heersers (Putin, Kim, Xi e.a.). Zo bezien zijn mededelingen in het TV-journaal, in kranten of op website’s over de Russische, Noord Koreaanse of Chinese leiders misleidend. Van leiderschap is alleen sprake als anderen ervan overtuigd worden om voor een bepaalde tijd de doelen van hun land, gemeenschap of groep als hun eigen te accepteren. Goed leiderschap gaat dus vooral over het bouwen van hechte en doelgerichte gemeenschappen of teams. Falend leiderschap kan daarom dramatische gevolgen hebben. Historische sprekend voorbeeld daarvan is het verschil in leiderschap tussen twee groepen, een Noorse groep onder leiding van Roald Amundsen en een Britse onder leiding van Robert Falcon Scott, die in 1910 in een race verwikkeld waren wie als eerste de Zuidpool zou bereiken. Het Britse team verloor als gevolg van Scott’s autoritaire en daarom falend ‘leiderschap’ niet alleen de race. Zowel Scott als drie van zijn groepsleden verloren daarbij ook het leven. Ruim een halve eeuw onderzoek met betrekking tot stress op de werkvloer toont overtuigend aan dat het meest stressvolle aspect van hun werk voor werknemers is het falen of slecht functioneren van hun leidinggevenden: te (over)heersend en daarmee te vaak grensoverschrijdend of te weinig grensbewakend. Dat geldt in het bedrijfsleven, bij de overheid en voor het leger. De meest gehoorde klachten zijn a) de onwilligheid of het onvermogen om hun gezag te laten gelden en uit te oefenen, zoals in de vorm van te onzeker optreden, het niet aanpakken van konflikten of het medewerkers niet confronteren met konflikten; b) de neiging werknemers te tiranniseren, zoals te weinig verantwoordelijkheden delegeren, al te controlerend te zijn en te doen alsof ‘zij’, de werknemers, minder zijn dan ‘hij/zij’, de ‘leidinggevende. Wat dat laatste punt betreft is opmerkelijk dat veel ‘leidinggevenden’, die intelligent, hardwerkend, ambitieus en technisch zeer competent zijn, toch falen (of een hoog risico lopen dat te doen) omdat ze door werknemers of groepsleden worden waargenomen als arrogant. De conclusie uit de nog altijd veelvoorkomende a) en b) of de combinatie daarvan is dan ook deze: leidinggevenden worden meestal gekozen op grond van zeer gebrekkige informatie over hun feitelijke leiderschapskwaliteiten.
https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Roald_Amundsen_LOC_07622u.jpg