Minder kinderen, beter klimaat?

Twee planeten ontmoeten elkaar. Vraagt de een de ander: ‘Hoe gaat het met je?” “Niet zo goed “ luidt het antwoord. “Ik heb de homo sapiens”. “Maak je geen zorgen” is de reactie. “Ik had ‘m ook, maar hij brengt vroeg of laat zichzelf wel om zeep”. Deze ‘mop’ schoot me te binnen  toen ik onlangs in The Lancet, een vooraanstaand medisch-wetenschappelijk tijdschrift, een studie onder jongeren en jongvolwassenen las naar wat de onderzoekers aanduiden als klimaatangst. De angst die te maken heeft met de toenemende dreiging van klimaatcrises als gevolg van de opwarmende aarde. In totaal werden 10.000 16-25 jarigen uit 10 landen, 1000 per land, in de studie betrokken. Zowel Europese landen als Groot-Britannie en Frankrijk (Nederland helaas niet) als Afrikaanse en Aziatische en de VS. Wat bleek? Een aanzienlijke meerderheid van hen is zeer tot extreem bezorgd over de klimaatveranderingen en ervaart daarover gevoelens als angst, verdriet, boosheid, machteloosheid en schuld. Gevoelens die  een negatieve invloed hebben op hun dagelijks functioneren. Zo’n driekwart rapporteert ook negatieve gedachten over de toekomst, beangstigend, bedreigend. Ruim 80% blijkt van mening dat de hedendaagse mens, de homo sapiens dus, niet goed voor de planeet heeft gezorgd. Velen voelen zich ook verraden door de nalatigheid van hun regeringen in het nemen van de noodzakelijke maatregelen. Maar de uitkomst van de studie die mij het meest heeft geraakt? Afgelopen zaterdagochtend was ik gast in Nieuwsweekend, het radioprogramma van Max op NPO1. Ik werd geinterviewd over de problematiek van grootouders die geen contact (mogen) hebben met hun kleinkinderen. Een van de andere gasten, een vrouw van circa 30, geeft na afloop te kennen  dat ze het volledig eens is met mijn stelling dat grootouderverstoting dom en schadelijk is. Op mijn vraag of ze zelf kinderen heeft, antwoordt ze ontkennend en op mijn vervolgvraag of ze overweegt ooit kinderen ‘te nemen’ geeft ze exact hetzelfde antwoord als zo’n 40% van de ondervraagden in The Lancet studie: hevige twijfel vanwege de klimaatcrisis. Zij en haar partner worstelen met de vraag of het nog wel verantwoord is, je het kinderen nog wel aan kunt doen, ze te zetten op een planeet waarmee het zo snel achteruit gaat. “Aan wat voor toekomst lever je ze uit?”. Dan verwijst ze mij naar een boek, ik kende het niet, getiteld The sky under which we live (De hemel waaronder we leven) van klimaatonderzoeker Kimberly Nicolas. Die stelt dat er vier belangrijke manieren zijn waarop wij onze co2 emissies aanzienlijk kunnen verminderen, te weten: de auto weg doen, niet of nauwelijks meer vliegen, stoppen met vlees consumeren en besluiten niet meer dan één kind te nemen. Wat het laatste betreft, minder nieuwe mensen op de planeet zetten betekent op de korte maar vooral op de lange termijn minder emissie, minder vervuiling van allerlei aard  en mogelijk zelfs minder spanningen tussen volkeren en landen en dus minder oorlog. Is de conclusie dan dat kinderwensen geofferd moeten worden om de planeet te redden? Of kunnen we toch beter een andere planeet opzoeken?

 

 

Image by Prawny from Pixabay

Oekraïners op zolder

Afgelopen dinsdagochtend vroeg werd ik wakker uit een droom of wat leek op een film in een droom. Ik had daarin  een grote grijze wolk gezien met  dreigende beerachtige contouren. Daar was iets mee. Maar een tijdlang kreeg ik niet helder wat. Tot ik opeens op de plaats van ongeveer de rechterheup van het dier een grote donkere plek zag. Een wond zo leek het. Die werd alsmaar groter en er stroomde bloed uit. En rondom die wond stonden kleine wezentjes, een soort getekende mannetjes, die er voortdurend  dingen in gooiden die bloed deden opspatten. Het geheel riep een heftig gevoel van lichamelijke spanning en bijna misselijkheid in me op, die mij uit mijn slaap haalde. Ik ben mijn bed uitgegaan om, wat ik wel vaker doe, droomflarden op te schrijven. Terwijl ik daarmee bezig was, schoot me te binnen dat ik een groot deel van de vorige avond op de televisie via allerlei zenders had gekeken naar de bloedige verwoestingen die de onophoudelijke bommenregen van het Russische leger in tientallen Oekraïnse steden had aangericht. Van een werkelijk duivelse wreedheid waar ik van over mijn nek was gegaan en verschillende keren met woedende uitlatingen op had gereageerd. Woede vooral op ons, op Europa, op de Navo, op de VS, die dat laten gebeuren. Wij Europeanen die laten gebeuren dat, nota bene in het hart van ons eigen continent, een enorme wond, want dat is Oekraïne inmiddels, dag na dag groter, bloediger, onherstelbaarder, ongeneeslijker wordt gemaakt. Oekraïne bloedt dood. Er wordt zoveel gedood, zoveel onleefbaar, zoveel kapot gemaakt, zonder enig uitzicht dat dit proces op afzienbare termijn wordt gestopt, dat nog even en er valt decennia lang daar geen normaal leven meer te leiden. Een nucleaire bom zou het niet veel beter gedaan hebben. Oekraïne zal jarenlang Europa’s open wond zijn. Maar omdat we erbij staan en er naar kijken, laden we  de morele verplichting op ons die wond te verzorgen en alles in het werk te stellen die ooit te helen. Dat zal niet zonder diepe littekens gaan. En niet zonder ingrijpende verplichtingen van onze kant jegens het Oekraïnse volk. Terwijl hun land steeds verder in bloedige puinhopen wegzinkt, moet voor miljoenen Oekraïners voor lange tijd elders een leefwaardig veilig bestaan worden geschapen. Dat zal vooral van en in  Europa moeten komen en een zware last blijken. Maar de bereidheid daartoe zal van ons ook betere mensen maken. Vorige week verscheen het boek Oekraïners op zolder, waarin oud-journaliste Marianne Janssen beschrijft hoe zij en haar man Oekraïnse vluchtelingen voor maanden in hun huis hebben opgenomen, en nog. Het is een openhartig, bij tijd en wijle ontroerend maar vooral leerzaam verslag van wat mensen die alles nog hebben, kunnen betekenen voor mensen die vrijwel niets meer hebben, mogelijk zelfs geen toekomst meer voor hun kinderen. Hoe ze samen kunnen leven, culturele verschillen overwinnen, omgangsafspraken  overeenkomen en omgangswrijvingen kunnen oplossen.Maar vooral hoe uit leed begrip, respect en vriendschap kan opbloeien. Liefde, had ik er ook nog aan toe kunnen voegen.

 

 

Photo by Kedar Gadge on Unsplash

Toekomst of armageddon?

Wat doet de wereldwijde nucleaire dreiging met de psyche van kinderen en jongeren? Maakt het ze angstiger, gedeprimeerder, apathischer? Vraag eens aan jongeren: waar denk je aan als je het woord ‘nucleair’ hoort?. En verwacht dan antwoorden als: ‘aan een reuzepaddestoel, aan de hele aarde één puinhoop, alle gebouwen weg, geen gras meer, geen bomen, geen natuur, geen groen, alleen nog dode mensen, eindeloos veel dode mensen, en niemand die je kan helpen’. Aldus enkele antwoorden die 14-15 jarige Amerikaanse scholieren enkele decennia geleden gaven op een enquete naar hoe de dreiging van een nucleaire ramp of oorlog hun denken en toekomstbeeld beinvloedt. Op de vraag of ze weleens aan zo’n ramp of oorlog denken antwoordde driekwart dat ze dat doen, maar bijna eenderde dat ze dat vaak  doen. Op de vraag of ze denken een nucleaire oorlog te kunnen overleven antwoordde de meerderheid dat dit zeer onwaarschijnlijk of zelfs uitgesloten is. En op de vraag of een nucleaire oorlog waarschijnlijk is, antwoordde een derde dat uitroeiing van de mensheid door nucleaire of biologische wapens naar alle waarschijnlijkheid nog tijdens hun leven zal plaatsvinden. We weten niet of het beeld dat hieruit naar voren komt indertijd ook gold voor jongeren uit andere landen dan de VS en of het nu ook nog geldt.  Maar ik acht het zeer waarschijnlijk. Sterker nog, ik vermoed dat het nu nog meer geldt dan toen. Gezien de enorme toename van het aantal nucleaire wapens in de wereld, van het aantal en de aard van de landen dat erover beschikt en gezien de recent toegenomen openlijke nucleaire dreigementen vanuit Moskou naar Washington en omgekeerd. Waarbij zelfs de meest verschrikkelijke termen niet worden geschuwd. Zoals Armageddon, letterlijk ‘waar de kwade, duivelse, demonische krachten zich zullen verzamelen en zullen proberen de ondergang van de wereld te bewerkstelligen’. Een vraag die mij als psycholoog vooral bezighoudt is: wat betekent dit alles voor het toekomstgeloof en emotioneel welbevinden van jongeren? Triest veeltekenend antwoord van een jongere uit de Amerikaanse studies: “Toekomst? Ik denk dat we de toekomst niet halen”. Hoe zit het met de Russische jongeren? Daar is indertijd ook onderzoek naar gedaan. Enigszins tot mijn verrassing bleek dat zij met dezelfde nucleaire angsten kampen als de Amerikaanse. Wel schatten ze hun kansen een nucleaire oorlog te overleven aanzienlijk lager. Maar(!) hun mogelijkheid die te voorkomen hoger. Alle reden mijns inziens om de bovengenoemde onderzoeken nu te herhalen en, aangenomen dat de uitkomsten globaliter overeenkomen met die van toen, delegaties van jongeren uit Oekraine, Rusland en de VS tijdens een langdurige wapenstilstand machtigen vredesonderhandelingen te voeren. Op het spel staat immers hun toekomst met elkaar. Dus moeten zij ook de eerste en zwaarste stem hebben. Wij, ‘grown-ups’, kunnen het echt niet langer maken jongeren te doen opgroeien in een wereld in de toekomst waarvan zij niet geloven. Of zoals een Russische  jongere het verwoordde: “ik denk steeds dat ik later astronaut wil worden, maar ik denk ook steeds dat ik daar maar beter niet in kan geloven”.

 

 

Image by Daniel Reche from Pixabay

Persoonlijkheidslift

Stel je voor dat het mogelijk is je persoonlijkheid te laten ‘liften’, net zoals dat kan met je gezicht of lichaamsvormen. Zou je daar gebruik van maken? En welk aspect van je persoonlijkheid zou je het eerst onder handen laten nemen? Is dat je verlegenheid,  nervositeit, jalouzie, ijdelheid, neiging tot opscheppen, gelijk willen hebben, altijd alle aandacht opeisen, hebzucht, overgevoeligheid voor kritiek, wraakzucht of neiging tot overdrijven? Of heb je geen van die eigenaardigheden? Geldt voor jou wat Oscar Wilde, een van de meest populaire (toneel)schrijvers en dichters uit de tweede helft van de negentiende eeuw, van zichzelf zei: “Zelf heb ik dat soort neigingen niet, maar ik moet toegeven dat ik vermoedelijk een uitzondering ben”. In een prikkelend en wijs boekje getiteld The conquest of happiness (De verovering van Geluk) schreef een bijna tijdgenoot van Wilde, de wiskundige en filosoof Bertrand Russell: “De meeste mensen klagen wel over hun geheugen maar zelden over hun persoonlijkheid”. Maar waarom eigenlijk? Te confronterend? Of Is het omdat we van mening zijn dat achteruitgang van het geheugen ons overkomt, we daar nauwelijks invloed op hebben, terwijl ‘achteruitgang’ van onze persoonlijkheid in aanzienlijke mate onze eigen keuze kan zijn? Je kunt immers beslissen koppiger, hebzuchtiger, minder invoelend enzovoorts te zijn. Dat brengt me op een belangrijk punt. Uit onderzoek blijkt dat bereidheid tot zelfverbetering van je persoonlijkheid bijdraagt tot de kwaliteit van je leven en dat van de mensen om je heen. Omgekeerd leidt ‘persoonlijkheidsverwaarlozing’ tot afbraak van je kwaliteit van leven, van relaties met anderen alsook en van je toekomstperspectief. Een persoonlijke ervaring als illustratie. Ooit werd ik uitgenodigd te solliciteren naar de functie van Ombudsman bij de Wereldbank. Na twee sollicitatierondes, een schriftelijke en een in Parijs, werd ik uitgenodigd voor een volgende in Washington. Dat verliep niet goed. Terugkijkend heb ik mijn kansen vooral  verspeeld, denk ik, door mijn antwoord op de  vraag of ik iets aan mijn persoonlijkheid zou willen veranderen. Een volstrekt onverwachte en spannend kwetsbare vraag. Ik dacht nadenktijd te winnen én grappig te wezen door een tegenvraag te stellen: “Hoeveel tijd hebben we?” Waarop heel droog de reactie kwam “U kent u zelf het beste. Dus zoveel als ú denkt nodig te hebben”. Dat bracht me flink van mijn apropos. Juist als psycholoog die zulke vragen vaak aan  anderen stelt, had ik er niet alleen op voorbereid moeten zijn maar ook in mijn antwoorden moeten laten doorklinken dat en waarom zelfbewustzijn/zelfkennis en zelfverbetering voor de mensen waarmee ik werk en voor mijzelf uiterst belangrijke kwesties zijn. In plaats daarvan ging ik in de verdediging door het vooral te gaan hebben over ‘dingen’ die ik wel goed kon. Me gaandeweg het gesprek daarvan bewust wordend, heb ik nog getracht te redden wat er te redden viel. Onder andere door toe te geven dat ik anderen en ook mezelf niet gemakkelijk ‘fouten’ of ‘missers’ vergeef. Dat mocht niet meer baten. Vandaar dat ik terug uit Washington toch maar weer eens een afspraak heb gemaakt voor een persoonlijkheidslift. Voor mezelf.

Is hel mannelijk?

“Ik ben de oorlog beu en spuuzat. De glorie ervan is alleen maar gezwam. Oorlog is hels“. Aldus William Sherman (1820-1891), een van de militair meest succesvolle leiders tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog in een toespraak in 1879 tot officieren in opleiding. Sherman, die zelf tijdens die oorlog met zijn legers herhaaldelijk op gruwelijke wijze te keer was gegaan,  blijkt zich maar al te goed gerealiseerd te hebben, dat, in zijn woorden,  ‘de mens het meest te duchten heeft van zijn eigen soort’. Wat hij vergat, of mogelijk zich ook niet gerealiseerd heeft, is in plaats van over ‘mens’ over ‘man’ te spreken. Oorlog, de hel, ik zeg het met schaamte en verdriet, is eerst en vooral ‘Mannersache’. Mannen, mannen, alleen maar mannen. De politici die zich over de oorlog uitspreken, de legerwoordvoerders die krijgsverschuivingen komen verklaren, de soldaten in actie op de slagvelden, de ‘deskundigen’ die aan de tafels van actualiteitenrubrieken leeglopen.  Voor zover de media vrouwen tonen, is dat vooral in de rol van slachtoffer, huilend om de vernietiging van hun huis en haard, het dodelijk verlies van hun man of zonen, of in paniek vluchtend voor het onheil van de naderende vijanden, ook vrijwel zonder uitzondering mannen. Het lijkt wel alsof oorlog de man in zijn traditionele machtsgeweldspositie herstelt en de vrouw terugjaagt in haar  kwetsbare volgzaamheid van eertijds. Ook in woorden. Waar het gaat om onschuldige burgerslachtoffers hebben de media het vrijwel alleen over de geschatte aantallen gedode  vrouwen en kinderen. En dat op een manier alsof er tussen die twee nauwelijks verschil bestaat. Alsof vrouwen een soort kinderen zijn, even onschuldig en hulpeloos. Oorlog is mannenwerk. Daarom ook zijn in oorlogstijd vrouwen het onschuldige, en mannen het schuldige geslacht. En daarom kan het geen hond wat schelen als er mannen sneuvelen. Niet als die mannen gewone burgers zijn, en  helemaal niet als het soldaten zijn. Een soldaat is geen slachtoffer, maar oorlogspuin. Tenminste als het een vijand is. Dode soldaten zijn niet zonen, vaders, geliefden, vrienden, maar oorlogsafval, tuig, dat ondergeschoffeld, verbrand, opgeruimd moet worden. Niets om verder woorden, beelden of handen aan vuil te maken. Dat doen de media en wij dan ook niet. En zo kan het dat doorheen heel Oekraine vele duizenden dode lichamen van jongens en mannen liggen over wie de wereld geen traan zal laten en voor wie dat wel doet, troost vrijwel onvindbaar is. Daarin, in die poolkoude onverschillige vernietiging van een groot deel van huidige generaties mannen aan beide kanten van het front, ligt de werkelijke tragedie van deze oorlog. Een tragedie die de komende tijd door mobilisatie van reservisten aan Russische kant, enkel mannen, en de onvermijdelijke tegenreacties van de Oekrainse, met honderduizenden verder zal oplopen. Terwijl als er iets moet stoppen het ‘t geweld van mannen tegen mannen is. Maar juist dat is vrijwel nergens op deze planeet topprioriteit. Ook  niet onder vrouwen, zo lijkt het. Terwijl misschien juist van hen de tegenbeweging moet komen. Vrouwen, hou in Godsnaam massaal je mannen tegen de hel in te gaan.

 

 

Image by Enrique from Pixabay 

For Russia with love

Het beeld sneed mij indertijd door merg en been en dat deed het nu opnieuw. Michael Gorbatsjow, ooit Rusland’s machtigste man en onlangs, op 30 augustus 91 jaar oud gestorven, die zich, het is dan 20 september 1999, over zijn dode Raisa buigt en haar voor de laatste maal kust. Zijn gezicht en lichaamshouding toonbeeld van ontroostbaar verdriet. Het beeld een aanklacht tegen het leven zelf. Alle liefdes, zelfs de grootste, de innigste, breekt ze, maakt ze kapot. Buiten het gebouw in Moskou, waar Raisa lag opgebaard, stonden dagenlang talloze Russen. Hoewel noch Michael noch Raisa populair waren bij het volk, het zag hen vooral als de slopers van het machtige Sovjetrijk, waren de mensen toch gekomen. Ook Russen herkennen grote liefdes. Beiden student en nauwelijks twintig jaar oud, ontmoetten ze elkaar op dansles. Liefde op het eerste gezicht. Vrijwel onafscheidelijk in de daarop volgende 47 jaar. Waar Michael was, was Raisa. Het leverde haar veel kritiek op. ,,Waarom moet zij altijd met hem mee?”. In een land waar politiek een zaak van mannen was en is, is een vrouw die er voortdurend bij is, verdacht. Behalve uiterlijk zeer aantrekkelijk, beschouwden ze elkaar ook als hun beste leermeester, adviseur en criticus. Michael probeerde ook in de periode dat hij partijleider en dus baas van de Sovjet-Unie was, al zijn ideeen, en die waren niet alleen voor de Russen maar ook voor ons in het Westen shockerend, zoals het openen van het ijzeren gordijn en het afbreken van de muur, eerst op Raisa uit. Zij was steeds zijn eerste klankbord. Want hij wist dat zij hem altijd openlijk, zonder iets achter te houden uit vrees hem te kwetsen of teleur te stellen, zou antwoorden. Zoals zij van hem wist dat hij haar steeds deelgenoot maakte van wat hij dacht, voelde, zich voornam. In van Dale komt het russische woord glasnost, openheid, voor met de toevoeging: ‘openheidspolitiek in de voormalige Sovjet-Unie die door partijleider Gorbatsjow in gang is gezet’. Dat is fout. Die politiek is in gang gezet door de glasnost in de relatie tussen Michael en Raisa en in zekere zin is ze daar zelfs het spiegelbeeld van. Misschien is het de romanticus in mij die me het doet zeggen, maar ik geloof dat grote liefdes de wereld kunnen veranderen. Ten goede, met hoeveel pijn de veranderingen ook gepaard kunnen gaan. Met de dood van Raisa en daarmee de dood van een grote liefde kwam ook een goede kracht in het leven aan zijn einde. Dat verlies is door velen in het beeld van die laatste liefdeskus gevoeld. Maar behalve van verdriet en verlies is het beeld ook van een onnavolgbare emotionele schoonheid. Zelden werd de liefde van een mens voor een mens, van een man voor een vrouw zo ‘glasnost’, zo open, zo authentiek, getoond als in die laatste kus. Wij stonden erbij en keken ernaar en, als we nu terugkijkend iets begrijpen dan is het wel dat Rusland een grote liefde weer ontzettend nodig heeft.

 

 

Copyright foto RIA Novosti, licentie-informatie: https://commons.wikimedia.org/wiki/File:RIAN_archive_855139_Raisa_Gorbachev_and_Mikhail_Gorbachev_during_the_official_farewell_to_Maumo_Koivisto.jpg

Onderwijsoorlog te winnen

Sinds enige tijd zie ik ze s’ochtends vroeg weer in grote aantallen langs mijn huis fietsen. Jongeren op weg naar school. En zoals ieder jaar weer komt bij mij de vraag op: zijn ze op weg naar het juiste onderwijs? En al jaren is mijn antwoord: ik betwijfel het. Waarom? Laat ik de uitleg daarvan beginnen met een prikkelende vraag. Welke van de volgende eigenschappen voorspelt het best studiesucces in het middelbaar, hogeschool- of universitair onderwijs? Is dat (a) interesse? (b) IQ (intelligentie)? (c) ijver? of (d) zelfbeheersing? Het komt zelden voor dat als ik de vraag aan een groep docenten stel, de meerderheid het juiste antwoord geeft. Dat is: zelfbeheersing (‘selfcontrol’ in het Engels). Natuurlijk doen de andere factoren er ook toe, maar niet in die mate dat zelfbeheersing dat doet. Dat wordt duidelijk als ik de vijf vaardigheden die tezamen zelfbeheersing of zelfcontrole bepalen, toelicht. 1. Zelfbewustzijn of je eigen gevoelens (her)kennen. Een gevoel kunnen herkennen en verwoorden op het moment dat het gebeurt – is de hoeksteen van zelfbeheersing. Onvermogen gevoelens waar te nemen betekent vaak aan de genade ervan te zijn overgeleverd. Meer bewust van je gevoelens betekent daarom een betere piloot van je eigen leven zijn en zekerder van hoe je je werkelijk voelt over de belangrijke persoonlijke beslissingen in je leven. 2. Het omgaan met gevoelens. Het gaat hier om het vermo¬gen om jezelf gerust te stellen of te kalmeren, angst te tolereren, irritatie binnen de perken te houden en met somberheid kunnen omgaan. Cruciale voorwaarden voor succes en geluk in het leven. 3. Je zelf kunnen motiveren. Gevoelens, of de daarmee verbonden energie, in dienst kunnen stellen van langere termijn doelen – zelfbeheersing in de vorm van bevrediging uit kunnen stellen en (afleidende) impulsen kunnen beheersen – zijn essentieel voor creativiteit en het leveren van belangrijke prestaties op school en daarbuiten. 4. Het herkennen van gevoelens bij anderen. Empathie, de vaardigheid om de aard en de intensiteit van gevoelens van anderen te kunnen waarnemen, is ‘de basale mensen-vaardigheid’. Mensen die empathisch zijn stemmen beter af op de subtiele signalen die anderen uitzenden over waar zij behoefte aan hebben of wat hen bezighoudt. Meer empathie betekent zowel beter funktioneren in allerlei ‘zorg’ beroepen, alsook als leiders van (onderzoeks)teams of bedrij¬ven en in intieme relaties. 5. Het opbouwen en onderhouden van relaties. Omdat ons bestaan in wezen een ‘in verband staan’ is, zijn onze sociale vaardigheden of het gebrek daaraan medebeslissend voor hoe ons leven zal verlopen en wat we daarin zullen klaar spelen. Natuurlijk verschillen mensen in hun aangeboren aanleg op deze vijf psychologische vaardigheden, zoals ze ook in aanleg verschillen in academische vaardigheden (rekenen, taal…etc). Maar net als daar, geldt ook voor psychologische vaardigheden dat er een hoop valt (bij) te leren. Je zou daarom verwachten dat onderwijsinstellingen zwaar inzetten op lesprogramma’s zelfbeheersing en op het bijhouden /rapporteren van vorderingen van leerlingen/studenten in dit opzicht. Maar ook daar blijkt de komende jaren nog een oorlog te winnen.

 

 

Image by 潜辉 韦 from Pixabay

Het enige dat telt

Afgelopen zaterdag, 10 september, World Suicide Prevention day (WSPD). De dag waarop door de VN wereldwijd bizondere aandacht wordt gevraagd voor de problematiek van zelfdoding of suicide. Ik was in 2003 betrokken bij de organisatie van de eerste WSPD, onder andere als oprichter van de International Academy of Suicide Research. In volgende jaren ben ik in wisselende mate betrokken gebleven totdat ik in 2016 uit onvrede met de bereikte vorderingen besloot om op 23 september van dat jaar, precies 13 (!) dagen na de WSPD, daarvoor aandacht te vragen door een conferentie te organiseren onder de titel ‘Suicide Preventie: Waarom faalt het?’ Dat had ik dit jaar opnieuw kunnen doen. Want het schiet wereldwijd en nationaal nog altijd niet op met de suicide preventie. De suicidesterfte zal komende jaren vrijwel zeker sterk toenemen. Wereldwijd, ons land niet uitgezonderd, buitelen een aantal crises – oorlog, armoede, vluchtelingenstromen, klimaatveranderingen, pandemieen, zorgstructuur-ontwrichtingen en relatie-calamiteiten (denk aan toegenomen aantal echtscheidingen) – over elkaar heen die zonder enige twijfel sociale en psychische ontwrichtingen (verder) teweeg zullen brengen waarvan al decennia bekend is dat ze ‘suicidogeen’ zijn. De gebruikelijke preventie- en interventie-methoden zoals door psychologen, psychiaters en grote groepen ‘ervaringsdeskundigen’, vrijwilligers en lotgenoten daartegen teweer gebracht, blijken tegen die ontwrichtingen niet opgewassen. Niet dat ze niets doen. Maar ze doen te weinig en zullen daarom de suicidesterfte-statistiek niet omlaag brengen. Dat is overigens mede gevolg van het feit dat die methoden teveel korte termijn gericht zijn. Voornamelijk aandacht besteden aan wat te doen in de uren, dagen of weken rondom een suicidale crisis. Natuurlijk is het belangrijk en zinvol om mensen in het algemeen of in de directe omgeving van een suicidale persoon duidelijk te maken hoe te communiceren en reageren. Maar waar het gaat om grootschalige en duurzame preventie moet deze vraag centraal staan: ‘wat kunnen we doen om kinderen en jongeren nú uit te rusten met de vaardigheden die ervoor zorgen dat ze stráks, op (jong)volwassen leeftijd, beter bestand zijn tegen mentale en sociale stressoren en crises en de suicidale gedachten, impulsen of verleidingen die deze dikwijls met zich meebrengen? We kennen het antwoord: bevorder de mentale gezondheid en levensvaardigheden van kinderen en jongeren en leer hen met behulp daarvan om te gaan met levensproblemen inclusief suicidale crises en impulsen. We hebben ook de middelen daarvoor, zowel wat betreft de plaatsen – scholen, verenigingen, theaters, sociale media – als de materialen, de handleidingen. Maar het ontbreekt ons nog altijd aan visie, inzet en durf die grootschalig in te zetten. Toen een collega en ik een handleiding voor het denken over suicide  voor jongeren publiceerden viel ¾ Nederland over ons heen met het verwijt dat we daarmee jongeren de dood in dreven en het suicidecijfer onder hen sterk zou stijgen. Dat is niet gebeurd. Integendeel. Naar hun eigen zeggen` heeft het velen juist geholpen een (hernieuwde) keuze voor het leven te maken en heeft het mensen uit hun omgeving op een goede manier bij die keuze betrokken. En is dat niet het enige dat telt?

Dank aan de monnik

Vanaf het terras van mijn kamer op de eerste verdieping van mijn hotel kijk ik uit op het spiegelgladde water van het meer van Bled, op het kasteel op de rots aan de overkant en op het eiland met kerkje en toren midden in het meer. Het panorama is van een schoonheid en stilte die me nooit verveelt maar altijd weer innerlijk betoverend raakt. Alsof ik rondwaar in een sprookjesboek. Reden waarom ik hier al 21 jaar voor enkele weken terugkeer. Af en toe komen er op het pad beneden mij wandelaars voorbij. Ze zien mij niet. Tenzij ze toevallig een keer omhoog kijken wat zelden gebeurt. Waarschijnlijk omdat de bizondere omgeving op ooghoogte ook hun aandacht opeist. Het geeft mij soms het ietwat ongemakkelijke gevoel aan het spioneren te zijn. Maar deze middag speelt niet dát maar voornamelijk nieuwsgierigheid op.Er kom een monnik voorbij, althans dat vermoed ik vanwege zijn lang bruin gewaad, zijn kaalgeschoren hoofd en zijn in mijn ogen vredig-vriendelijke gezichtsuitdrukking. Nog nooit eerder heb ik hier een monnik gezien en kijk ‘m daarom een tijdlang in gedachten na. Waardoor ik niet meteen in de gaten heb dat er meerdere monnikken aankomen, zeker een twintigtal. Sommige alleen lopend, anderen in groepjes. Mijn nieuwsgierigheid niet langer kunnen bedwingen, spreek ik van bovenaf een van hen aan: “Can I ask you a question?”. Hij blijft staan, merkt mij naar boven kijkend op en antwoord uiterst vriendelijk: “Sure!”. Ik vrees dat ik hem vervolgens zo’n beetje het habijt van het lijf heb gevraagd, varierend van waar ze vandaan komen (“Vietnam”), wat hij van Bled vindt (“a place of love”) en welke landen ze bezoeken (o.a. Boedhistische centra in Frankrijk en Zwitserland). Als ik hem tenslotte vraag wat ze hopen op hun reis met name beter te leren kennen is zijn antwoord even direct spontaan als roerend bescheiden: “Ourselves”. Als ik enige dagen later een Bledse vriend, die jaren in de hotelbusiness heeft gewerkt, vertel  over de ontmoeting met de monnik, reageert hij bijna opgetogen instemmend. “Dit is waartoe ik mensen altijd heb geprobeerd aan te moedigen.Zie reizen eerst en vooral als een  kans om jezelf en je eventuele reisgenoten beter te leren kennen.En durf het aan, zoals die monniken het blijkbaar aandurven, om al reizend elkaar vragen te stellen waardoor je je eigen aard en die van de ander beter leert kennen”. En dan vertelt hij al jaren lid te zijn van een Proust-gezelschap, genoemd naar de beroemde Franse schrijver Marcel Proust (1871-1922) die ooit een lijst van circa 35 vragen heeft samengesteld en mensen tijdens maaltijden, reizen en zelfs (verjaardag’s)feestjes  aanspoorde die voor zichzelf en/of anderen te beantwoorden. Vragen varierend van “wat maakt je het gelukkigst?” via “welke eigenschap/neiging  van jezelf betreur je het meest” en “hoe zou je willen sterven? tot “wat is je levensmotto? Ik ben inmiddels bezig de lijsten van Proust en navolgers persoonlijk en wetenschappelijk bij de schaven. Het resultaat daarvan laat ik zsm weten. Met dank aan de monnik in Bled.

 

 

Image by Peter H from Pixabay

Diagnostische etikettenplakkerij

Er zijn weinig diagnoses in en buiten de gezondheidszorg die zozeer misbruikt worden als de diagnose persoonlijkeidsstoornis. Ik heb het vooral over de ‘diagnoses’ narcistische, dwangmatige, antisociale, theatrale, vermijdende en borderline persoonlijkheidsstoornis waarmee psychiaters, psychologen, de media en het grote publiek pogen iemand’s meest opvallende emotionele en gedragspatronen van een onthullend etiket te voorzien. Neem Donald Trump, mogelijk straks opnieuw president van de VS. Die is in wetenschappelijke publikaties, in boeken van onder andere van zijn nichtje Mary, psychologe, en door tal van populaire media van onder tot boven  beplakt met het etiket narcistische persoonlijkheidsstoornis. Terecht? En kennen  en begrijpen we Trump beter dankzij deze ‘diagnose’? Of is hier sprake van pseudo-kennis door etikettenplakkerij? Van een ‘gestoorde’ persoonlijkheid is sprake bij mensen die a) meerdere eigenschappen of neigingen, zoals ongevoeligheid, aanmatiging, zelfverheerlijking en achterdocht, in een zodanige sterke mate bezitten dat ze zich daardoor jarenlang in allerlei situaties gedragen op een manier die duidelijk onaangepast is: b) voortdurend problemen hebben in het opbouwen en onderhouden van relaties met anderen (thuis, werk, vrije tijd); c) zelf sterk onder a) en b) lijden en/of daardoor bij anderen veel lijden veroorzaken. Zijn deze drie voorwaarden bij Trump vervuld? Ik ben geen publikaties tegengekomen waarin ze op een overtuigende manier worden aangetoond. En dat zal zo blijven gezien de reeks van persoonlijke, zakelijke en politieke successen die hij op zijn naam heeft staat. Maar er zijn meer redenen tot twijfel aan de narcisme-diagnose. Die suggereert dat er maar één enkel type narcistische persoonlijkheidstoornis bestaat en dat is die van Trump, het zogenaamd ‘grandiose’ type (‘het is moeilijk bescheiden te zijn voor wie zo goed is als ik ben’). Maar onderzoek laat zien dat er meerdere ‘meng’types zijn, onder andere het ‘kwetsbare’ type. Kenmerk daarvan is een overmatig sterke reactie op kritiek en beledigingen door anderen en een uitermate lage frustratie-tolerantie waardoor ze uiterlijk of innerlijk van streek kunnen raken over zelfs de meest onbetekenende kwesties. Dit als gevolg van een lage zelfwaardering, gevoed door jaloezie op de capaciteiten en successen van anderen en schaamte over eigen herhaalde fouten en tekortkomingen. Schaamte die voor anderen zoveel mogelijk verborgen wordt gehouden. Door de meeste mensen, ook de ‘deskundigen’, is voor de diagnose bij Trump uitsluitend naar het grandioze type gekeken. Maar bepaald niet uitgesloten is dat vooral meerdere kenmerken van het kwetsbare type bij hem aanwezig zijn. Hoe gek het daarom ook klinkt, gezien de enorme omvang van wat er over hem gezegd en geschreven is, weten we diagnostisch nog altijd te  weinig van Donald. Het uitsluitend hameren op zijn grandioos-narcisme is daarom vooralsnog weinig anders dan een populaire psychologische scheldpartij. Soortgelijke scheldpartijen vinden overigens soms ook plaats bij mensen die van andere persoonlijkheidsdiagnoses worden ‘verdacht’, zoals de antisociale (vroeger ‘psychopathische’ ) en obsessief-compulsieve (vroeger ‘dwangmatige) persoonlijkheidsstoornis. Hoe terecht daarom dat de Wereld Gezondheids Organisatie begin dit jaar een proces is gestart waardoor in de toekomst die onverantwoorde etikettenplakkerij  moet stoppen. Als het aan mij ligt, wordt het voor psychiaters en psychologen zelfs meteen ten strengste verboden.

 

 

Image by Sam Williams from Pixabay